• No results found

Bosinventarisatie

In document ‘s Herenbos Beheerplan bosreservaat (pagina 81-88)

D) Algemeen besluit spinnen en loopkevers

3.3 S TATISTISCHE GEGEVENS

3.3.1 Bosinventarisatie

In 2002 werden er door ANB 73 bosbouw- en vegetatie-opnames binnen de grenzen van het bosreservaat uitgevoerd (zie situering op Kaart 3.4). Hiervoor werd dezelfde methodiek aangewend als deze voor uitgebreide bosbeheerplannen wordt gebruikt, dus met cirkelplots met maximale straal van 18 m voor de bosbouwopnames en proefvlakken van 16x16m volgens Braun-Blanquet voor de vegetatie-opnames.

De gedetailleerde gegevens per bestand zijn weergegeven in Bijlage 10. Hieronder worden de overzichtstabellen weergegeven en worden de gegevens op het niveau van het totale bosreservaat besproken. Met de bosbouwopname in bestand 3b is geen rekening gehouden; gezien de kap van de Grove dennen in dit bestand.

Tabel 12: overzicht van het stamtal, grondvlak en volume per bestand (op basis van de bosbouwopnames, ANB 2002)

Bestand Levend hout Dood hout (staand)

Stamtal

5j 737 29,2 389 - - -

5k 246 19,6 178 - - -

6a 830 39,7 345 39 0,2 1

6b 187 29,9 306 - - -

6c 648 58,3 662 39 1,0 9

6d 982 76,3 835 29 2,9 30

6e 560 42,9 402 - - -

6f 717 42,6 420 - - -

6i 79 11,0 106 - - -

7a 619 37,9 343 - - -

7c 383 29,1 217 39 0,6 5

7d 793 51,4 460 20 0,1 0

7g 909 56,6 585 20 0,8 8

7h 300 20,2 182 59 0,4 1

7i 324 24,1 237 - - -

7j 648 44,4 375 157 5,7 51

7k 236 19,0 186 - - -

Totaal 597 39,8 398 24 0,8 7,7

Boomlaag

Op het niveau van het volledige bosreservaat is Grove den duidelijk de belangrijkste soort. Deze soort maakt 40% uit van het grondvlak en het volume in het bosreservaat. Zomereik is de tweede belangrijkste soort met een aandeel van 16% van het grondvlak. Amerikaanse eik en Beuk maken allebei ongeveer 10%

van het grondvlak/volume uit waarbij Am. eik wel een kleiner stamtal (5%) heeft, wat betekent dat de meeste Am. eik vrij dik zijn. Eén op de tien bomen is een Corsicaanse den met echter een beperkter aandeel in het volume (7%). Ruwe berk komt ook vrij veel voor (9%) maar zijn veelal jongere bomen (4% van grondvlak). Fijnspar heeft een beperkt aandeel in de 3 parameters (5% aantal en 4% grondvlak), terwijl Zwarte els nog vrij veel voorkomt (7%) maar een zeer beperkt aandeel heeft in het grondvlak/volume. Het aandeel van andere soorten is te verwaarlozen.

Het gemiddeld aantal bomen/ha (597 bomen/ha) en het gemiddeld grondvlak (39,8 m²/ha) voor het volledige bosreservaat ligt vrij hoog. Dit is vooral te verklaren door dat in de (naaldhout)aanplanten van na WOII maar weinig dunningen zijn uitgevoerd.

De grafiek met de ‘stamtalverdeling’ geeft een afwijkend beeld van het normaal verloop van dergelijke grafiek. In de omtrekklassen rond de 100 cm komen er meer bomen voor dan in de lagere omtrekklassen, dit is vooral te wijten aan het hoog aandeel aangeplante Grove dennen in de omtrekklassen 85 cm tot 130 cm. In de laagste omtrekklassen (< 45 cm) zijn vooral Ruwe berk en ook wel Zwarte els de belangrijkste soorten. De dikste boom van het bosreservaat (Beuk in bestand 3g) is ook opgenomen in de proefcirkel van een bosbouwopname en daarom is er de weergave van de omtrekklasse 450-459 cm. In de omtrekklassen boven de 200 cm omtrek komen maar weinig bomen meer voor.

De grafiek ‘grondvlakverdeling’ geeft een meer natuurlijk beeld, met een klein aandeel van het grondvlak in de lage omtrekklassen en het grootste aandeel van het grondvlak in de omtrekklassen tussen 100 en 200 cm.

Echter het aandeel van de zwaardere omtrekklassen (meer dan 200 cm) is wat ondervertegenwoordigd in het aandeel grondvlak.

Struiklaag

De struiklaag is in heel wat bestanden nagenoeg niet aanwezig of slecht ontwikkeld en is het gemiddeld aantal struiken/ha bijzonder laag.

Wilde lijsterbes en Spork zijn de algemeenste soorten en komen maar in enkele bestanden (oa. bestanden 3g, 7f) lokaal massaal voorkomen. Het ontbreken van een struiklaag in heel wat bestanden is vooral te verklaren door de bestrijding van P. rododendron en Gele azalea die in de periode 2002-2007 werd uitgevoerd. Vooral

P. rododendron kwam in de westelijke bestanden massaal voor. Ook het voorkomen van homogene, gesloten bestanden met Fijnspar en Beuk zorgt ervoor dat er in deze bestanden bijna geen struiklaag aanwezig is.

Verjonging

Er is in de meeste bestanden heel wat verjonging aanwezig met een vrij hoog gemiddeld van 6200 zaailingen/ha voor het bosreservaat. Hiervan zijn er echter bijna 40% van niet gewenste soorten als Am. eik en Am. vogelkers! Van de gewenste soorten zijn Zomereik (19%) en Wilde lijsterbes (29%) en Spork (8%) de belangrijkste soorten. Hoewel op niveau van het bosreservaat klein in aantal, is opvallend dat verschillende naaldbomen vrij gemakkelijk verjongen. Zo is er verjonging van Grove den, Douglas, Fijnspar, Weymouthden en ook Lork. Zeker de verjonging van Douglas kan lokaal problematisch zijn.

Problematisch is dat er bijzonder weinig zaailingen (kleiner dan 0,5 m) doorgroeien naar struiken waardoor er zich in heel wat bestanden moeilijk een struik- en boomlaag kan ontwikkelen. Dit is vooral te wijten aan de vraat door Reeën waarvan er in het bosreservaat en omgeving een gezonde populatie aanwezig is.

Het hoog aandeel zaailingen van invasieve soorten (Am. eik, Am. vogelkers, maar ook Douglas, P. rod., …) betekent dat er blijvend een vrij intense opvolging van de bestrijding van invasieve soorten zal moeten gebeuren. Om de natuurlijke verjonging (van gewenste soorten) meer kansen te geven, kunnen bestanden tijdelijk afgerasterd worden of kan er gedurende enkele jaren een verhoogd afschot van het aantal Reeën gebeuren (zie verder Beheermaatregelen).

Dood hout

Het aandeel staand dood hout dat binnen de proefcirkels werd opgemeten is beperkt met ongeveer 2% van het totale volume aan hout in het bosreservaat. Zoals reeds bij het hoofdstuk Biotoopkartering (3.2.4) beschreven maakt Grove den ook het grootste deel uit van het staand en liggend dood hout. Het hoog aandeel van Weymouthden is het staand dood hout is te wijten aan de aanwezigheid van 2 dikke dode Weymouthdennen in de proefcirkel in bestand 6d, dit aandeel is echter niet representatief voor het volledige bosreservaat.

Bij het liggend dood hout (zie Tabel 13) is er in de meeste bestanden vooral dood hout aanwezig in het dun sortement (20-60 cm omtrek). Van het dik sortement (60-120 cm omtrek) zijn er in de bestanden veelal maar één of enkele aanwezig, terwijl in het zeer dik sortement (> 120 cm omtrek) er maar in 6 bestanden dikke stamman aangetroffen zijn.

Tabel 13: liggend dood hout in de bestanden van het bosreservaat ’s Herenbos (ANB, 2002)

bestandsnummer Dun (stuks/ha)

Dik (stuks/ha)

Zeer dik (stuks/ha)

1a 5-100 11-30 1-3

1b <5 geen geen

1c geen geen geen

1d 5-100 1-10 geen

1e 5-100 geen geen

1g 5-100 1-10 geen

1h geen geen geen

2a 5-100 1-10 geen

2b 5-100 1-10 geen

2c geen geen geen

2e <5 1-10 geen

2f 5-100 1-10 geen

3a >100 1-10 geen

3c >100 11-30 geen

3e >100 11-30 geen

3g >100 11-30 geen

3h <5 geen geen

3i 5-100 1-10 geen

3j <5 1-10 geen

3k 5-100 geen geen

3l 5-100 1-10 geen

4a 5-100 1-10 geen

4b 5-100 geen geen

4c 5-100 1-10 geen

bestandsnummer Dun

Onder punt 2.3.4. zijn de verschillende bostypes (hoofdzakelijk gebaseerd op typologie van Sougnez, 1975) aanwezig in het bosreservaat weergegeven. Ook voor de verschillende open ruimtes werd de fytosociologische indeling beschreven.

Op Kaart 3.10 zijn de verschillende vegetatietypes gebaseerd op bovenvermelde typering weergegeven.

In 2002 werd binnen de grenzen van het bosreservaat 72 vegetatie-opnames uitgevoerd (ANB) waarbij de bosvegetatie in kaart werd gebracht door het maken van vegetatieopnames waarbij zowel de soorten in kruid-, struik- als boomlaag werden geïnventariseerd met behulp van de Braun-Blanquet methode voor de bosbouwproefvlakken. De resultaten van deze vegetatie-opnames en de aangetroffen bostypes (volgens Tropres) zijn per opname weergegeven op Kaart 3.10.

Als leidraad voor de vegetatieanalyse wordt de methodiek gevolgd zoals is uitgewerkt in de handleiding

‘Vegetatieanalyse in het kader van uitgebreide bosbeheerplannen’ (Roelandt, 2005). De bostypologie in dit softwarepakket is gebaseerd op de eerste boskartering van het Vlaamse Gewest (1997-1999). Deze bostypologie werd recent bijgewerkt en verfijnd (Cornelis, 2007). In onderstaande beschrijving wordt telkens het overeenkomstige type uit de nieuwe typologie vermeld.

In document ‘s Herenbos Beheerplan bosreservaat (pagina 81-88)