• No results found

Burgerlijk Wetboek

In document Slimme robot - Slim recht? (pagina 31-39)

“Lid 1: De bezitter van een slimme robot is aansprakelijk voor de door de robot aangerichte schade, tenzij aansprakelijkheid op grond van de vorige afdeling zou hebben ontbroken indien de schade door de bezitter zelf zou zijn veroorzaakt.

78 Bauw 2015, nr. 46.

Lid 2: Aansprakelijkheid van de bezitter op grond van het vorige lid ontbreekt als de schade het gevolg is van een gebrek als bedoeld in Afdeling 3 van titel 3 Burgerlijk Wetboek.”

Ik merk hier meteen bij op dat om dit artikel in te voeren, artikel 6:173 lid 3 Burgerlijk Wetboek moet worden uitgebreid met de term: “slimme robot”. Daarnaast moet bovenstaand nieuw wetsartikel ook worden opgenomen in artikel 6:181 Burgerlijk Wetboek, zodat het de bedrijfsmatige gebruiker ook onder de reikwijdte van het nieuwe artikel valt.

Ik zal hieronder uitwerken waarom ik voor de bovenstaande bewoordingen van het artikel heb gekozen.

5.1. Duits recht:

In Duitsland is recent een nieuwe wet tot wijziging van de Duitse variant van de Wegenverkeerswet aangenomen.80 Deze wetswijziging is specifiek gericht op de ontwikkeling van de zelfrijdende auto en met de wet wordt beoogd om rechtszekerheid te verschaffen ten aanzien van het gebruik van dergelijke volledig autonoom rijdende auto’s.81 Zelfrijdende auto’s vallen ook onder de in dit onderzoek gehanteerde definitie van slimme robot; daarom is het in dit kader interessant om te zien hoe de Duitse wetgever de aansprakelijkheid omtrent deze voertuigen heeft vormgegeven. De Duitse wetgever kiest er voor de aansprakelijkheid van de houder – degene die het voertuig voor zijn rekening in gebruik heeft en daarover zeggenschap heeft82 - niet te begrenzen door het vereiste van een mate van schuld van de gebruiker van de zelfrijdende auto. Het is ook niet vereist dat de zelfrijdende auto gebrekkig is. De Duitse wetgever overweegt hieromtrent:

“Die Möglichkeit der Fahrzeugsteuerung mittels hoch- oder vollautomatisierter Fahrfunktionen darf nicht zulasten anderer Verkehrsteilnehmer, insbesondere von möglichen Unfallopfern, gehen. Sollte den Fahrzeugführer keine Ersatzpflicht für einen Unfall treffen, bleibt es bei dem Ersatz des Schadens durch den Fahrzeughalter unter dem Gesichtspunkt der Gefährdungshaftung, die kein Verschulden voraussetzt, gemäß § 7 StVG. Damit ist auch bei aufgrund von Systemversagen verursachten

80 Straßenverkehrsgesetz (StVG)

81 De Groot 2017, p. 44.

Unfällen mit automatisierten Fahrzeugen die Frage der Haftung im Sinne des Unfallopfers geklärt.”83

Uit bovenstaande blijkt dat de Duitse wetgever dit vanuit het oogpunt van bescherming van het slachtoffer zo heeft vormgegeven. Schade is voldoende om de gebruiker van de zelfrijdende auto aansprakelijk te stellen. De Duitse formulering voorkomt dat de “bestuurder” van de zelfrijdende auto kan betogen dat schuld ontbreekt vanwege het zelfrijdende karakter van de auto.84 In artikel 6:179a Burgerlijk Wetboek heb ik mij, gedeeltelijk, bij de Duitse wetgever aangesloten door het gebrek niet als vereiste voor aansprakelijkheid te stellen. Voor wat betreft het schuld-element lijkt mij een genuanceerdere aanpak beter geschikt. Dit heb ik uitgewerkt met de tenzij-clausule.

5.2. Gebrek:

Uit de vorige hoofdstukken valt op te maken dat de invulling van het ‘gebreksbegrip’ in het kader van de slimme robot problematisch kan zijn. Met name voor situaties waarin er bij de slimme robot geen duidelijk gebrek aan te wijzen is, maar er toch door handelen van die slimme robot schade ontstaat, speelt dit probleem. In dat soort gevallen bieden de behandelde kwalitatieve aansprakelijkheden voor de benadeelde geen uitkomst. Om de benadeelde niet geheel met zijn schade te laten zitten en aan zijn lot over te laten heb ik ervoor gekozen, in lijn met de Duitse wetgever, het gebreksvereiste los te laten en aan te knopen bij de schade. Als er schade ontstaat door handelen van een slimme robot, dan is de bezitter aansprakelijk. Dit wordt naar mijn overtuiging ook gerechtvaardigd omdat het de bezitter is die er voor kiest de slimme robot in te zetten en mogelijk handelingen van de mens over te nemen. De bezitter is degene die profiteert van het gebruik van de slimme robot en die bepaalt of en wanneer de slimme robot wordt ingeschakeld.85 Gevolg hiervan is mijns inziens dat aansprakelijkheid voor daaruit voortvloeiende schade voor risico van de bezitter moet komen.

Daarnaast kan ook gesteld worden dat de aansluiting bij de aansprakelijkheid van de bezitter van een dier gerechtvaardigd wordt door het feit dat de bezitter in staat is het dier te trainen. Een eventueel gebrek aan training komt in principe voor rekening van de bezitter van het dier.86 Dit is bij slimme robots niet anders. Wanneer de gebruiker de robot voorziet van verkeerde input dan resulteert dit mijns inziens niet in een gebrek van de robot, maar is dit te 83 Bundestag-Drucksache 18/300, p. 14.

84 De Groot 2017, p. 45.

85 Schreuder AV&S 2014/20, p. 6.

wijten aan verkeerde input van de gebruiker. Deze verkeerde input moet voor rekening van de bezitter komen. Ik ben mij ervan bewust dat hier een zeker schuld-element in schuilt. Ik zal dit in de volgende paragraaf verder uitwerken. In ieder geval geldt voor 6:179a BW dat een gebrek van de slimme robot niet vereist is om aansprakelijkheid van de bezitter aan te nemen.

5.3 Reikwijdte tenzij-clausule:

De Duitse wetgever kiest er voor een absolute risicoaansprakelijkheid te formuleren voor schade veroorzaakt door een slimme robot waar schuld aan de schade geen rol speelt. Voor de zelfrijdende auto wordt aldus een andere maatstaf gehanteerd dan voor een menselijke bestuurder. Dit is mij voor de slimme robot wat te gortig. Daarom heb ik de tenzij-formule van artikel 6:179a lid 1 Burgerlijk Wetboek geformuleerd. Deze knoopt aan bij het fictieve handelen van de bezitter. De bezitter is niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door een slimme robot, wanneer hij niet aansprakelijk zou zijn als hij de schade zelf had veroorzaakt. In het geval van de tenzij-clausule van artikel 6:179a lid 1 Burgerlijk Wetboek wordt dus een hypothetische maatstaf aangehouden.

Ik heb er bewust voor gekozen om niet aan te haken bij de tenzij-clausule van artikel 6:179 Burgerlijk Wetboek omdat bij de aldaar geformuleerde tenzij-clausule niet ziet op een van buiten komende overmachtssituatie en dus in een dergelijk geval tot aansprakelijkheid zal leiden. Dit lijkt mij in het kader van de verzekerbaarheid van de schade veroorzaakt door een slimme robot niet wenselijk. Wanneer het enkele optreden van schade voldoende is om aansprakelijkheid aan te nemen, ook al is het gedrag van de slimme robot – en fictief van de bezitter - niet onrechtmatig, dan wordt de slimme robot bijna onverzekerbaar, of slechts verzekerbaar tegen torenhoge premies. Hierdoor ontstaat bovendien het risico dat alle innovatie op dit gebied komt stil te staan omdat er niemand meer zal zijn die een slimme robot in bezit wil hebben. De risico’s zijn namelijk onvoorzienbaar en daardoor onverzekerbaar. Door met de tenzij-clausule aan te knopen bij het hypothetische handelen van de bezitter wordt dit risico gemitigeerd. Dit wordt naar mijn overtuiging ook gerechtvaardigd door het feit dat de bezitter van de slimme robot ervoor kiest deze in te zetten en taken door de slimme robot laat uitvoeren in plaats van deze zelf uit te voeren. Door met de tenzij-clausule aan te knopen bij het fictief handelen van de bezitter van de slimme robot kan de bezitter dus ook de verweren voeren die hij had kunnen voeren wanneer hij de schadeveroorzakende handeling zelf gepleegd zou hebben.

5.4. Bewijsproblematiek

Door de formulering van het artikel 6:179a wordt de bewijsproblematiek voor de benadeelde ondervangen. Een specifiek bewijsprobleem voor de benadeelde is namelijk gelegen in de afbakening tussen artikel 6:173 Burgerlijk Wetboek en artikel 6:185 Burgerlijk Wetboek. Artikel 6:173 lid 2 sub a Burgerlijk Wetboek bepaalt namelijk dat wanneer het product gebrekkig was op het moment dat het in het verkeer werd gebracht, niet de bezitter maar de producent op grond van artikel 6:185 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is. De bezitter kan zich op dit artikel beroepen en het is dan aan de benadeelde om te stellen en zo nodig te bewijzen dat het gebrek is ontstaan nadat het product in het verkeer is gebracht. Aldus draagt de benadeelde hier, om de juiste persoon aansprakelijk te stellen, de last om te moeten onderzoeken wanneer het gebrek is ontstaan. Dit terwijl de benadeelde zich helemaal niet in de daarvoor uitgeruste positie bevindt. De benadeelde loopt dus het risico om door de producent en bezitter van het kastje naar de muur gestuurd te worden.87

De verdeling van aansprakelijkheid moet niet op het bordje van de benadeelde terecht komen maar is een kwestie tussen producent en bezitter, De benadeelde is vaak helemaal niet in staat om bewijs te leveren om de producent ofwel de bezitter aansprakelijk te stellen. Om deze reden heb ik bij de bewoording van artikel 6:179a BW er voor gekozen te bewerkstelligen dat de benadeelde voor zijn schade in principe bij de bezitter terecht kan (lid 1). Het is dan aan de bezitter om aan te tonen dat de producent aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door de slimme robot (lid 2). Hierdoor wordt de benadeelde niet in een nadelige bewijspositie gebracht. De positie van de bezitter is te rechtvaardigen omdat de bezitter over het product beschikt en daarom het beste in staat is te bewijzen of het gebrek ten tijde van het in het verkeer brengen al bestond of niet. De bezitter kan bijvoorbeeld de data die door de robot verwerkt is uitlezen, of door een expert laten uitlezen, en aan de hand daarvan bepalen en bewijzen wanneer het gebrek ontstaan is. Daarnaast biedt deze formulering van artikel 6:179a BW ook voor schade als gevolg van onbekende oorzaken een oplossing. Deze komen namelijk voor rekening en risico van de bezitter, mits de tenzij-clausule natuurlijk geen opgeld doet. Hierdoor blijft de benadeelde niet met zijn of haar schade blijft zitten. Bovenstaande laat evenwel onverlet dat de (verzekeraar van) de bezitter mogelijk regres kan nemen op de producent.

5.5. Tussenconclusie:

Bovenstaand artikel 6:179a Burgerlijk Wetboek lost een aantal problemen op waartoe de bestaande kwalitatieve aansprakelijkheden van artikel 6:173 Burgerlijk Wetboek en artikel 6:185 e.v. Burgerlijk Wetboek naar mijn mening niet goed uitgerust waren. Dit ziet met name op schade die ontstaat door handelen van de slimme robot waar geen direct gebrek als oorzaak voor is aan te wijzen maar waar de oorzaak van de schade meer is gelegen in de eigen energie en het zelf handelende en autonome karakter van de robot. Met de hierboven genoemde artikelen kon de benadeelde voor deze schade niemand aansprakelijk stellen. Met artikel 6:179a Burgerlijk Wetboek moet dit wel mogelijk zijn. Bij de ontwikkeling van het artikel heb ik deels aansluiting gezocht bij de manier waarop de Duitse wetgever omgaat met de aansprakelijkheid voor zelfrijdende auto's.

Het is gebleken dat om aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 of 6:185 e.v. Burgerlijk Wetboek aan te nemen, de invulling van het begrip 'gebrek' problematisch kan zijn. Ik heb er daarom voor gekozen, in lijn met de Duitse wetgever, dit vereiste te laten vallen. Als er schade is, is in principe de bezitter (of bedrijfsmatig gebruiker) van de slimme robot aansprakelijk. Daarvoor is geen gebrek vereist. Voor wat betreft het schuld-element ben ik de Duitsers niet gevolgd. Hiervoor heb ik in het nieuwe artikel de tenzij-clausule geïntroduceerd en zal de bezitter moeten aantonen dat aansprakelijkheid zou hebben ontbroken als hij de schade zelf zou hebben veroorzaakt.

Ten slotte, biedt de huidige formulering een oplossing voor de gecompliceerde bewijspositie waar de benadeelde zich in bevindt. Ik heb er voor gekozen om de aansprakelijkheid in geval van schade als gevolg van handelen door een slimme robot te centraliseren bij de bezitter (of bedrijfsmatig gebruiker) van de slimme robot. Het is dan aan de bezitter om te stellen en te bewijzen dat niet hij, maar de producent aansprakelijk is.

In dit onderzoek stond de vraag centraal: is het huidige rechte voldoende uitgerust om met schade veroorzaakt door een slimme robot om te kunnen gaan? Zo niet, hoe zou deze aansprakelijkheid dan moeten worden vormgegeven? Ik heb deze problematiek vanuit het perspectief van de benadeelde onderzocht. Hierbij heb ik mij specifiek gericht op de mogelijkheden van de benadeelde om de schade te verhalen op grond van artikel 6:185 e.v. Burgerlijk Wetboek, dan wel artikel 6:173 Burgerlijk Wetboek. Maar, eerst heb ik behandeld of en in hoeverre rechtspersoonlijkheid van de slimme robot wellicht een oplossing voor de aansprakelijkheidsproblematiek zou kunnen zijn?

Rechtspersoonlijkheid bleek naar huidig recht niet mogelijk en ook niet wenselijk te zijn. Rechtspersoonlijkheid is niet mogelijk omdat de slimme robot niet als rechtssubject te beschouwen valt. Bovendien is het niet wenselijk dat de slimme robot rechtspersoonlijkheid krijgt. De verhaalsmogelijkheden voor de benadeelde worden hiermee namelijk aanzienlijk verkleind. Bovendien schuilt in rechtspersoonlijkheid voor de slimme robot het risico dat de producent zijn aansprakelijkheid verlegt naar de robot. Daarnaast is bij rechtspersoonlijkheid voor de slimme robot niet meer mogelijk een natuurlijk persoon als uiteindelijk verantwoordelijk aan te wijzen. Dit is vanuit maatschappelijk-moreel oogpunt onwenselijk. Rechtspersoonlijkheid voor de robot is daarom noch juridisch mogelijk, noch wenselijk.

In Hoofdstuk 3 en 4 heb ik de productenaansprakelijkheid en de aansprakelijkheid voor gebrekkige roerende zaken behandeld. Deze twee kwalitatieve aansprakelijkheden worden ingekleurd door de notie van het 'gebrek'. Bij een evident gebrek in het ontwerp of een evident gebrek in de objectieve staat, ontstaan na het in het verkeer brengen, van de robot zijn deze artikelen goed toepasbaar. De schoen gaat echter wringen als er wel schade optreedt maar er geen evident gebrek of directe oorzaak aan te wijzen is. De schade komt dan voort uit het karakteriserende autonome, zelflerende element van de robot. De robot handelt als het ware uit een eigen energie. De bovengenoemde artikelen bieden naar mijn overtuiging geen goede grond voor de benadeelde om zijn schade vergoed te krijgen. Het gevolg hiervan is dat de benadeelde het risico loopt met de schade te blijven zitten. Dit is in mijn ogen niet te rechtvaardigen. Om deze reden heb ik een nieuw in te voegen artikel 6:179a Burgerlijk Wetboek ontwikkeld. Dit artikel abstraheert van het vereiste van een gebrek. Hierdoor komt de aansprakelijkheid bij de bezitter te liggen, behalve als hij bewijst dat aansprakelijkheid ontbroken zou hebben als hij de handeling zelf gepleegd zou hebben. Daarnaast is het aan de bezitter bewijzen dat niet hij, maar de producent aansprakelijk is. Door het artikel zo te formuleren zijn de belangen van de benadeelde beschermd.

BIBLIOGRAFIE

In document Slimme robot - Slim recht? (pagina 31-39)

GERELATEERDE DOCUMENTEN