• No results found

van het Burgerlijk Wetboek , wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In de artikelen 241, tweede lid, 241a, 254, eerste lid, 271, vierde lid, 272, eerste lid, 302, eerste lid, 305, tweede lid, 306, eerste lid, wordt "een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg" telkens vervangen door: een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet.

2. In de artikelen 253, vijfde en zesde lid, 256, tweede, derde en vierde lid, 258, derde lid, 259, tweede lid, 260, eerste en vierde lid, 261, eerste lid, 262, eerste en tweede lid, 263, eerste en tweede lid, 263a, eerste en tweede lid, 263b, eerste en tweede lid, 264, 265, vierde lid, 269, eerste lid, onderdeel d, 283, 304, eerste lid, wordt "de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg" telkens vervangen door: de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet.

3. In de artikelen 257, eerste en vierde lid, 258, eerste lid, 260, tweede lid, 263, eerste en derde lid, 265, tweede lid, 305 eerste lid, wordt “De stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg” telkens vervangen door: De gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet.

B

In artikel 238, vijfde lid, wordt ‘voor zover het de samenwerking met de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, betreft’ vervangen door: voor zover het de

samenwerking met de gecertificeerde instellingen, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, betreft.

C

Artikel 254 wordt als volgt gewijzigd.

1. Het vijfde lid, eerste volzin, komt te luiden: Op verzoek van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, dan wel op verzoek een ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder, kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling.

2. Het zesde lid, laatste volzin, komt te luiden: In geval van vervanging op de voet van het vijfde lid van de in het tweede lid bedoelde rechtspersoon, wordt de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1, van de Jeugdwet benoemd.

Artikel 11.6

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 77f, eerste lid, wordt “stichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg”

vervangen door: gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

B

In artikel 77o, eerste lid, wordt “De raad voor de kinderbescherming is bevoegd aanwijzingen te geven aan de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, wanneer het de tenuitvoerlegging van een taakstraf door de stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg betreft.” vervangen door: De raad voor de kinderbescherming is bevoegd

aanwijzingen te geven wanneer het de tenuitvoerlegging van een taakstraf door die instelling betreft.

59 C

Artikel 77w wordt als volgt gewijzigd.

1. In het tiende lid, eerste volzin, wordt “De stichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: De gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

2. In het tiende lid, tweede en derde volzin, wordt “stichting” telkens vervangen door:

gecertificeerde instelling.

D

Artikel 77wa komt te luiden:

1. De rechter kan bepalen dat het in artikel 77w, derde lid, bedoelde programma geheel of ten dele komt te bestaan uit een vorm van jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

2. Indien de rechter toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

E

Artikel 77ta wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede “het toezicht door de stichting, bedoeld in artikel 1, van de Wet op de jeugdzorg” vervangen door: het toezicht door de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

2. In het tweede lid wordt “de stichting” vervangen door: de gecertificeerde instelling.

F

Artikel 77z, vierde lid, komt te luiden:

4. De voorwaarden in het tweede lid, onderdelen 10°, 11° of 15° en de gedragsinterventie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel 13°, kunnen geheel of ten dele bestaan uit van jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

G

Artikel 77aa wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste volzin en in het derde lid wordt “stichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg” telkens vervangen door: gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt “stichting” vervangen door: gecertificeerde instelling.

H

Artikel 77hh

1. In het eerste lid wordt “de stichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de

jeugdzorg” vervangen door: de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

2. In het tweede lid wordt “de stichting”, vervangen door: de gecertificeerde instelling.

Artikel 11.7

1. De Wet op de jeugdzorg wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de financiële verantwoording, vaststelling en uitbetaling van op grond van die wet verleende subsidies en uitkeringen.

2. In wettelijke procedures en rechtsgedingen tegen besluiten die op grond van de Wet op de jeugdzorg zijn genomen, dan wel op tegen deze besluiten in te stellen of ingestelde beroepen, blijven, zowel in eerste aanleg als in verdere instantie, de regels van toepassing, die golden voor de intrekking van die wet.

60 Artikel 11.8

Artikel 1, onderdeel d, van de Wet publieke gezondheid komt te luiden:

d. jeugdgezondheidszorg: de publieke gezondheidszorg, waarbij een landelijk preventief gezondheidszorgpakket actief wordt aangeboden aan alle jeugdigen tot 18 jaar;

61 Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 12.1

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op een doelmatigere en

doeltreffendere uitvoering van deze wet, waarbij een optimale samenhangende uitvoering van het vrijwillige en het gedwongen kader voorop staat, regels worden gesteld voor een periode van ten hoogste drie jaar ten behoeve van experimenten, waarbij afgeweken kan worden van artikel 3.2, tweede lid.

2. In een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid worden in ieder geval de voorwaarden voor het experiment bepaald en tevens welk resultaat met het experiment wordt beoogd.

3. Onze Ministers zenden drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het experiment, alsmede een standpunt inzake de voortzetting van die maatregel, anders dan als experiment.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen experimenten als bedoeld in het eerste lid na afloop van de looptijd worden voortgezet tot een structurele voorziening is getroffen, doch niet langer dan met een tijdsduur van ten hoogste twee jaar.

Artikel 12.2

Onze Ministers zenden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 12.3

Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, de nummering van de hoofdstukken, paragrafen en artikelen van deze wet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van de hoofdstukken, paragrafen en artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming.

Artikel 12.4

1. Het college en de gemeenteraad bereiden zich tijdig en adequaat voor op hetgeen waarvoor zij verantwoordelijk zijn vanaf het moment dat de bepalingen van deze wet in werking treden, en waarborgen daarbij in het bijzonder:

a. de continuïteit van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;

b. de infrastructuur die noodzakelijk is om jeugdigen en ouders de continuïteit, bedoeld in onderdeel a, te kunnen bieden;

c. een beperking van de frictiekosten, en

d. het functioneren van advies- en meldpunten voor huiselijk geweld en kindermishandeling.

2. De gemeenteraad stelt het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.2, en de verordening, bedoeld in artikel 2.8, vast voor 1 november van het kalenderjaar waarin dit artikel in werking treedt.

Artikel 12.5

Het college publiceert voor het eerst voor 1 juli van het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin deze wet in werking is getreden, de uitkomsten van het in artikel 2.9 juncto artikel 9, eerste lid, onder a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning bedoelde onderzoek en verstrekt

gelijktijdig de in artikel 7.4.2 juncto 7.4.1, eerste lid, bedoelde gegevens aan Onze Ministers.

Artikel 12.6

De artikelen 2.2, 2.8, 2.12, 3.3, 10.4, 10.5, 10.6 en 12.4 treden in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. De overige artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

62 Artikel 12.7

Deze wet wordt aangehaald als: Jeugdwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,