• No results found

Bijzondere aandachtspunten

In document Stippen op de horizon (pagina 12-16)

Dit hoofdstuk behandelt drie thema’s, die bij het opstellen van de oorspronkelijke versie van het IHP nog niet speelden of waarvan het belang nu meer wordt onderkend. Het gaat om duurzaamheid (paragraaf 5.1), toegankelijkheid (paragraaf 5.2) en integrale kindcentra (paragraaf 5.3).

5.1 Duurzaamheid

Gemeente en schoolbesturen onderschrijven het belang van duurzaamheid, ook voor de

schoolgebouwen. In het Klimaatakkoord is voor 2050 de doelstelling opgenomen dat alle gebouwen in Nederland klimaatneutraal zijn. Voor 2030 is een forse reductie van de CO2-uitstoot opgenomen.

Aan de realisatie van die doelstellingen willen we bijdragen.

Ons Integraal Huisvestingsplan biedt mogelijkheden om gestructureerd naar deze problematiek te kijken. Daarbij hanteren we de volgende uitgangspunten:

• Het IHP voor het basisonderwijs is opgesteld met de bedoeling om gezamenlijk tot een reductie van het aantal scholen, locaties en vierkante meters te komen in lijn met de demografische ontwikkeling. Tegelijkertijd is de bereikbaarheid van het onderwijs een belangrijk punt, naast de kwaliteit van de schoolgebouwen (in technische en in

onderwijskundige zin). We hebben dit “minder, maar beter!” genoemd. Deze focus op het onderwijs blijft. Zij wordt niet vervangen door een focus op duurzaamheid. Wel leeft de overtuiging dat de focus op het onderwijs goed te combineren is met verduurzaming van de gebouwen.

• Het IHP doet in de eerste plaats uitspraken over het scholenbestand. Uitspraken over individuele scholen worden daarvan afgeleid. Zo komen we tot integrale planning. Ook vraagstukken rondom duurzaamheid zullen we allereerst op het niveau van het

scholenbestand aanvliegen. Het maakt immers niet uit voor de klimaatdoelstellingen of bij voorbeeld de vermindering van de CO2-uitstoot bij school X of bij school Y wordt

gerealiseerd. Dus moeten we kijken waar dat het meest efficiënt kan.

• In het IHP maken we in grote lijnen afspraken over investeringen in nieuwbouw en renovaties. De herschikking van het scholenbestand, die nodig is om tot “minder, maar beter!” te komen, komt naar zijn aard tot stand via nieuwbouw. Niet via renovatie. Renovatie is wat we doen om de periode tot de toekomstige nieuwbouw van een school op een goede manier te overbruggen. Daarom werken we met relatief beperkte budgetten voor renovatie;

we willen de beschikbare middelen vooral inzetten voor nieuwbouw en daarmee voor de hoofddoelstelling van het IHP. Wat duurzaamheidsmaatregelen aangaat willen we dezelfde lijn volgen, in de overtuiging dat een in duurzaamheid geïnvesteerde euro over het algemeen meer “duurzaamheidswinst” oplevert in een nieuwbouwsituatie dan bij renovatie van een bestaand gebouw. Dat betekent uiteraard niet dat er bij renovaties geen aandacht zou moeten zijn voor duurzaamheid. Die aandacht moet er zijn, maar dan binnen de beperkingen die een bestaand gebouw met zich meebrengt en met oog voor het beschikbare budget.

• Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energie-neutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit houdt in dat er strikte regels gelden voor:

o de energiebehoefte van het gebouw o het primaire fossiele energiegebruik o het aandeel hernieuwbare energie

• We hebben de ambitie om tot volledig energie-neutrale gebouwen (ENG) te komen. Op projectniveau zullen we nagaan of het haalbaar is het verschil in kapitaallasten tussen BENG en ENG te dekken uit een bijdrage van de betreffende schoolbesturen. Deze bijdrage zal op zijn beurt terugverdiend moeten kunnen worden via een gunstigere exploitatie

• Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties komt met 50 miljoen extra voor een investeringsimpuls verduurzaming scholen en sport (waarvan 40 miljoen voor

onderwijshuisvesting) en er wordt gewerkt aan een ontzorgingsloket maatschappelijk vastgoed. Er is een regeling in de maak. Waar mogelijk willen we gebruik maken van deze impuls en andere subsidiemogelijkheden. Indien en voor zover aanvullende middelen beschikbaar komen kan eventueel ook bij renovaties een hogere duurzaamheidsambitie worden gerealiseerd.

Het bouwen van een duurzame school is een complexe aangelegenheid. De techniek ontwikkelt zich bovendien voortdurend. Het is dus belangrijk de relevante expertise te betrekken in het proces van de bouwvoorbereiding en de bouw. In aanvulling daarop is het zaak de aanbestedingsprocedures zo in te richten dat ook de markt uitgedaagd wordt om passende oplossingen te bedenken.

5.2 Toegankelijkheid

De toegankelijkheid van de scholen voor iedereen is belangrijk. Voor mensen in een rolstoel of met andere beperkingen. Het is onze ambitie om schoolgebouwen en -terreinen zo veel mogelijk toegankelijk te maken en te houden.

In het Kwaliteitskader voor de onderwijshuisvesting is weergegeven welke aandachtspunten er zijn als het gaat om de toegankelijkheid van een schoolgebouw voor mindervaliden. Niet alle

aandachtspunten zijn altijd relevant (zo heb je geen lift nodig als er geen verdieping is), maar de lijst van aandachtspunten kan dienen als een checklist; zo kunnen we bewust stilstaan bij elk van de aandachtspunten bij de voorbereiding van de bouw van een school:

 Alle verdiepingen zijn eenvoudig bereikbaar voor rolstoelgebruikers (aanwezigheid lift)

 Bezoekersentree is voorzien van elektrische deuropener

 Entreedeuren (met drangers) kunnen door kinderen zelfstandig worden geopend

 Bedieningsknoppen (sluitwerk en apparaten) bevinden zich op een hoogte tussen de 900 en 1200 mm

 Toegangsruimte(n) rondom entree, lift, miva, groepsruimten hebben voldoende manoeuvreerruimte voor rolstoelgebruikers

 Bezoekersentree is (vanuit oogpunt veiligheid) voorzien van videofoon/ intercom

 Niveauverschillen mogen geen belemmering opleveren voor rolstoelgebruikers/ slechtzienden

 Netto breedte van verkeersruimte voor loopverkeer, exclusief garderobe/ werkplekken, is tenminste 1.80 m

 Per bouwlaag voorzien in verhuisramen in gevel, zodat vrije doorgang kan worden gecreëerd van min. 2,4 x 1,8 m

 In aanduiding van ruimten is rekening gehouden met bereikbaarheid van BHV-materialen en inzet hulpdiensten

 Toiletruimten voor rolstoelgebruikers zijn drempelvrij te bereiken

(bron: Het kind centraal, Kwaliteitskader huisvesting, actualisatie november 2016, pagina 8) Scholen en schoolterreinen verschillen nogal. Wat toegankelijkheid betreft maken we op

projectniveau steeds een ambitieuze maar ook realistische afweging bij de inzet van de beschikbare fysieke ruimte en middelen. We kunnen hierbij gebruik maken van de expertise van het Platform Inclusief Hardenberg. Een verdere kennisbron is de stichting Bouw Advies Toegankelijkheid uit Utrecht (BAT).

5.3 Integrale Kindcentra

Al sinds jaren werken basisscholen en voorschoolse voorzieningen samen. Dat is niets nieuws.

Opvallend is echter de toenemende intensiteit van de samenwerking. Ooit is het begonnen met een voorzichtige kijk bij elkaar in de keuken. Later kwam er aandacht voor de zogeheten “warme overdracht” van de voorschool naar de basisschool en voor doorlopende leerlijnen voor de peuters en de kleuters. Vaak onder de noemer “brede school” werd de samenwerking verder uitgebreid en waar mogelijk ook onder één dak gebracht. Binnen Integrale Kind Centra (IKC’s) gaat de

samenwerking nog verder; de voorschoolse voorziening en de basisschool komen onder één directie, wat optimale afstemming van beleid en activiteiten binnen bereik brengt. In een IKC is sprake van één pedagogische visie, één team en één centrale aansturing.

Kennisplatform wij-leren.nl definieert een IKC als volgt:

“Een Integraal Kind Centrum (IKC) is een voorziening waarin organisaties als onderwijs,

kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en welzijnsactiviteiten voor kinderen zijn samengevoegd. Een IKC is een voorziening voor kinderen van tenminste 0-12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Bij voorkeur komen alle

ontwikkelingsgebieden aan bod. Het kindcentrum biedt kinderen een dagprogramma voor zolang als zij willen deelnemen. Het gaat bij een Integraal Kind Centrum om één fysieke locatie en een nieuwe organisatievorm.”

Verschillende scholen in de gemeente hebben de ambitie uit te groeien tot een volwaardig IKC. En op bestuurlijk niveau zien we dat schoolbesturen en besturen van kinderopvangorganisaties afspraken maken over het uitbouwen en intensiveren van de samenwerking. Dat roept de vraag op wat de betekenis van deze ontwikkeling is voor de onderwijshuisvesting. In dit verband zijn twee overwegingen van doorslaggevend belang:

• Schoolgebouwen dienen om het primaire proces van het geven van onderwijs optimaal te faciliteren. Een schoolgebouw is een middel. Geen doel. Vanuit deze optiek ligt het voor de hand na te gaan hoe de IKC-vorming door het realiseren van passend vastgoed kan worden gestimuleerd en ondersteund.

• Een belangrijk aandachtspunt bij zowel de Voor- en Vroegschoolse Educatie als het Onderwijs Achterstanden Beleid is de doorgaande leerlijn. De ontwikkeling van kinderen dient vloeiend door te lopen en niet te haperen bij de overgang van kinderopvang naar school. De

organisatievorm van een IKC, met zijn centrale aansturing, is uitermate geschikt dit doel te realiseren.

Het feit dat basisscholen publieke instellingen zijn en dat de kinderopvang vanuit de markt opereert, is een uitdaging voor de samenwerking. Het is ook een uitdaging voor de huisvesting. De

gemeentelijke zorgplicht voor de huisvesting van onder andere het basisonderwijs strekt zich immers nadrukkelijk niet uit tot de kinderopvang. De gemeentelijke Algemene Uitkering voorziet ook niet hierin. Een ander belangrijk punt is dat gemeenten ervoor moeten waken marktverstorend op te treden. Bovendien is er ook bij gebouwdelen, die bedoeld zijn voor kinderopvang, een

leegstandsrisico.

Samengevat komt het erop neer dat er inhoudelijk enkel voordelen te behalen zijn bij de IKC-vorming, maar dat er juridische en financiële beperkingen zijn voor gemeentelijke investeringen in IKC’s.

Uiteraard kan een kinderopvangorganisatie zelf investeren in haar huisvesting. Maar rekening

houdend met de voorgaande overwegingen zou de gemeente in vastgoed voor IKC’s (nieuwbouw van zowel scholen als kinderopvang in één gebouw) kunnen investeren onder de volgende voorwaarden:

• Er is een kinderopvangorganisatie die zich minimaal vijf jaar wil binden via een huurcontract.

• De huurprijs is minimaal kostendekkend en minimaal marktconform.

• Bij leegstand komt maximaal twee jaar lang een huurtarief ten laste van het IKC. Afspraken hierover worden voorafgaand aan de bouw bij overeenkomst vastgelegd.

• Gebouwdelen voor kinderopvang dienen zodanig ontworpen te worden, dat alternatief gebruik eenvoudig mogelijk is indien het gebruik door de kinderopvang mocht eindigen.

Als aan deze voorwaarden is voldaan is de investering in de meters voor de kinderopvang in beginsel kostenneutraal en niet marktverstorend. Daarnaast is het leegstandsrisico contractueel beperkt. En mocht er niettemin leegstand ontstaan, dan is op voorhand voorzien in optimale kansen voor alternatief gebruik (tegen een nader te bepalen tarief). Er blijft altijd een zeker risico, maar op deze manier kunnen we het delen en tot een minimum beperken.

In document Stippen op de horizon (pagina 12-16)