• No results found

Vlaams Waals

jaar België BHG Gewest Gewest

(aantal) (%) (aantal) (%) (aantal) (%) (aantal) (%) 1990 9.947.782 0,20 964.385 -0,63 5.739.736 0,30 3.243.661 0,27 2000 10.239.085 0,25 959.318 0,51 5.940.251 0,23 3.339.516 0,21 2005 10.445.852 0,48 1.006.749 0,69 6.043.161 0,45 3.395.942 0,46 2006 10.511.382 0,63 1.018.804 1,2 6.078.600 0,59 3.413.978 0,53

Sinds het begin van de jaren 2000 ligt de demo-grafische groei in het Brussels Gewest gevoelig hoger dan in de twee andere gewesten. In 2004 werd de kaap van het miljoen inwoners bereikt, wat overeenkomt met een bevolkingsdichtheid in de

orde van 6.180 inwoners per vierkante kilometer tegenover een nationale bevolkingsdichtheid van 340 inwoners per vierkante kilometer. Het stede-lijke en kleine karakter van het gewest verklaart deze situatie.

Bron: FOD Economie - ADSEI.

Aandeel van de buitenlandse ondernemingen

België België BHG BHG

année (aantal) (%) (aantal) (%)

2001 5.541 100,0 1.809 32,7

Toegevoerde waarde (euro)

België België BHG BHG

année (aantal) (%) (aantal) (%)

2001 54.315.004 100,0 22.319.430 41,1

Tewerkstelling

België België BHG BHG

année (aantal) (%) (aantal) (%)

2001 614.263 100,0 235.105 38,3

Aandeel van US ondernemingen in gewestelijk in het tewerkstelling *

België BHG Vlaams Gewest Waals Gewest

année (%) (%) (%) (%)

2003 3,10 4,67 3,45 1,63

Aantal overnachtingen in het kader van zakelijk toerisme **

België BHG

année (%) (%)

2005 22,4 53,9

* Survey on US Direct Investment in Belgium 2004/2005, Ven Den Bulcke D. & Zhang H., Amcham Belgium.

** Onder zakelijk toerisme wordt verstaan: overnachtingen in het kader van conferenties, congressen en seminaries en overige beroepsdoeleinden.

Bron: Sleuwaegen, Buitenlandse aanwezigheid in Vlaanderen (2004), Toerisme Vlaanderen (2006).

Brusselse karakteristieken 22

In tabel 12 vindt u een aantal indicatoren die het internationale karakter van het Brussels Gewest aantonen. Zo produceerden de buitenlandse onder-nemingen in 2001 41,1 % van de toegevoegde waarde van het gewest en waren zij goed voor 38,3 % van de totale tewerkstelling. Van deze bui-tenlandse ondernemingen stonden de

Ame-rikaanse bedrijven bijvoorbeeld in voor 4,67 % van de totale tewerkstelling in het Gewest, tegenover 3,45 % in Vlaanderen en 1,63 % in het Waals Gewest. Het statuut van internationale zakenstad vertaalt zich ook in het aantal overnachtingen van zakenmensen, wat meer dan het dubbele is van het nationale gemiddelde.

De primaire sector (landbouw en bosbouw) en de traditionele industrie verdwijnen steeds meer uit het Brussels landschap. De specialisatie van de Brusselse economie is sterk georiënteerd op de horeca, het goederen- en personenvervoer, de

financiële diensten, de dienstverlening aan onder-nemingen, de verhuursector en de openbare sector, die als sector de sterkste groei kende in het voorbije decennium.

België BHG België BHG

(% groei (% groei)

sector 1995-2004) 1995-2004) (% 2004) (% 2004)

Landbouw, bosbouw,

winning delfstoffen 3,6% -8,9% 3,0% 1,1%

Industrie en bouw -9,1% -13,0% 20,0% 8,2%

Groothandel, kleinhandel 15,5% 0,0% 13,0% 11,6%

Horeca, vervoer

en transport 6,6% 11,6% 11,0% 12,5%

Financiële diensten 3,0% 9,1% 4,0% 10,9%

Diensten en huur 49,1% 23,5% 11,0% 13,7%

Onderwijs, cultuur en sport 6,7% 7,1% 13,0% 12,6%

Openbaar bestuur, defensie

en gezondheidszorg 21,8% 19,2% 23,0% 26,0%

Andere 3,6% 8,1% 3,0% 3,3%

Totaal 10,3% 9,6% 100,0% 100,0%

TABEL 13: Sectoriële specialisatie in diensten: Procentuele evolutie van de werkegelegenheid in de periode 1995-2004

Bron: INR.

Brusselse karakteristieken 23 De cijfers die worden weergegeven in tabel 15 zijn

nauwelijks geëvolueerd sinds de vorige uitgave van de barometer. De analyse die werd uitgevoerd in de uitgave van oktober is dus nog steeds volledig actu-eel. De bruto toegevoegde waarde per inwoner in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is tweemaal hoger dan in België. Het gemiddeld belastbaar inkomen per aangifte ligt echter onder het Belgisch gemiddelde. De pendelaars zijn één van de facto-ren die deze welzijnsparadox verklafacto-ren. Slechts 46,2 % van de jobs in het Gewest worden immers uitgeoefend door Brusselaars. Aangezien de lonen in Brussel hoger liggen dan in de rest van België

(meer bepaald door het grote aandeel van de dien-stensector) en aangezien de belastingen van natuurlijke personen geheven worden in functie van de woonplaats, verklaart dit ten dele waarom het gemiddeld belastbaar inkomen in Brussel (per aangifte en per inwoner) onder het Belgisch gemiddelde ligt, ondanks een hogere bruto toege-voegde waarde. De verschillen tussen de inkom-sten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn ook groter dan in België in zijn geheel: het aantal belastingaangiften onder het gemiddelde bedraagt 67,5 %, tegenover 66,3 % voor België.

Bruto toegevoerde waarde per inwoner in lopende prijzen (euro)

jaar België BHG

2004 24.637 49.462

Tewerkstelling in Brussel woonplaats

jaar BHG Vlaanderen Wallonië

2004 46,2 34,8 19

Gemiddeld belastbaar inkomen per aangifte en per inwoner (euro) *

België België BHG BHG

jaar (aangifte) (inwoner) (aangifte) (inwoner)

2003 24.455 12.655 23.964 10.846

Aandeel aangiften van inkomens lager dan gemiddelde *

België België BHG BHG

jaar (aantal) (%) (aantal) (%)

2003 3.301.983 66,3 294.433 67,5

TABEL 14: Welvaartsparadox

* Met inkomen wordt bedoeld: totaal belastbaar netto-inkomen.

Bron: INR

Brusselse karakteristieken 24

Aandeel van de jobs ingenomen door werknemers met een diploma hoger onderwijs (%) *

jaar België Brussels Hoofdstedelijk Gewest

2004 36,6 49,2

2005 36,8 51

Aandeel laaggeschoolden in werkloosheid (%) **

jaar België Brussels Hoofdstedelijk Gewest

2004 42,1 43,3

2005 42,3 46,0

Werkloosheidsgraad: totaal en jongeren (15-24) ***

België België BHG BHG

jaar (totaal) (jongeren) (totaal) (jongeren)

2004 8,5 21,2 15,9 33,5

2005 8,5 21,5 16,5 35,0

Op de Brusselse arbeidsmarkt lijkt er een zeker onevenwicht te bestaan tussen vraag en aanbod.

Door het overwicht van de jobs voor hoogge-schoolde werknemers in loondienst is een verschil op het vlak van kwalificatie merkbaar: 51 % van de jobs in het gewest worden uitgeoefend door werk-nemers met een diploma van hoger secundair onderwijs (37 % voor België), terwijl het aandeel van de laaggeschoolden 46 % van de werklozen

uit-maakt (42,3 % voor België). Met andere woorden:

er bestaat een grote reserve van laaggeschoolden en arbeiders, terwijl dit type tewerkstelling afneemt in Brussel. Bijgevolg wonen er in Brussel veel laagge-schoolden die er geen werk vinden, terwijl het aan-bod van hooggeschoolden niet volstaat om alle vacante functies in te vullen. De werkloosheid bij jongeren is er dus hoog (met een percentage van 35 %) en veel hoger dan in de rest van België.

TABEL 15: Arbeidsmarktparadox

* Met hoger onderwijs wordt bedoeld: heefts een hogere opleidind genoten (na de secundaire studies).

** Met laaggeschool wordt bedoeld: heeft hoogstens lager secundair onderwijs behaald.

*** De werkloosheid volgens de definitie van het International Labour office is gebaseerd op de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK). Als werklosen worden beschouwd alle personen die ouder zijn dan 15 die in de loop van de referentieperiode (de 4 weken voorafgaand aan de enquête): geen werk hebben, beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt en op een actieve wijze naar de werk zoeken.

Bron: FOD Economie - ADSEI.

Brusselse karakteristieken 25 Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt over

belangrijke universitaire onderzoekscentra en zetels van bedrijven die actief zijn in O&O. Het aandeel van het O&O-personeel in de tewerkstel-ling is er dubbel zo hoog als voor het hele land en ligt boven het gemiddelde voor de Europese Unie van de 15 (3,62 %). Wat het aantal octrooiaanvra-gen betreft, zouden Brussel en België het over het algemeen beter kunnen doen.

Tijdens de periode 1999-2003 is het aantal actieve bedrijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voortdurend gedaald. In 2004 stelde men echter het begin van een herstel vast, dat zich voortzet in 2005. Het percentage nieuwe bedrijven is duide-lijk hoger in het Brussels Gewest dan op nationaal vlak, wat blijk geeft van een meer uitgesproken dynamiek in het proces van oprichting en sluiting dan gemiddeld in het land.

TABEL 16: Innovatie en ondernemerschap

* Cijfers betreffen enkel de anvragen bij het European Patent Office.

** De netto creatiegraad is de procentuele verhouding van het netto ondernemigendar er in een bepaald jaar is bijgekomen tegenover het totaal aantal ondernemingen van vorig jaar.

Bron: Eurostat (2006), Ecodata FOD Economie - ADSEI.

Aandeel O&O-personeel in tewerkstelling ( totaal %)

jaar België BHG Europa-15

2002 1,80 3,65 1,6

2003 1,81 3,62 1,6

Aantal patentaanvragen (per miljoen inwoners) *

jaar België BHG Londen

2002 140,8 120,4 157,36

2003 144,49 n.d. 161,39

Netto-creatiegraad ondernemingen **

jaar België BHG

2003 0,2% 0,2%

2004 1,5% 2,7%

2005 1,86% 3,0%

Brusselse karakteristieken 26

Hoewel ze voortdurend stijgen, liggen de prijzen voor kantoren in Brussel (290 EUR/m2/jaar) nog ver van het niveau van de prijzen in Parijs (790 EUR/m2/jaar) of zeker in Londen (970 EUR/m2/jaar). De Brusselse markt voor kan-toorruimte heeft een beschikbaarheidspercentage dat hoger ligt (10,6 %) dan in de andere grote

Europese steden, waardoor een oververhitting van de markt in geval van een heropleving van de eco-nomie vermeden kan worden. Brussel staat op de vijfde plaats van 30 grote Europese steden op het vlak van toegankelijkheid voor het transport (2006).

Tijdens het voorbije decennium was de groei van de bruto toegevoegde waarde bijna altijd groter in de Brusselse rand dan in het gewest zelf Deze ten-dens wordt bevestigd door de recente herziening van de cijfers voor de toegevoegde waarde voor

2004 gepubliceerd door INR. Vertaald in groei van het BBP blijkt uit deze gegevens meer bepaald een bijzonder hoge stijging in Waals-Brabant, vooral in de secundaire sector.

Kantoorprijzen * (euro/m2/jaar, (groei ten opzichte van vorig jaar))

jaar Londen Amsterdam BHG

2006 817 (5%) 325 (1,5%) 290 (1,8%)

Beschikbaarheidgraad kantoormarkt **

jaar Europa Amsterdam BHG

2006 8,7 (8,9) 10,6 (10,5) 10,5 (10,3)

Plaats in Europese rangschikking toegankelijkheid transport ***

jaar Londen Amsterdam BHG

2005 1 4 5

2006 1 4 5

Groeivoet van het bruto binnenlands product in lopende prijzen

jaar Vlaams Brabant Waals Brabant BHG

2003 3,8% 2,4% 1,9%

2004 6,9% 8,7% 5,1%

TABEL 17: Onroerendsituatie en Infrastructuur:

* Hier wordt de “prime rent” bedoeld: de huurprijs die voor een toplocatie, minstens 500m2 groot, kan worden behaald op de open markt.

** De beschikbaarheidgraad wordt uitgedrukt als de verhouding tussen het aantal m2 onverhuurde kantoorruimte en het totale aantal m2kantoorruimte.

*** Index samengesteld uit 24 steden en gerealiseerd door Cushman & Wakefield.

Bron: Jones Lang LaSalle (2006), Cushman & Wakefield (2005), European Cities Monitor 2006.

TABEL 18: Centrumfunctie

Bron: INR, eigen berekeningen.

Tabellen en figuren 27

GERELATEERDE DOCUMENTEN