• No results found

Ofschoon de vorige boekenlijsten, in vakken afgedeeld, reeds eenig overzicht kunnen gegeven hebben van de belangrijkste verschijningen op elk gebied, meenen wij het niet overbodig, door het in herinnering brengen van namen en van feiten, de karakterschets der tijdvakken met eenige korte beschouwingen aan te vullen. Met allen nadruk evenwel wijzen wij er hier ter plaatse nogmaals op, dat deze overzichten zich niet vermeten iets te maken te hebben met de vraag of eenige wetenschap, als wetenschap, in beoefening vóór- of achteruit is gegaan, maar dat wij de boeken bovenal te bezien hebben voor zoo ver zij den handel, den boekhandel, raken. Meerdere of mindere waardeering ligt volkomen buiten bedoeling.

Rechts- en staatswetenschappen zijn voor den boekhandel steeds een rijke bron geweest. Zij waren dit vooral in de eerste helft van de halve eeuw die wij behandelen, na de nieuwe wetsbedeeling en de verleende vrijheid tot het uitgeven van wetboeken en andere officieele staatsstukken dadelijk na hun verschijning.1

1 Deze vergunning werd gegeven bij Koninklijk Besluit van 2 Juli 1822: ‘Den Raad van State gehoord,

Hebben besloten en besluiten:

Artikel 1. Het zal aan elk en een iegelijk vrijstaan om alle zoodanige staatsstukken als op eene officiële wijze van Gouvernementswege ter kennisse van het publiek zijn gebragt, in dagbladen, nieuwspapieren en andere periodieke geschriften, mitsgaders in werken, de geschied- en staatkunde van het Rijk betreffende, over te nemen, alsmede om dezelve gezamenlijk of afzonderlijk te drukken en uit te geven, ten zij het regt tot den gezamenlijken of afzonderlijken druk, en tot de uitsluitende uitgaven van zoodanige stukken, uitdrukkelijk door Ons, ten behoeve der landsdrukkerij mogt zijn gereserveerd, of ten zij daartoe door Ons speciale vergunningen of octroijen mogten zijn verleend, en zulks zonder prejudicie van vorige wettig verkregene octroijen of concessiën.

2. De bij de wet van den 25sten Januarij 1817 (Staatsblad no. 5). tegen het nadrukken van oorspronkelijke stukken, bedreigde strafbepalingen, zullen mitsdien alleen kunnen en moeten worden toegepast op diegenen, welke zich het nadrukken mogten veroorloven van zoodanige stukken, waarop Wij het regt tot den gezamenlijken of afzonderlijken druk en de uitsluitende uitgave ten behoeve der landsdrukkerij mogten hebben gereserveerd, of waarvoor Wij dat regt bij speciale vergunningen of octroijen, aan particulieren zullen hebben afgestaan. 3. Alle zoodanige ten behoeve der landsdrukkerij gedane reserves en alle door Ons ten behoeve van particulieren verleende speciale vergunningen of octroijen, zullen in het Staatsblad worden vermeld.

Onze Ministers van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat, en van Justitie, zijn belast met de executie van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad geplaatst zal worden.

Gegeven op het Loo, den 2den Julij des jaars 1822, het negende van Onze regering.’ W I L L E M .

Onze rechtsgeleerden beijverden zich in de geschiedenis en toepassing onzer wetgeving, zoowel ten behoeve van praktizijns als van gemeentebesturen en ambtenaren. Kapitale ondernemingen waren daarvan het gevolg, des te hooger te waardeeren omdat zij oorspronkelijk waren en minder dan eenig ander vak van wetenschap of letterkunde aan het buitenland, door omwerking en vertaling, ontleend werden. Om deze reden zijn dan ook de op dit gebied

verschenen boeken in onze lijsten wat uitgebreider genoemd, dan dit bij andere groepen het geval is. Ons land mag, bij vergelijking, inderdaad trotsch wezen op de degelijke beoefening der rechts- en staatswetenschap, en onze uitgevers kunnen het eveneens zijn op de kloeke ondernemingen die zij aandurfden. Wij wijzen daaronder slechts op de werken van Hamelsveld, Luttenberg, van Hasselt, Voorduin, van Houten, Brouwer, Brocx, Eortuijn, allen tusschen f 20. - en f 120. -. De herdrukken van vele werken geven het beste blijk dat de boekhandel er wèl bij voer: Vaillant, Thorbecke, Dwars, Loke, allen met 2e, Mabé 4e, de Pinto 5e drukken.

Bestond onze rechts- en staatswetenschap om zoo te zeggen uit zich zelve, onze genees- en heelkunde ging voor een groot gedeelte te rade met wat er te dien opzichte in het buitenland uitkwam. Het is meermalen aan onze literatuur ten laste gelegd, dat zij wat te veel leeft van vertalingen. Het feit is niet te ontkennen. Wellicht meer dan eenig ander land leent Holland in ieder vak van wetenschap en letterkunde zijn boeken van den vreemde. Maar daarbij eenzijdig voorbij te zien, hoe ook onze eigen bodem zijn vruchten leverde, zou een zonde van ontrouw zijn jegens onze

landgenooten, een misdaad van nationale minachting, waartegen niet ernstig genoeg kan werden opgekomen. Met voordacht hebben wij onze boekenlijsten meest zoo ingericht, dat de oorspronkelijke werken van de vertalingen afgescheiden zijn, opdat daaruit blijken zou in welke verhouding de eenen tot de anderen staan. Menigeen zal daaruit met zelfvoldoening zien, hoe rijk ons kleine land is aan mannen die een roem waren voor hun vak van wetenschap, en hoe de werken, die vooral door den praktischen blik der uitgevers aan Engeland, Frankrijk en Duitschland ontleend werden, de ernstige studie van de wetenschappelijke vakken niet weinig bevordelijk was. In grootere rijken wordt betrekkelijk veel minder vertaald dan bij ons.

Maar een gunstig gevolg daarvan voor ons is, dat het veld onzer beschouwing te ruimer en onze zelfstandigheid des te steviger wordt. Heeft de boekhandel, wie zal het ontkennen, zijn leven te danken aan de wetenschap en de letterkunde, men vergete niet dat deze evenzeer verplichting hebben aan den boekhaudel, die, ja, zijn oog bespiedend over onze grenzen heen richt uit zucht naar eigen voordeel, maar daardoor te gelijk zijdelings medewerkt aan grondiger vakstudie en algemeener

wetenschappelijke waardeering.

Bij vergelijking van ons overzicht van rechts- en staatswetenschap met verdere boekenlijsten, zal het in het oog vallen, dat de opgaven betreffende de eerste zoo ruim, die omtrent de andere vakken beperkter zijn. Ter verdediging daarvan achten wij ons verplicht te herhalen, dat het niet in het doel ligt een bibliographische lijst te leveren, maar door het op den voorgrond brengen van de meest belangrijke titels en handelsondernemingen een blik te geven op den historischen loop van de bijzondere boekensoorten en de daarmede verbonden beweging in den boekhandel. Uit den aard der zaak geeft de rechts- en staatswetenschap aanleiding tot veel lijviger en duurder boeken, dan andere studievakken. Genees- en heelkunde, natuur- en werktuigkunde, geschiedenis, theologie, taalkunde, enz. enz. geven haar voortbrengselen in den regel in veel beknopter vorm, maar in veel grooter aantal. Onze keus, wat dit laatste aangaat, heeft zich moeten beperken tot de voornaamste uitgaven, waardoor de verhouding van hoeveelheid buiten aanmerking bleef. Onze latere statistieke opgaaf zal in dat opzicht bevredigender zijn.

‘Er is voorzeker’, getuigde Dr. Galama in 1836, ‘in de geschiedenis der geneeskunde geen tijdvak aan te wijzen, hetwelk een zoo groot aantal beroemde heelkundigen heeft opgeleverd als dat hetwelk wij beleven. Geen leeftijd heeft zoo vele belangrijke heelkundige werken zien verschijnen als de onze, waardoor dan ook de heelkunde in de laatste jaren met reuzenschreden

vooruit gesneld is en hare tweelingzuster, de eigenlijke geneeskunde, zeer verre achter zich heeft gelaten. Er schijnt, als het ware, onder de voornaamste heelkundigen een edele wedstrijd plaats te hebben, waarin ieder op het zeerste streeft elken anderen den zegepalm te betwisten.’

Is deze uitspraak volkomen waar, als wij, daarvan ten blijk, op de kostbare werken wijzen van Tittman, Chelius, Most, Richerand, Cooper, Maygrier, Ott, Lauth e.a., met evenveel voldoening leggen wij onze Hollandsche boeken van van Onsenoort, Sandifort en Tilanus daarnaast, terwijl wij, als wij het vak der geneeskunde overzien en den arbeid roemen van buitenlanders als Conradi, Hufeland, Geiger, Jörg, onze oorspronkelijke werken van Plagge, de Vriese, Vosmaer, van de Water, Pruijs van der Hoeven, Buchner, Schroeder van der Kolk, gerustelijk daar tegenover kunnen plaatsen.

Even als met de genees- en heelkunde ging het in dit tijdvak, en iets vroeger, met de natuurwetenschappen. Het getal der uitgaven daarin was, bij vergelijking met later jaren, zeer beperkt. Maar die weinige uitgaven waren in den regel veel

uitgebreider en kostbaarder. Wij beroepen ons op de prachtwerken bij de firma Sepp uitgegeven, werken in afleveringen uitgekomen, maar soms den prijs van honderd guldens te boven gaande. Uit dat beroemde fonds halen wij slechts enkele titels aan, om te doen uitkomen hoe de natuurwetenschappen hier te lande beoefend werden vóór zij onder de groote menigte meer op den voorgrond traden, en hoe de boekhandel in die dagen ondernemingen aandurfde, waaraan in onzen tijd niet te denken valt. Zoo vinden wij onder de 150 titels, waaruit de fondslijst van J.C. Sepp & Zoon in 1850 nog bestond, de volgende kapitale werken, in het laatst der vorige en het begin van deze eeuw bij hen in het licht verschenen: Edwards en Catesby, Uitlandsche

Uit-landsche Houten, met 101 platen, 60. -, Icones Plantarum Medicinalium, met 600

platen, - Kron, Zeldzaamheden der Natuur, met 288 platen, 216. -, Kops, Flora

Batava, Dl. I-VI, met 480 platen, 240. -, Idem, Dl. VII-X, 178.50, - Idem, N. reeks

I-IV, 210.50, - Nozeman en Sepp, Nederlandsche Vogelen, met 250 platen, 525. -, Sepp, Afbeelding en beschouwing van Ned. Kapellen, met 300 platen, 309.60, - Stoll

Cicaden en Wantsen, met 72 platen, 80. -, Stoll Sprinkhanen. Krekels, enz., met 72

platen, 65. -, Trew, Zeldzame planten, met 100 platen, 90. -, Cramer, Uitlandsche

Kapellen, 272. -, Surinaamsche Vluiders, 150. -; behalve zoo veel anderen, die

waarlijk wel bewijzen, dat wetenschap en boekhandel niet alleen in onzen tijd kracht en moed hadden tot uitgeven.

Enkele overblijfsels daarvan vinden wij nog in den eersten tijd dien wij behandelen. Kops, Flora Batava, in 1824 begonnen, wordt steeds, door opvolgende schrijvers, voortgezet. Anslijn geeft zijn kostbare Artsenijgewassen; Miquel, de Vriese en van Hall houden voorts onze botanische eer op, terwijl van Laar met zijn werk over

tuinsieraden bescheiden in de achterhoede staat. - De scheikunde heeft haar waardige

vertegenwoordigers in Mulder, van der Boon Mesch en Meijlink, waarbij de vertalingen van Erdmann, Rose en Berzelius zich aristocratisch aansluiten. - Kaiser en Herschell geven teekenen van frisch leven op astronomisch gebied. - De dierkunde heeft haar waardige voorstanders in van der Hoeven, Schlegel, W. Vrolik, Anslijn en Sandifort. Van Stuart en Kuijper, De Mensch, dat vroeger 60. - kostte, vindt een goedkoope herdruk voldoenden aftrek, en Uilkens' Volmaaktheden, die in het laatste jaar klompleet komen, blijven evenveel belangstelling wekken als de vertaling van Sommer's Heelal. - Brade en Normand voltooien hun bouwkundige werken, en Verdam, Baud, Kraijenhoff, Bleekrode, F.W. Conrad

en G. Simons toonen zich meesters in waterbouw- en werktuigkunde, terwijl Leeghwater's Haarlemmermeer-boek een 13en druk behoeft. - Jacob Swart en Pilaar zijn gewilde gidsen voor de zeevaart.

Hetzelfde verschijnsel als bij de natuurwetenschappen, maar in veel breeder afmeting, doet zich bij de vakken van algemeene, vaderlandsche en kerkelijke geschiedenis voor. Het publiek van vijftig jaar geleden zag er niet tegen op, een duur boek te koopen. De boekverkoopers vonden hun debiet evenmin in de veelheid van boeken als in het groote getal hunner klanten. Maar als er wat uitkwam dat degelijk was, dan wisten zij de liefhebbers te vinden, hetzij onder hen die er een bibliotheek op nahielden, hetzij onder die familiën welke uit een onbekrompen beurs naast andere zaken van weelde ook een goed boek gewoon waren zich aan te schaften ‘als een nuttig en een blijvend iets.’ Vooral geschiedenis is bij ons ten allen tijde een gewild vak van literatuur geweest, in den beginne meer gelezen dan beoefend, meer op goed geloof aangenomen dan nagespeurd. Vandaar dat groote werken lang de

standaardwerken bleven en een burgerrecht handhaafden, dat niet spoedig door nieuwigheden verdrongen werd. Uitgevers zagen dus niet tegen ferme ondernemingen op, wel wetende dat hun uitgaven blijvende fondsartikelen waren. Tusschen 1830-39 zouden er wel 30 editiën te noemen zijn die meer dan 20. -, soms veel meer, golden, terwijl daarentegen kleine historische geschriften betrekkelijk weinig voorkwamen. Veelal bestonden zij in vertalingen wat algemeene en kerkelijke geschiedenis betreft; zooals de bekende werken van Becker, Menzel, Nösselt, Schlosser, Sporschill, Milner, Hagenbach, Merle d' Aubignë, Hess; al zien wij daarom niet voorbij de

oorspronkelijke van van Kampen, v. Limburg Brouwer, Engelen, Löbensels, Kist, Boyaards, IJpey en Dermout, van Hengel. - Vaderlandsche geschiedenis behoorde natuurlijk bij uitsluiting bij landgenooten

te huis. Onder dezen hebben wij te wijzen op namen als Bilderdijk, de Jonge, Nijhoff, van Kampen, Bosscha, Groen van Prinsterer, Scheltema, Collot d'Escury, Verkade, Lastdrager, Engelberts Gerrits, van der Aa, om alleen te spreken van de grootere uitgaven die van onze boekhandelaren uitgingen. Ten blijk, hoe een gunstig debiet doorgaans deze ondernemingen kroonde, verdient opmerking, dat Stuart's Romeinsche

Geschiedenis en Hess' Geschiedenis der Israëlieten, beiden boeken van 36. -, een

tweeden druk noodig hadden. De werken van van Kampen konden in den regel staat maken op een 500 tal koopers. Becker, Schlosser, Sporschill, Bosscha hadden nog grooter debiet.

Het publiek, dat in die dagen boeken kocht, werd bij voorkeur in den gegoeden middenstand gevonden. Het bepaalde zich in den regel tot enkele liefhebbers, bij ieder boekverkooper bekend, en werd aangevuld door de leesgezelschappen, in ons huiselijk Nederland zulk een eigenaardig verschijnsel. Een uitgever, die met smaak en voorzichtigheid te werk ging, en aan dezulken ontbrak het niet, kon dien ten gevolge op een eenigermate vast debiet rekenen, wel overtuigd dat hij geen grove winst behalen zou, maar even zeker, dat hij zich niet aan aanzienlijke schade zou blootstellen. Het eigenlijk ondernemen, het speculeeren, het opzetten en uitvoeren van eigen plannen met het oog op de teekenen der tijden, zou zich wel niet lang laten wachten, maar was tot nu toe meer uitzondering dan gewoonte. Tot deze rustige, zich zelv' beloonende uitgaven behoorden in voorname plaats ook nog de

reisbeschrijvingen, in groot 8odeelen, versierd met een paar kopergravuren en omplakt met het bescheiden roodspikkel, welke, met haar zusters de romans, geboren werden vooral om tot dagelijksch voedsel der leesgezelschappen te strekken.

Reisbeschrijvingen waren in de dagen toen stoomboot noch spoortrein den kalmen burger tot heen en weêr vliegen verlokte en het hoekje van eigen haard

de gemakkelijke plaats was, van waar uit men in verbeelding de gevaarlijke of langzame tochten van onderzoekers meêmaakte, de geliefkoosde lektuur in het huisgezin. En het moet gezegd worden, dat zij doorgaans zeer onderhoudend geschreven waren. Wat landgenooten betreft roemen wij daarin op Engelen, Potgieter, Kneppelhout, Ver Huell, van Lennep Coster; wat buitenlanders aangaat, op Puckler Muskau, Rellstab, La Place, Trollope, Washington Irving, Basil Hall. Van 1830-40 zouden wij nog wel een honderd deelen reisverhalen kunnen aanwijzen. - Enkele groote aardrijkskundige werken verdienen daarbij vermelding, zooals van Wijk's

Aardrk. Woordenboek 63.85, Zimmermann's De Aarde 79.65, v. d Aa, Aardrk. Woordenboek der Nederlanden 142.25, en de aardrijkskundige werken van van

Kampen, benevens Roorda van Eijsinga's Aardrijksbeschrijving van Ned. Indië. -Het laatste gedeelte van dit tijdperk kenmerkt zich door de verschijning van een nieuw soort van boeken, beschrijvingen van schoone landschappen naar aanleiding van keurige Engelsche staalgravuren, waarin vooral de smaakvolle en ondernemende uitgever Beijerinck voorging.

Van de meestgezochte atlassen en kaarten noemen wij die van Jaeger en die door onderwijzers-genootschappen uitgegeven, alsmede die bij de Wed. Hulst van Keulen verschenen.

Dat ook een burger publiek er niet tegen opzag van tijd tot tijd kostbare boeken te koopen, vooral wanneer die bij inteekening en in afleveringen werden uitgegeven, wordt bewezen door den bijval, dien sommige encyclopedische werken vonden, zooals het Woordenboek der zamenleving en het Handelsmagazijn bij Gebr. Diederichs en het Aanhangsel op Nieuwenhuis' Woordenboek bij H.C.A. Thieme.

Met de godgeleerdheid en aanverwante vakken stond het eveneens als met andere boeken: de werken daarover uitgegeven waren lang zoo overvloedig niet als later, maar zij waren in den

regel uitgebreider en duurder; zij hadden een langer bestaan, daardoor ook een zeker burgerrecht, en werden niet zoo spoedig door mededingers verdrongen. Een boek van 36. - zooals Muntinghe, Geschiedenis der menschheid volgens den Bijbel kreeg een derden druk; Niemeijers Karakterkunde kostte 25. -; van Heijningen's Bijbelsche

Geschiedenis 25. -, v. Hengel's Gesch. der beschaving 19.29, - Heringa's Kerkelijke Raadgever 17.70-. En zoo meer. Aan kritische en polemische theologie zou eerst

later veel meer gedaan worden. Clarisse, de Greuve, van der Palm, van der Willigen, van Hengel, Overdorp, Herwerden, Le Roy, Royaards waren onze theologen, naast Tischendorf, Pfenniger, Huffell, Bretschneider, Stirm, Ullmaim, Tholuck, Keith, wier werken in onze taal overgebracht werden. - Van Heusde's Socratische School maakte, onder de weinige wijsgeerige werken, grooten opgang.

In elk gegoed protestantsch huisgezin lag, en werd ook gelezen, een oudere of nieuwere druk van Keur's Statenbijbel, of van van der Palm's nieuwe bijbelvertaling, welker bezit, met de Aanteekeningen 65.80, op hoogen prijs werd gesteld, evenals v.d. Palm's Bijbel voor de jeugd 27.90, die een algemeen gelezen huisboek was en gedurende 1850-59 tweemaal herdrukt moest worden. Aan de behoefte van bijbellektuur werd voorts voldaan door Prentbijbels bij Gebr. Diederichs, Erven Doorman en het Bibliographisch Instituut, die allen een groot debiet hadden.

Van oudsher is er wellicht geen volk geweest, dat in de huiskamer meer gehecht was aan stichtelijke lektuur dan onze protestantsche landgenooten. Het lezen van een bijbelhoofdstuk aan den morgen van elken dag was in elk gezin een gewoonte, die wel wat losser werd dan vroeger, maar toch bij de meesten nog in strenge eer werd gehouden. Vader en moeder, indien zij iets lazen, grepen uit de portefeuilles der leesgezelschappen bij

voorkeur naar eenig stichtelijk boek, of een reisbeschrijving, en lieten de lichtere lektuur van romans en tijdschriften aan het jeugdiger geslacht over. Boeken te koopen was bij het groote algemeen nog altoos wel uitzondering, maar een godsdienstig huisboek mocht toch nergens ontbreken. Daarvoor diende of een bundel preeken van een geliefden dominé, of meer algemeen bekende boeken, zooals de werken van Egeling, Corstius, Verweij, Kaakebeen, Clarisse, bovenal die van van der Palm niet te vergeten, en iets later die van des Amorie van der Hoeven. De overlevering wil, dat Prof. v.d. Palm elken zondag als hij gepreekt had na kerktijd bij de firma du Mortier aanliep, waar een bankbiljet van 100. - klaar lag, dat hij inwisselde tegen de uitgesproken leerrede, welke voor de pers bewaard werd totdat er weêr een tiental volledig was. - In 1839 werd door G. Portielje het Bijbelsch Magazijn opgericht, dat, uitlokkend door zijn fraaie gravuren en door de verscheidenheid zijner medewerkers, in een losser vorm dan den preekstijl, bestemd was om in honderde gezinnen zijn plaats te vinden, en daarin te gereeder ingang kreeg door zijn verschijning in maandelijksche afleveringen.

Onder een aanwassend gedeelte van liet protestantsche publiek, vooral op het platte land en bij de burgerklassen, was zich een overhelling gaan vestigen naar de oude onvervalschte Dordtsche kerkleer, een overhelling die zich al meer en meer uitsprak in het herdrukken en sterk verspreiden van de oude werken van van Lodensteijn, Hellenbroek, Smijtegelt, Mel e.a., en die, vermits de aanhangers dier richting van de algemeene kerk werden buitengesloten, op een afscheiding uitliep, die zelfs, onder Ds. Scholte, naar Amerika de wijk nam en daar de vrijheid van geweten zocht, welke haar hier betwist werd. Het spreekt van zelf, dat juist door dezen dwang de partij in belangstelling toenam, haar geschriften bij duizenden onder