• No results found

3 Voornaamste bevindingen

3.4 Efficiëntie

3.4.1 Capaciteit van de partners

In het algemeen is er een grote diversiteit in de capaciteit van de uitvoerende partners, vooral door de verschillende modaliteiten die worden aangewend.

3.4.1.1 Ondersteuning van en via overheidsinstellingen

Het vertrouwen in PROSAUDE is langzaam aan het terugkeren en andere donoren overwegen (opnieuw) toe te treden tot het gemeenschappelijk fonds. De toegenomen versnippering van de donorsteun sinds de

Beoordelingsvragen:

• Hoe efficiënt is de coördinatie en samenwerking met partners en andere donoren?

• Wat zijn de sterke en zwakke punten van de samenwerking met de verschillende partners? Is de beheerscapaciteit en de monitoring- en evaluatiecapaciteit van de partners voldoende om een succesvolle en tijdige uitvoering van de programma's te waarborgen?

• Is de financiële implementatie doeltreffend? Werden de betalingen tijdig verricht? Zijn het financieel toezicht en de evaluatie en de organisatie van de audits toereikend?

Voornaamste bevindingen:

• Er is een hoge mate van coördinatie met andere PROSAUDE-partners, maar er is ruimte voor verbetering voor de coördinatie en samenwerking tussen de verschillende projecten die door de VR op centraal en provinciaal niveau worden ondersteund. De technische en politieke rol en hoedanigheid van de Adjunct Algemeen Afgevaardigde van de VR worden door de partners, waaronder de overheidsinstellingen, zeer gewaardeerd.

• De management- en M&E-capaciteit varieert sterk tussen de verschillende uitvoerende partners. In het algemeen vergt de ondersteuning en begeleiding van de (internationale) nog's een aanzienlijke inspanning van de Adjunct Algemeen Afgevaardigde van de VR.

• Over het algemeen is de financiële implementatie efficiënt. Er zijn enkele verschillen tussen de oorspronkelijke begroting en de effectieve implementatie, wat tot op zekere hoogte gevolgen heeft gehad voor de efficiëntie van CSP III, maar niet noodzakelijkerwijs op de doeltreffendheid.

schuldencrisis van 2016 heeft echter ongetwijfeld niet alleen een negatieve invloed gehad op de doeltreffendheid van het gezondheidsstelsel, maar ook op de efficiëntie.

Wat efficiënte processen betreft, hebben de PROSAUDE-partners en het MISAU lang nodig gehad om overeenstemming te bereiken over een procedurehandboek. Het goedgekeurde handboek wordt momenteel geïmplementeerd en draagt zeker bij tot een grotere efficiëntie. Bij het uitwerken van de handleiding en het gemeenschappelijk fonds zelf werd echter rekening gehouden met een veel groter bedrag aan middelen. Momenteel stroomt er jaarlijks ongeveer 20-30 miljoen USD door PROSAUDE, terwijl het ontworpen is voor ongeveer 150 miljoen USD. Bijgevolg worden de procedures voor het beheer van een relatief laag bedrag aan middelen momenteel zowel door het MISAU als door de partners als zwaar beschouwd. Binnen het MISAU werd een speciale technische eenheid opgericht om PROSAUDE te coördineren, de zogenaamde 'Technical and Programmatic Unit' (technische en programmatische eenheid). De eenheid wordt momenteel gefinancierd door de leidende donor van PROSAUDE, Italië, maar er zijn besprekingen aan de gang om de eenheid in de toekomst te financieren vanuit de middelen van PROSAUDE. Volgens de meeste informanten zijn de algemene prestaties en efficiëntie aanzienlijk verbeterd. Gezien het relatief lage bedrag binnen PROSAUDE werkt het personeel nu ook aan andere taken, en in de context van EDC en de lagere transactiekosten, wordt momenteel gesprekken gevoerd over hoe de eenheid ook taken op zich kan nemen die verband houden met het beheer van andere donorfondsen zoals het Global Fund, Gavi en GFF.

De beheerscapaciteit op decentraal niveau wordt als minder optimaal beschouwd. Hoewel er geen middelen rechtstreeks naar het DPS in Tete vloeien (behalve via PROSAUDE), heeft het DPS in Tete de door Vlaanderen via Enabel verstrekte TA niet goed beheerd en gebruikt.

Het verbeteren van de institutionele capaciteit van het INS is een belangrijke doelstelling van het BICMINS III-project. Deze component wordt zeer gewaardeerd door het INS en is in feite de enige steun gericht op institutionele versterking in vergelijking met andere financieringsbronnen. De resultaten in termen van beheerscapaciteit zijn echter nog niet volledig zichtbaar. Momenteel wordt het werk gedaan door een projectcoördinator, een logistiek medewerker, een toegewezen accountant en een assistent, zoals voorzien in het projectvoorstel. De monitoring en opvolging van het project vergen echter nog steeds een aanzienlijke inspanning, ondanks de geplande steun van het ITG. Daarom was het INS van plan om ook een speciale projectmanager aan het team toe te voegen, maar blijkt de aanwerving geen sinecure vanwege de beperkte financiële middelen die voor deze functie begroot werden.

3.4.1.2 Ondersteuning van en via multilaterale organisaties

"Het verbeteren van de kwaliteit van het verloskundig personeel in de provincie Tete" is een gezamenlijk programma van UNFPA en de WHO, waarbij UNFPA de leiding heeft. Terwijl binnen het gezamenlijke programma de rol van de WHO er louter in bestaat om de basis- en eindbeoordeling van de pre-service opleidingsinstelling te verrichten, ontving de WHO ook directe steun van de VR voor het verlenen van technische assistentie om de capaciteit van gezondheidsopleidingen verstrekkende instellingen te verhogen door het pre-service leerplan van de SMI-verpleegkundigen op middenniveau bij te werken en te valideren, en voor het bepalen van strategieën voor praktijkopleidingen evenals voor het opzetten van een kwaliteitscontrolesysteem in de geselecteerde ziekenhuizen voor het toezicht op en de registratie van overlijdens van moeders en zuigelingen.

Verder was de WHO tevens begunstigde van de steun van Vlaanderen tijdens de vorige CSP's, waarbij Vlaanderen het salaris van een medewerker van de WHO hielp betalen. Hoewel deze directe link met de WHO verdwenen is, is de relatie nog steeds goed en wordt hun samenwerking zowel langs de kant van de WHO als langs de kant van Vlaanderen gewaardeerd.

De beheerscapaciteit van deze multilaterale organisaties is over het algemeen toereikend. Een belangrijk voordeel zijn de beproefde VN-boekhoudsystemen en het feit dat multilaterale organisaties gewend zijn om nauw samen te werken met overheidsinstellingen. Daarnaast zijn UNFPA en de WHO eveneens gewend om rechtstreeks samen te werken met (internationale) ngo's en zijn ze proactief in het oplossen van problemen. UNFPA en de WHO zijn tevens vertrouwd met financieringsbronnen via bilaterale overeenkomsten met overheden. Zo voert het UNFPA momenteel een soortgelijk project uit als het ICST met de steun van DFID. De administratieve eisen die de donoren aan deze multilaterale organisaties stellen, verschillen van donor tot donor. Informanten stelden in dit verband dat Vlaanderen vrij veeleisend is op het vlak van financiële verantwoording en dat het alleen fondsen zal uitbetalen als alle eerdere uitgaven voldoende gemotiveerd werden. Het lijkt evenwel een risico in te houden dat de efficiëntie afneemt door de extra inspanningen die nodig zijn om aan deze eisen te voldoen, en door de vertraagde betalingen. Een voordeel voor de VR is dat UNFPA zijn fondsen voor het onderdeel van het ICST gedeeltelijk rechtstreeks doorstuurt naar het DPS in Tete, en deze fondsen en de bijbehorende verantwoording rechtstreeks met het DPS beheert.

Ook de monitoring- en evaluatiecapaciteit van zowel de WHO als UNFPA worden toereikend geacht. De kwaliteit van de tot nu toe ingediende verslagen is naar behoren. De WHO zal de eindevaluatie van dit project voor haar rekening nemen, terwijl UNFPA momenteel een interne evaluatie plant met betrekking tot de verbeteringen in termen van theorie, praktijk en houding van de opgeleide SMI-verpleegkundigen.

3.4.1.3 Rol van Enabel bij het contracteren van TA voor GTAF en DPS Tete

De efficiëntie van de technische assistentie is niet volledig afhankelijk van de beheerscapaciteit van de uitvoerende partner. In dit opzicht is er een opvallend verschil tussen de efficiëntie van de TA aan de GTAF en de TA aan het DPS in Tete, ook al worden deze door dezelfde uitvoerende partner (Enabel) verstrekt.

Over het algemeen wordt de voortzetting van de TA aan de GTAF in het kader van het huidige CSP III door Enabel gekenmerkt door een efficiënt proces op het gebied van werving, contractering, beheer en monitoring. De TA voor het DPS in Tete was echter een nieuwe functie en er waren duidelijk meer uitdagingen. Er bestond dus een misverstand over de rollen en verantwoordelijkheden tussen Enabel en de VR tijdens de aanwerving en contractering van de TA, wat tot vertragingen bij het sluiten van de contracten leidde. Bovendien stelde het MTR-team vast dat de monitoring en opvolging van de TA in Tete door Enabel slechts zeer beperkt waren, wat wellicht heeft geleid tot minder efficiëntie en minder kansen voor het DPS om van de TA te profiteren. Bovendien hadden de uitdagingen waarmee Vlaanderen en Enabel in het begin te kampen kregen, gevolgen voor de wederzijdse relatie tussen de twee agentschappen in Mozambique, wat ertoe leidde dat alleen formele communicatiekanalen gebruikt werden via de beide hoofdkantoren in Brussel. Dit had een duidelijke impact op de efficiëntie van het project.

Enabel gebruikt haar eigen format om verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang. De rapporten zijn van goede kwaliteit, maar de vraag is of er regelmatig voldoende aandacht besteed wordt aan de problemen die dit project ondervindt (zowel met betrekking tot de problemen die de TA ervaart als die van het DPS).

3.4.1.4 Steun via (internationale) ngo's

De beheers- en M&E-capaciteit verschillen aanzienlijk van partner tot partner. Met uitzondering van ICRH-M zijn alle ngo's internationale organisaties met lokale vertegenwoordigingen. Hoewel ICRH-ICRH-M een gelijkaardige structuur heeft, is het de enige echte nationale ngo, ook al heeft het nog steeds sterke banden met ICHR in België. Viva Africa en Apopo zijn de enige twee Vlaamse ngo's, terwijl CUAMM oorspronkelijk uit Italië komt en Action Aid uit het Verenigd Koninkrijk. Het verschil in beheerscapaciteit kan niet verklaard worden door de steun van een internationale organisatie. De Adjunct Algemeen

Afgevaardigde van de VR en het MTR-team merken verschillen in beheerscapaciteit op, die vooral verband houden met de kwaliteit van de lokale vertegenwoordiging. CUAMM stond als zodanig bij de start van haar project in Tete voor uitdagingen met betrekking tot de leiding van haar project, terwijl Action Aid problemen ondervond met haar verantwoordingssysteem. In combinatie met de bezorgdheid over de technische kwaliteit van de activiteiten die in het kader van het 'Action Aid'-project geïmplementeerd werden, besliste Vlaanderen om de betalingen voor dit project te bevriezen (samen met Catalonië, dat het project mede financiert). Op dit moment zijn er besprekingen aan de gang om een oplossing te vinden voor de problemen, maar de kans is groot dat zowel Action Aid als Vlaanderen de samenwerking niet zullen voortzetten.

Alle ngo's gebruiken het rapporteringsmodel van de VR. De kwaliteit van de ingediende rapporten varieert, maar is meestal voldoende. In sommige gevallen worden de modellen echter te strikt gevolgd en ontbreekt in het rapport een analyse van de geboekte vooruitgang (met name voor Action Aid). Van Viva Africa waren er geen rapporten beschikbaar.

De inspanningen die van de Adjunct Algemeen Afgevaardigde van de VR, het secretariaat en de backoffice in Brussel gevraagd worden om de financiële en technische rapporten van de ngo's te beoordelen, zijn aanzienlijk. Hoewel het aantal ngo's tussen CSP II en CSP III aanzienlijk is afgenomen en van 11 naar 5, zal dit aantal zeker toenemen met de nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen die gelanceerd werd.

Bijgevolg zullen de inspanningen waarschijnlijk aanzienlijk worden geïntensiveerd, wat tot ernstige risico's voor de efficiëntie van de portefeuille kan leiden.