• No results found

Theo Vogelzang en Michel de Haan

Melkveehouderijen in het westelijk veenweidegebied kunnen bij peilverhogingen alleen overleven met systeeminnovaties en extra ondersteuning voor bijvoorbeeld het beheer van het veenweidelandschap. Om te komen tot een evenwichtig uitgedacht plan hiervoor is een gebiedscontract een optie. Dit veronderstelt voor alle betrokkenen een gezamenlijke wens om wederzijdse verplichtingen aan te gaan. Een experiment is wellicht een eerste stap in die richting.

In veel recente beleidsnota's wordt gesteld dat de landbouw in een deel van het westelijke veenweidegebied in de toekomst met een hoger waterpeil rekening dient te houden. Dit voornemen vloeit voort uit de verwachting dat de problemen als gevolg van bodemdaling in het veenweidegebied anders op termijn te groot worden. Het instellen van hogere waterpeilen remt het tempo van de processen achter bodemdaling (o.a. veenoxidatie, zetting en klink).

Op verzoek van het Ministerie van LNV deed het LEI met ASG onderzoek naar de consequenties van deze peilverhoging. Uitgangspunt van de studie was dat een peilverhoging van 60 naar 35 centimeter beneden maaiveld zodanig grote consequenties voor de landbouwkundige bedrijfsvoering heeft, dat systeeminnovaties en extra geldelijke ondersteuning op bedrijfs- en gebiedsniveau nodig zijn om het veenweidebedrijf en de daarmee verbonden natuur- en landschapswaarden op termijn te laten overleven. Het bedrijven van landbouw op veengronden met een slootwaterpeil van 35 centimeter beneden maaiveld werd in deze studie betiteld als 'landbouw op natte veengronden'. In het onderstaande wordt in het kort ingegaan op de resultaten van de studie.

Uit het onderzoek blijkt dat peilverhoging in het westelijke veenweidegebied voor melkveebedrijven tot een duidelijke achteruitgang van het inkomen leidt. De exacte schade is moeilijk vast te stellen, maar indicaties wijzen in de richting van een achteruitgang in tenminste een inkomen van € 200 per hectare voor een bedrijf van gemiddelde grootte, als het slootpeil omhoog gebracht wordt van 60 naar 35 centimeter beneden maaiveld. Dat verandert niet veel als de bedrijven wat groter, kleiner, intensiever, dan wel extensiever zijn.

Wat wel verschuift is de beste oplossing om een peilverhoging het hoofd te bieden. Naarmate bedrijven extensiever worden kunnen ze er beter voor kiezen om de melkproductie per koe wat te laten dalen en eventueel een deel van de melk te verleasen. Dit biedt betere perspectieven dan te trachten om het verlies aan graslandkwaliteit te compenseren met krachtvoer. Nog beter is het, althans bedrijfseconomisch gezien, om een deel van de grond (indien mogelijk) af te stoten en daarmee aan intensiteit te winnen.

Na de constatering dat landbouw op natte veengronden leidt tot een behoorlijke achteruitgang van het inkomen van de betrokken melkveehouders, is het uiteraard ook van belang om te bezien hoe die inkomensachteruitgang gecompenseerd kan worden. Daartoe is gekeken welke mogelijke samenwerkings- en financieringsconstructies er ten behoeve van landbouw op natte veengronden te formuleren zijn (zgn. institutionele arrangementen of gebiedscontracten). Grondslag voor het afsluiten van een gebiedscontract rondom landbouw op natte veengronden zou de inkomstenderving moeten zijn bij de desbetreffende melkveehouders. De blauwe dienst 'landbouw op natte veengronden' zou ook ingekaderd kunnen worden in een meer omvattend

gebiedscontract voor het westelijk veenweidegebied. De betrokken provincies zouden hierbij het voortouw moeten nemen. Onderdeel van het opstellen van een gebiedscontract zou kunnen zijn om een aantal bestaande geldstromen in het gebied te bundelen in een gebiedsfonds, om daaruit vervolgens verschillende groene en blauwe diensten te belonen.

Een gebiedscontract kan gedefinieerd worden als een schriftelijke overeenkomst tussen een regionale overheid en private gebiedspartijen, waarin partijen zich vastleggen op het leveren van bepaalde prestaties c.q. tegenprestaties. Een gebiedscontract veronderstelt een gezamenlijke wens om wederzijdse verplichtingen aan te gaan.

Meer specifiek zou een gebiedscontract rond landbouw op natte veengronden (af te sluiten tussen boeren en waterschappen) de volgende elementen kunnen omvatten: • De kosten van een hoger peil worden vergoed door premies per hectare: voor de

kavels waar een hoger peil geldt zou een kostendekkende vergoeding aan de orde moeten zijn.

• Landbouw op natte veengronden zou in principe beloond kunnen worden als groene of blauwe dienst uit de SAN- of SN-regeling van het Programma Beheer.

• Ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit zouden de boerensloten door de betrokken agrarische ondernemers tot bijvoorbeeld 1 meter diepte uitgebaggerd kunnen worden. Ter compensatie zouden de betrokken agrarische ondernemers vrijgesteld kunnen worden van (onderdelen van) de waterschapslasten.

• Er wordt verder onderzoek gedaan naar de kosten en baten van en mogelijke alternatieven voor peilverhoging (onderwaterdrainage bijvoorbeeld).

Hoe verder?

Het zou goed zijn om een van de polders van het westelijke veenweidegebied een experiment te starten met het afsluiten en implementeren van een gebiedscontract rond landbouw op natte veengronden. Het zou ook goed zijn om de blauwe dienst 'landbouw op natte veengronden' in te kaderen in een meer omvattend gebieds- contract in het westelijke veenweidegebied. Er zijn tal van actoren in dat gebied die belang hebben bij een dergelijk gebiedscontract en daar ook echt op zitten te wachten.

De betrokken provincies zouden hierbij het voortouw moeten nemen. Tenslotte zou in de veenweidegebieden meer onderzoek gedaan moeten worden naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van een bedrijfssysteem voor landbouw op natte veengronden. Daarbij dient specifiek ingezoomd te worden op de gewenste ruimtelijke locatie van een dergelijk bedrijfssysteem in het gebied.