De originele bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland uit een leek/ woudeerdgrond, die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit lichte zavel. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Kreftenheye.
De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 15,0 m +NAP, waardoor het grondwa-ter zich op ± 1,0 m -mv zou bevinden. Het wagrondwa-ter van het eerste wagrondwa-tervoerend pakket stroomt volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO in westelijke richting.
Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 5 van 15
4 CONCLUSIES VOORONDERZOEK (ONDERZOEKSOPZET)
Ten behoeve van het bodemonderzoek is, op basis van het vooronderzoek, een aantal deellocaties geïdentificeerd, die aanvullend onderzocht dienen te worden. In tabel II zijn de onderzoeksstrategie-en, die van toepassing zijn op de betreffende deellocaties, weergegeven.
Tabel II. Onderzoeksstrategie
Deellocatie Oppervlakte Verwachte stoffen Onderzoeks-
strategie A1 voormalige bovengrondse
dieseltank
< 10 m2 minerale olie en aromaten VEP
A2 tweede locatie voormalige dieseltank
< 10 m2 minerale olie en aromaten VEP
B overig deel van de onderzoekslocatie
8.000 m2 zware metalen, minerale olie, asbest VED-HE-NL
C olielek (*A) - - -
D1 inspoelzone oost 45 m2 asbest VED-HE-NL
D2 inspoelzone west 45 m2 asbest VED-HE-NL
Onderzoeksstrategieën volgens NEN 5740:
VEP : Verdacht, plaatselijke bodembelasting, uitgezonderd ondergrondse opslagtanks VED-HE-NL : Verdacht, diffuse bodembelasting, heterogene verontreiniging, niet lijnvormig
(*A) : tijdens de veldwerkzaamheden heeft de eigenaar van de locatie de plaats van de olielek aangegeven, . deze bleek op deellocatie A2 te hebben plaatsgevonden
Aangezien het feit dat de puinverharding omstreeks 1930 is gerealiseerd, wordt een verontreiniging met asbest niet aannemelijk geacht. De NEN 5725:2017 stelt dan ook dat in puin van voor 1945 een geringe kans is op het aantreffen van asbest. Dit gedeelte binnen de onderzoekslocatie is dan ook niet verdacht op het voorkomen van noemenswaardige asbestgehaltes.
5 VELDWERK 5.1 Algemeen
De peilbuizen zijn op 23 oktober 2018 geplaatst onder kwaliteitsverantwoordelijkheid van de heer R.J.H. Denessen. Deze medewerker van Econsultancy staat geregistreerd als ervaren veldwerker voor het protocol 2001 van de BRL SIKB 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbo-demonderzoek". De boringen alsmede de monstername van de grondmonsters is op zowel 23 als 30 oktober 2018 uitgevoerd onder kwaliteitsverantwoordelijkheid van de heer A. Bruil. De asbestgaten zijn op 1 november 2018 onder kwaliteitsverontwoordelijkheid van de heer N.W.M. Snippe gegraven.
De boringen en peilbuizen zijn geplaatst met behulp van een edelmanboor, een zuigerboor, een river-sideboor, een schep en een ramguts. Van het opgeboorde en opgegraven materiaal is een boorbe-schrijving conform de NEN 5104 gemaakt en zijn er grondmonsters genomen over trajecten van ten hoogste 0,5 m, waarbij bodemlagen met verontreinigingskenmerken of een afwijkende textuur sepa-raat bemonsterd zijn.
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 6 van 15
5.2 Visuele inspectie toplaag/maaiveld op asbest
Er zijn op het maaiveld geen asbestverdachte of asbesthoudende materialen aangetroffen. In tabel III zijn enkele algemene gegevens met betrekking tot de visuele inspectie van de toplaag opgenomen.
Tabel III. Visuele inspectie toplaag
Aandachtsgebied Opmerking
Oppervlakte van geïnspecteerde locatie 90 m²
Conditie toplaag 18% bodemvocht
Beperkingen van de inspectie Vegetatie (gras)
Weersomstandigheden Neerslag < 10 mm/dag
Zicht > 50 m
Zand, klei/leem en/of veen Zand
Los of (deels) vastgereden Los
Geen/matige vegetatie hoge mate aan gras
Geschatte inspectie-efficiëncy (tabel 2 NEN 5707) 70-90 %
Asbestverdacht materiaal op maaiveld aangetroffen? Nee
5.3 Grondonderzoek
Aan de hand van de geldende onderzoeksstrategieën zijn de werkzaamheden uitgevoerd zoals die in tabel IV zijn vermeld.
Tabel IV. Uitgevoerde werkzaamheden
Deellocatie Veldwerk Analyses
Boringen/gaten/peilbuizen Verharding Grond Grondwater
A1 voormalige bovengrondse dieseltank
1 peilbuis (*A) onverhard minerale olie (1x) standaardpakket (1x) (*A)
A2 tweede locatie voormalige dieseltank
1 peilbuis onverhard minerale olie (1x) minerale olie + BTEXN
B overig deel van de onderzoekslocatie
17 (0,5 m -mv) 4 (2,0 m -mv) 1 (peilbuis) (*A)
onverhard standaardpakket
(4x bovengrond, 2x ondergrond)
standaardpakket (2x) (*A)
D1 inspoelzone (oost) 6 (gaten) (*B) onverhard asbest in grond (1x) -
D2 inspoelzone (west) 6 (gaten) (*B) onverhard asbest in grond (1x) - (*A) De peilbuis van deellocatie A1 is gecombineerd met en van de twee peilbuizen van deellocatie B (*B) De gaten hebben een afmeting van 0,3 x 0,3 x 0,1 m
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 7 van 15
5.4 Algemene bodemopbouw en visuele inspectie opgegraven materiaal
De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De boven-grond is bovendien zwak humeus. De bovenboven-grond is plaatselijk zwak tot matig grindhoudend. De ondergrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, matig fijn tot zeer grof zand. De ondergrond is plaatslijk sterk gleyhoudend, zwak tot matig roesthoudend en/of zwak tot sterk oerhoudend. Plaat-selijk zijn sterk zandige leemlagen aanwezig alsmede sterk zandige kleilagen.
Tabel V geeft een overzicht van de zintuiglijk waargenomen verontreinigingen, die in het opgegraven en opgeboorde materiaal zijn aangetroffen.
Tabel V. Zintuiglijk waargenomen verontreinigingen
Gat/boring Einddiepte (m -mv)
Traject (m -mv) Waargenomen verontreinigingen
Deellocatie A2: voormalige bovengrondse dieseltank verplaatsing
A02 5,0 0,0-0,6 volledig puinhoudend (restanten oud puinpad, toegepast
vóór 1945) Deellocatie B: overig deel van de onderzoekslocatie
pb B01 3,5 0,0-0,4 volledig puinhoudend (restanten oud puinpad, toegepast
vóór 1945)
B02 2,0 0,0-0,5 zwak baksteenhoudend
0,5-0,8 matig baksteenhoudend
B15 0,35 (gestaakt) 0,0-0,35 matig baksteenhoudend, matig betonhoudend
B21 0,4 (gestaakt) 0,0-0,4 matig baksteenhoudend, zwak betonhoudend
B22 0,8 (gestaakt) 0,0-0,5 matig baksteenhoudend
0,5-0,8 zwak baksteenhoudend Deellocatie D1: inspoelzone oost
D1-01 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D1-02 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D1-03 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D1-04 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D1-05 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D1-06 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
Deellocatie D2: inspoelzone west
D2-01 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D2-02 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D2-03 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D2-04 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D2-05 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
D2-06 0,1 0,0-0,1 zwak puinhoudend
In het opgeboorde materiaal ter plaatse van deellocaties A1 en A2 is géén olie-waterreactie waarge-nomen.
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 8 van 15
5.5 Grondwateronderzoek 5.5.1 Uitvoering veldwerk
Stroomafwaarts, ter plaatse van de voormalige dieseltank en centraal op de onderzoekslocatie zijn 3 peilbuizen geplaatst. De filterstelling is bepaald op basis van de grondwaterstand, zoals deze tijdens de veldwerkzaamheden op 23 oktober 2018 is ingeschat.
5.5.2 Grondwaterbemonstering
De grondwaterbemonstering is op 30 oktober 2018 uitgevoerd door de heer A. Bruil. Deze medewer-ker van Econsultancy staat geregistreerd als ervaren veldwermedewer-ker voor het protocol 2002 van de BRL SIKB 2000 "Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek".
De bemonstering is uitgevoerd conform de eisen uit het protocol 2002 van de BRL SIKB 2000 en de NEN 5744:2011. Tabel VI geeft een overzicht van de peilbuisgegevens en de resultaten van de veld-metingen.
Tabel VI. Overzicht gegevens peilbuizen en veldmetingen grondwater
Peilbuis-nummer
Situering peilbuis Filterstelling (m -mv)
Grondwaterstand (m -mv) 30 oktober 2018
Elektrisch Geleidings-vermogen (µS/cm)
Troebelheid (NTU)
pH
Deellocatie A1: voormalige bovengrondse dieseltank A01 ter plaatse van de voormalige
dieseltank
2,6-3,6 2,57 580 69,8 6,4
Deellocatie A2:tweede locatie voormalige dieseltank A02 tweede locatie voormalige
dieseltank
2,5-3,5 2,60 280 46,8 6,2
Deellocatie B:overig deel van de onderzoekslocatie B01 centraal op de
onderzoekslo-catie
2,5-3,5 2,62 430 25,6 6,0
6 LABORATORIUMONDERZOEK 6.1 Uitvoering analyses
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740
Alle grond- en grondwatermonsters zijn aangeboden aan een laboratorium dat is erkend door de Raad voor Accreditatie en AS3000-geaccrediteerd is voor milieuhygiënisch bodemonderzoek. In het laboratorium zijn in totaal 8 grond(meng)monsters samengesteld (5 grond(meng)monsters van de bovengrond en 3 grond(meng)monsters van de ondergrond). De zintuiglijk meest verontreinigde grondmonsters zijn gebruikt bij de samenstelling van de grond(meng)monsters. De 8 grond(meng)monsters en de grondwatermonsters zijn geanalyseerd op de volgende pakketten:
- standaardpakket grond:
droge stof, lutum, organische stof, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (PCB), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en minerale olie;
- olie/aromaten grond:
droge stof, organische stof, vluchtige aromaten (BTEX), naftaleen en minerale olie;
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 9 van 15
- standaardpakket grondwater:
metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), vluchtige aromaten (BTEX), styreen, naftaleen, gehalogeneerde koolwaterstoffen (VOX) en minerale olie;
- olie/aromaten grondwater:
vluchtige aromaten (BTEX), naftaleen en minerale olie.
Tabel VII geeft een overzicht van de samenstelling van de grond(meng)monsters en de analyse-pakketten.
Tabel VII. Overzicht van de samenstelling van de grond(meng)monsters en de analysepakketten
Grond(meng)- monster
Traject (m -mv)
Analysepakket Bijzonderheden
Deellocatie A1: voormalige bovengrondse dieseltank
MM-A1 A01 (0-50) olie/aromaten grond
(*A)
verdachte laag (zintuiglijk schoon) Deellocatie A2: tweede locatie voormalige dieseltank
MM-A2 A02 (60-100) olie/aromaten grond
(*A)
verdachte laag (zintuiglijk schoon) Deellocatie B: overig deel van de onderzoekslocatie
MM1 B22 (0-50) B22 (50-80) B02 (0-50) B02 (50-80)
standaardpakket grond verdachte laag
(zwak tot matig baksteenhoudend) MM2 B21 (0-40) B15 (0-35) standaardpakket grond verdachte laag
(matig baksteenhoudend, zwak tot matig betonhoudend) MM3 A02 (60-100) pb B01 (40-50) standaardpakket grond Laag onder verdachte laag (volledig puin)
(zintuiglijk schoon) MM4 B19 (0-40) B04 (0-50)
B10 (0-50) B13 (0-50)
standaardpakket grond bovengrond (zintuiglijk schoon) MM5 B02 (80-130) B02 (130-160)
B02 (160-200) B05 (80-130) B05 (130-170) B05 (170-200)
standaardpakket grond ondergrond westelijk (zintuiglijk schoon)
MM6 B03 (40-65) B03 (65-110) B03 (110-135) B03 (135-150) B03 (150-200) B04 (50-100) B04 (100-125)
standaardpakket grond ondergrond oostelijk (zintuiglijk schoon)
(*A) Hoewel er géén steekbusmonstername heeft plaatsgevonden worden de (indicatieve) analyse resultaten ten aanzien van de aromaten als representatief geacht voor de onderzochte bodemlagen.
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 10 van 15
Verkennend onderzoek asbest in bodem NEN 5707
Ten aanzien van de parameter asbest zijn in het laboratorium in totaal 2 mengmonsters geanalyseerd op het volgende analysepakket:
- asbest (kwantitatief):
droge stof, serpentijn asbest (chrysotiel), amfibool asbest (amosiet, crocidoliet, anthophylliet, tremoliet en actinoliet) en (niet-)hechtgebonden asbest.
Tabel VIII geeft een overzicht van de samenstelling de (meng)monsters en het analysepakket.
Tabel VIII. Overzicht van de samenstelling van de (meng)monsters en het analysepakket
Meng- monster
Monsters (in m -mv)
Analysepakket Bijzonderheden
Deellocatie D1: inspoelzone oost
ASB-MMD1 D1-01 (0,00-0,10) D1-02 (0,00-0,10) D1-03 (0,00-0,10) D1-04 (0,00-0,10) D1-05 (0,00-0,10) D1-06 (0,00-0,10)
asbest in bodem (NEN 5707)
verdachte laag (inspoelzone) (zwak puinhoudend)
Deellocatie D2: inspoelzone west
ASB-MMD2 D2-01 (0,00-0,10) D2-02 (0,00-0,10) D2-03 (0,00-0,10) D2-04 (0,00-0,10) D2-05 (0,00-0,10) D2-06 (0,00-0,10)
asbest in bodem (NEN 5707)
verdachte laag (inspoelzone) (zwak puinhoudend)
6.2 Toetsingskader
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740
De analyseresultaten zijn getoetst aan het toetsingskader van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Circulaire bodemsanering 2013) en aan de achtergrondwaarden voor grond uit de Regeling bodemkwaliteit (bijlage B, tabel 1), VROM, 2007. Het toetsingskader voor de beoordeling van de ge-halten en/of concentraties van verontreinigingen is gegeven in de toetsingstabel en bevat voor grond en grondwater elk drie te onderscheiden waarden met de verschillende niveaus:
- achtergrondwaarde:
deze waarde ("AW") geeft de gehalten aan zoals die op dit moment voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lo-kale verontreinigingsbronnen;
- streefwaarde:
deze waarde ("S") geeft het milieukwaliteitsniveau aan voor grondwater, waarbij als nadelig te waarderen effecten verwaarloosbaar worden geacht;
- tussenwaarde:
deze waarde ("T") is de helft van de som van de achtergrondwaarde (of in het geval van grondwater de streefwaarde) en de interventiewaarde. De tussenwaarde is de concentratie-grens waarboven in beginsel nader onderzoek moet worden uitgevoerd, omdat het vermoeden van ernstige bodemverontreiniging bestaat;
- interventiewaarde:
deze waarde ("I") geeft het niveau voor verontreinigingen in grond en grondwater aan waarbo-ven ernstige vermindering of dreigende vermindering optreedt van de functionele eigenschap-pen, die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Bij gehalten en/of concentraties boven de in-terventiewaarde is er sprake van een sterke verontreiniging. Bij overschrijding van de interven-tiewaarde wordt vaak een nader onderzoek uitgevoerd om de ernst van de verontreiniging en de saneringsurgentie te bepalen. Wanneer het boven de tussenwaarde of interventiewaarde gelegen gehalte een natuurlijke oorsprong heeft, is uitvoering van vervolgonderzoek meestal niet noodzakelijk.
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 11 van 15
In bijlage 5 is de toetsingstabel opgenomen uit de eerder genoemde circulaires. Deze bijlage bevat de achtergrondwaarden en de interventiewaarden voor een standaardbodem (10% organische stof en 25% lutum). De gemeten gehalten zijn door middel van een BoToVa-toetsing, met behulp van de door het laboratorium bepaalde waarden voor het organische stof- en lutumgehalte, omgerekend naar gehalten in een standaardbodem en vervolgens getoetst.
De gebruikte analysetechnieken zijn weergegeven op de certificaten in bijlage 4a. Om de mate van verontreiniging aan te geven wordt de volgende terminologie gebruikt:
Grond:
- niet verontreinigd: gehalte < achtergrondwaarde en/of detectielimiet;
- licht verontreinigd: gehalte > achtergrondwaarde en < tussenwaarde;
- matig verontreinigd: gehalte > tussenwaarde < interventiewaarde;
- sterk verontreinigd: gehalte > interventiewaarde.
Grondwater:
- niet verontreinigd: concentratie < streefwaarde en/of detectielimiet;
- licht verontreinigd: concentratie > streefwaarde en < tussenwaarde;
- matig verontreinigd: concentratie > tussenwaarde < interventiewaarde;
- sterk verontreinigd: concentratie > interventiewaarde.
Verkennend bodemonderzoek asbest in bodem NEN 5707
De resultaten met betrekking tot bodem zijn getoetst aan het toetsingskader uit de Circulaire bodem-sanering 2013. Het toetsingskader voor de beoordeling met betrekking tot asbest is als volgt om-schreven.
De interventiewaarde voor asbest is gelijk aan de maximale hergebruikswaarde uit de Regeling bodemkwaliteit, welke de hergebruiksmogelijkheden van grond bepaalt en is vastgesteld op 100 mg/kg d.s. Indien sprake is van een overschrijding van de hergebruikswaarde voor asbest in bodem (“interventiewaarde”) is tevens sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging zoals bedoeld in de Wet bodembescherming, onafhankelijk van het bodemvolume waarin deze asbestge-halten zijn aangetoond.
Indien het asbestgehalte kleiner is dan de helft van de hergebruikswaarde (50 mg/kg d.s.) is het sta-tistisch aannemelijk dat ook in een nader onderzoekstraject de hergebruikswaarde niet zal worden overschreden. In deze gevallen geldt er geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest. Bij een asbestgehalte groter dan de helft van de hergebruikswaarde is een nader onderzoek asbest verplicht. De hoogste bepaalde waarde binnen een (deel)locatie is hiervoor bepalend.
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 12 van 15
6.3 Resultaten grond- en grondwatermonsters verkennend bodemonderzoek
Tabel IX geeft een overzicht van de parameters in de grond die de geldende toetsingskaders over-schrijden.
Tabel IX. Overschrijdingen toetsingskaders grond
Grond(meng)- monster
Traject (m -mv)
Gehalte > AW (licht verontreinigd)
Gehalte > T (matig verontreinigd)
Gehalte > I (sterk verontreinigd)
Deellocatie A1: voormalige bovengrondse dieseltank
MM-A1 A01 (0-50) - - -
Deellocatie A2: tweede locatie voormalige dieseltank
MM-A2 A02 (60-100) - - -
Deellocatie B: overig deel van de onderzoekslocatie MM1 B22 (0-50) B22 (50-80) B02 (0-50)
B02 (50-80)
- - -
MM2 B21 (0-40) B15 (0-35) minerale olie PAK
- -
MM3 A02 (60-100) pb B01 (40-50) PAK - -
MM4 B19 (0-40) B04 (0-50) B10 (0-50) B13 (0-50)
- - -
MM5 B02 (80-130) B02 (130-160) B02 (160-200) B05 (80-130) B05 (130-170) B05 (170-200)
kobalt - -
MM6 B03 (40-65) B03 (65-110) B03 (110-135) B03 (135-150) B03 (150-200) B04 (50-100) B04 (100-125)
- - -
Tabel X geeft een overzicht van de parameters in het grondwater die het geldende toetsingskader overschrijden.
Tabel X. Overschrijdingen toetsingskader grondwater
Grondwater- monster
Situering peilbuis
Concentratie > S (licht verontreinigd)
Concentratie > T (matig verontreinigd)
Concentratie > I (sterk verontreinigd)
Deellocatie A1: voormalige bovengrondse dieseltank PB A01 ter plaatse van de voormalige
dieseltank
- - -
Deellocatie A2: tweede locatie voormalige dieseltank PB A02 ter plaatse van de voormalige
dieseltank verplaatsing
- - -
Deellocatie B: overig deel van de onderzoekslocatie PB B01 centraal op de onderzoekslocatie barium
cadmium
- -
Bijlage 4a bevat de door het laboratorium aangeleverde analysecertificaten. Bijlage 4b bevat de ge-toetste analyseresultaten.
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 13 van 15
6.4 Resultaten verkennend onderzoek asbest
Tabel XI geeft een overzicht van de analytisch vastgestelde asbestgehalten (fractie < 20 mm).
Tabel XI. Vastgestelde asbestgehalten fijne fractie (< 20 mm)
(Meng)- monster
Traject (m -mv)
Asbestgehalte (< 20 mm)
ASB-MMD1 D1-01 (0,00-0,10) D1-02 (0,00-0,10) D1-03 (0,00-0,10) D1-04 (0,00-0,10) D1-05 (0,00-0,10) D1-06 (0,00-0,10)
30 mg/kg d.s.
ASB-MMD2 D2-01 (0,00-0,10) D2-02 (0,00-0,10) D2-03 (0,00-0,10) D2-04 (0,00-0,10) D2-05 (0,00-0,10) D2-06 (0,00-0,10)
9,8 mg/kg d.s.
Bijlage 4a bevat de door het laboratorium aangeleverde analysecertificaten.
Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 14 van 15
7 SAMENVATTING, CONCLUSIES EN ADVIES
Econsultancy heeft in opdracht van Buro SRO een verkennend bodemonderzoek en verkennend on-derzoek asbest in bodem uitgevoerd aan de Koekoek 38 te Siebengewald.
Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De boven-grond is bovendien zwak humeus. De bovenboven-grond is plaatselijk zwak tot matig grindhoudend. De ondergrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, matig fijn tot zeer grof zand. De ondergrond is plaatslijk sterk gleyhoudend, zwak tot matig roesthoudend en/of zwak tot sterk oerhoudend. Plaat-selijk zijn sterk zandige leemlagen aanwezig alsmede sterk zandige kleilagen.
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740
Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht:
Deellocatie A1: voormalige bovengrondse dieseltank
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd, dat deze deellocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met plaatselijk bodembelasting en met een duidelijke verontreinigingskern" (VEP).
In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. In de verdachte bo-vengrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is in combinatie met deellocatie B onderzocht. In het grondwater zijn analytisch geen verontreinigingen geconstateerd.
De vooraf gestelde hypothese dat deze deellocatie ter plaatse van deellocatie A1 als "plaatselijk ver-dacht" dient te worden beschouwd, wordt voor deze deellocatie verworpen.
Deellocatie A2: tweede locatie voormalige dieseltank
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd, dat deze deellocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met plaatselijk bodembelasting en met een duidelijke verontreinigingskern" (VEP).
In het opgeboorde materiaal is zintuiglijk een volledig puinhoudende laag aangetroffen (traject 0,0-0,6 m -mv). De bodem is analytisch niet verontreinigd. In het grondwater zijn geen verontreinigingen ge-constateerd.
De vooraf gestelde hypothese dat deze deellocatie ter plaatse van deellocatie A2 als "plaatselijk ver-dacht" dient te worden beschouwd, wordt voor deze deellocatie verworpen.
Deellocatie B: overig deel van de onderzoekslocatie
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd, dat deze deellocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene ver-ontreiniging op schaal van monsterneming, niet lijnvormig" (VED-HE-NL).
Zintuiglijk is de bovengrond zwak tot matig baksteenhoudend, plaatselijk is de bovengrond zwak tot matig betonhoudend en volledig puinhoudend. In de bovengrond zijn analytisch lichte verontreinigin-gen met kobalt, minerale olie en PAK geconstateerd. In de ondergrond zijn geen verontreiniginverontreinigin-gen aangetoond. Hoogstwaarschijnlijk zijn deze lichte verontreinigingen te relateren aan het voorkomen van bodemvreemde bijmengingen in de bovengrond. In het grondwater zijn licht verhoogde concen-traties aan barium en cadmium geconstateerd. Deze metaalverontreinigingen zijn
hoogst-Rapport 8013.001 versie D2 Pagina 15 van 15
waarschijnlijk, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.
Op basis van de periode waarin de puinverharding op de onderzoeklocatie is gerealiseerd (voor 1945), acht Econsultancy dat er géén kans is op het aantreffen van noemenswaardige asbestgehal-tes. Aanvullend onderzoek naar de parameter asbest ter plaatse van deze puinverharding wordt der-halve ook niet noodzakelijk geacht.
De vooraf gestelde hypothese dat deze deellocatie ter plaatse van deellocatie B als "heterogeen ver-dacht" dient te worden beschouwd, wordt voor deze deellocatie bevestigd.
Verkennend onderzoek asbest in bodem NEN 5707
Deellocatie D1 en D2: inspoelzone
In de bovengrond is analytisch hechtgebonden en niet-hechtgebonden asbest geconstateerd. De vastgestelde gehalten overschrijden de waarde voor het uitvoeren van nader bodemonderzoek (0,5*
interventiewaarde) niet.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt gesteld dat er geen aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem. In geval van grondwerkzaamheden op de locatie behoe-ven er ten aanzien van asbest geen specifieke maatregelen te worden getroffen.
Algemeen
Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor nader onderzoek en be-staan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingswijziging van de onderzoekslocatie.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer wor-den afgevoerd of elders worwor-den toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mo-gelijk van toepassing.
Econsultancy
Boxmeer, 13 december 2018
Bijlage 1 Topografische ligging van de locatie
Schaal 1:25.000 Deze kaart is noordgericht