• No results found

Artikel 2 Wijze van meten

6.2 Bouwregels .1 Hoofdgebouwvlak

a. Ieder bouwperceel heeft één hoofdgebouwvlak.

b. De diepte van een hoofdgebouwvlak bedraagt:

1. 15 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;

2. 12 m bij twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen.

c. De breedte van een hoofdgebouwvlak bedraagt:

1. 15 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;

2. 18 m bij twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

9-3-2021 Aarlesche Erven: Regels

https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0753.bpAarle-VG01/r_NL.IMRO.0753.bpAarle-VG01.html 10/22 a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend in een hoofdgebouwvlak worden gebouwd.

b. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' een school, kinderdagverblijf/peuterspeelzaal, bso en/of bebouwing ten behoeve van sociaal-medische voorzieningen is toegestaan.

c. Per hoofdgebouwvlak is niet meer dan één woning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan tenzij sprake is van gestapelde hoofdgebouwen en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het met die aanduiding aangegeven aantal woningen.

d. Het maximum aantal te realiseren woningen bedraagt 570.

e. Hoofdgebouwen mogen vrijstaand, twee-aaneen- of aaneen gebouwd worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;

f. Voor de voorgevellijn zijn uitsluitend een erker of portiek toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m2;

2. de afstand tot de aan de weg gelegen perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;

3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;

4. de afmetingen van een luifel boven de toegang van een woning mag ten hoogste 1,5 m x 1 m bedragen;

g. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;

h. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 38 graden, met dien verstande dat een hoofdgebouw niet afgedekt mag worden met een lessenaarsdak;

i. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:

1. 3 m vrijstaande hoofdgebouwen;

2. 3 m bij twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen;

3. 3 m bij aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen.

j. Een hoofdgebouw mag niet uit meer dan 2 bouwlagen en een kap bestaan;

k. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

l. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van:

1. niet minder dan 2 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, en;

2. niet minder dan 6 m achter de voorste perceelsgrens;

b. Het bebouwingspercentage van de gronden die zijn gelegen achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 50%.

c. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het hoofdgebouwvlak, zoals bedoeld in artikel 6.2.1, en indien geen hoofdgebouwvlak is voorgeschreven, geldt deze regeling voor het gebied achter de achtergevellijn, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan:

1. voor bouwpercelen kleiner dan 300 m2: 80 m2;

2. voor bouwpercelen gelijk aan of groter dan 300 m2: de onder 1 genoemde oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m2;

d. De goothoogte van aan- en uitbouwen mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:

1. tot 6 m niet meer bedragen dan 3,3 m;

2. van meer dan 6 m niet meer bedragen dan 4 m.

e. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag bij hoofdgebouwen met een goothoogte:

1. tot 6 m: niet meer bedragen dan 5 m;

2. van meer dan 6 m: niet meer bedragen dan 7,5 m.

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- en uitbouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

f. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

g. De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

6.2.4 Zwembaden

Ten behoeve van de bouw van een openluchtzwembad mag het in artikel 6.2.3 sub b genoemde bebouwingspercentage worden verhoogd tot maximaal 75%, met dien verstande dat de oppervlakte van het openluchtzwembad niet meer mag bedragen dan 100 m2.

9-3-2021 Aarlesche Erven: Regels

https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0753.bpAarle-VG01/r_NL.IMRO.0753.bpAarle-VG01.html 11/22 6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. Voor carports en andere overkappingen gelden de volgende bepalingen:

1. de carports en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;

2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' de bouwhoogte van carports en andere overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 m;

3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' de gezamenlijke oppervlakte van aan- uitbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen per perceel niet meer mag bedragen dan 80 m2 dan wel de grotere oppervlakte die op basis van artikel 6.2.3 sub c is toegestaan;

4. voldaan moet worden aan de regeling in artikel 6.2.3 sub b.

b. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m.

c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

d. De bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

6.2.6 Wonen aan de Dries

In aanvulling op en afwijking van de hiervoor opgenomen bouwregels in artikel 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen aan de Dries' de volgende bepalingen:

a. De breedte van een hoofdgebouwvlak waarin hoofdgebouwen worden afgedekt met een plat dak bedraagt maximaal 16 m, met dien verstande dat in maximaal 3 hoofdgebouwvlakken hoofdgebouwen zijn toegestaan met een plat dak en dat in de

naastgelegen hoofdgebouwvlakken een afwijkende bouwvorm moet worden gebruikt (aantal verdiepingen of met kap);

b. Ook gestapelde woningen zijn toegestaan;

c. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 0,6 m;

d. Er dient sprake te zijn van aaneengesloten bebouwing die uitsluitend wordt onderbroken door paden voor langzaam verkeer;

e. Hoofdgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak; indien een hoofdgebouw is voorzien van een kap mag de dakhelling niet minder bedragen dan 38 graden en niet meer bedragen dan 60 graden;

f. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m;

g. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;

h. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' is in afwijking van bovenstaande geen maximale breedte van het hoofdgebouwvlak voorgeschreven en bedragen de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen maximaal 15 m;

i. In afwijking van het bepaalde onder 6.2.1 a en 6.2.2 c zijn binnen een hoofdgebouwvlak meerdere woningen toegestaan.

6.2.7 Wonen aan de Plaetse

In aanvulling op en afwijking van de hiervoor opgenomen bouwregels in artikel 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen aan de Plaetse' de volgende bepalingen:

a. De breedte van een hoofdgebouwvlak bedraagt maximaal 30 m, met dien verstande dat er maximaal vijf aaneengebouwde woningen gerealiseerd mogen worden;

b. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;

c. De voorgevels van hoofdgebouwen in een hoofdgebouwvlak verspringen minimaal 0,6 m te opzichte van de naastgelegen hoofdgebouwvlakken;

d. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 38 graden en niet meer bedragen dan 60 graden;

e. De kaprichting van een hoofdgebouw is evenwijdig aan de voorgevel;

f. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

g. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m;

h. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;

i. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;

j. Indien sprake is van een hellend dak bedraagt de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen hetzelfde als de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw;

k. In afwijking van het bepaalde onder 6.2.1 a en 6.2.2 c zijn binnen een hoofdgebouwvlak meerdere woningen toegestaan.

9-3-2021 Aarlesche Erven: Regels

https://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0753.bpAarle-VG01/r_NL.IMRO.0753.bpAarle-VG01.html 12/22 6.2.8 Wonen aan het Lint

In aanvulling op en afwijking van de hiervoor opgenomen bouwregels in artikel 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen aan het Lint' de volgende bepalingen:

a. De breedte van een hoofdgebouwvlak bedraagt maximaal 30 m, met dien verstande dat er maximaal vijf aaneengebouwde woningen gerealiseerd mogen worden;

b. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;

c. De voorgevels van hoofdgebouwen in een hoofdgebouwvlak verspringen minimaal 0,6 m te opzichte van de naastgelegen hoofdgebouwvlakken;

d. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 38 graden en niet meer bedragen dan 60 graden;

e. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

f. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m;

g. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;

h. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;

i. Indien sprake is van een hellend dak bedraagt de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen hetzelfde als de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw;

j. In afwijking van het bepaalde onder 6.2.1 a en 6.2.2 c zijn binnen een hoofdgebouwvlak meerdere woningen toegestaan.

6.2.9 Wonen in de Wildernis

In aanvulling op en afwijking van de hiervoor opgenomen bouwregels in artikel 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen in de Wildernis' de volgende bepalingen:

a. Hoofdgebouwen hebben twee voorgevels, zowel aan de straatzijde als aan de zijde van het park;

b. De diepte van een hoofdgebouwvlak bedraagt maximaal 14 m;

c. De breedte van een hoofdgebouwvlak bedraagt maximaal 24 m;

d. De afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;

e. Indien een hoofdgebouw is voorzien van een kap mag de dakhelling niet minder bedragen dan 38 graden en niet meer bedragen dan 60 graden;

f. De goothoogte en bouwhoogte van een hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan 10 m indien sprake is van een plat dak;

g. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m indien sprake is van een kap;

h. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m indien sprake is van een kap;

i. Een hoofdgebouw mag aaneengebouwd worden met een maximum van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen;

j. De afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot beide voorgevels van het hoofdgebouw mag aan één zijde (wegzijde) niet minder dan 2 m bedragen;

k. Zowel aan de voorzijde als de achterzijde van woningen dient het erf aflopend te worden aangelegd met een afschot van niet minder dan 2 cm per m;

l. In afwijking van het bepaalde onder 6.2.1 a en 6.2.2 c zijn binnen een hoofdgebouwvlak meerdere woningen toegestaan.

6.2.10 Wonen op het Erf

In aanvulling op en afwijking van de hiervoor opgenomen bouwregels in artikel 6.2.2, 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op het Erf' de volgende bepalingen:

a. De breedte van een hoofdgebouwvlak bedraagt maximaal 37 m, met dien verstande dat indien het hoofdgebouwvlak breder is dan 25 m, er een verspringing in de voorgevel moet zijn van minimaal 0,5 m dan wel een hoekverdraaiing van minimaal 15 graden in het hoofdgebouwvlak;

b. De dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 38 graden en niet meer bedragen dan 60 graden;

c. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

d. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een bijzonder gebouw maximaal 12 m mag bedragen;

e. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;

f. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m;

g. In afwijking van het bepaalde onder 6.2.1 a en 6.2.2 c zijn binnen een hoofdgebouwvlak meerdere woningen toegestaan;

h. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 m.

GERELATEERDE DOCUMENTEN