• No results found

Vragen om te leren van succeservaringen

Omgeving

Welke succeservaring heb je je voorgesteld?

Hoe zag die situatie eruit?

Wat gebeurde er precies?

Welke consequenties had deze situatie voor jou?

Gedrag

Wat deed jij in die situatie? Hoe deed je dat?

Op welk punt was je over jezelf het meest tevreden?

Wat was jouw invloed in de situatie?

Hoe had je nog meer invloed uit kunnen oefenen?

Wanneer kreeg je het trotse gevoel?

Waar denk je aan als je dat trotse gevoel oproept?

Wat is gemeenschappelijk in de verschillende situaties?

Vaardigheden

Kun je dezelfde invloed ook in andere situaties uitoefenen?

Hoe komt het dat het lukt die invloed uit te oefenen?

Wat zou je nodig hebben om in andere situaties ook die invloed uit te oefenen?

Hoe kun je dat laten lukken?

Wat zou je dan moeten kunnen of leren?

Wat is gemeenschappelijk in de verschillende situaties?

Overtuigingen

Waar kreeg je het trotse gevoel van?

Wat vind je daar eigenlijk van?

Wat is daar fijn aan? Waarom is dat goed?

In welke (vergelijkbare) situaties krijg je nog meer datzelfde trotse gevoel?

Wat is de gemeenschappelijk factor in de verschillende situaties?

Dus je zegt eigenlijk (overtuiging benoemen)

Hoe omschrijf jij zelf je overtuiging? Wat is voor jou belangrijk om iets als een succes te ervaren?

Wat voor winst haal je uit deze overtuiging?

Hoe denk je dat deze overtuiging is ontstaan?

Kun je met deze overtuiging voldoende succeservaringen opdoen?

Wat betekent het feit dat je zicht hebt op je (succes) overtuiging voor je werk en je eigen ontwikkeling?

Identiteit

Waar word je enthousiast van? Waar ga je voor?

Hoe zie jij jezelf in de situatie? Kom je tot je recht?

Wil zo blijven leven? Past dat bij je?

Wat is voor jou het belangrijkste?

Welke nieuwe uitdagingen zie je?

Spiritualiteit

Wat zie je voor verbanden in het leven?

Welke ervaringen maken je rijker/wijzer?

Wat zijn je levenslessen?

Waar draait het uiteindelijk allemaal om?

Bron: Kessels&Smit, the Learning Company

Vertel het mij en ik zal het vergeten, toon het mij en ik zal het niet herinneren, betrek me erbij en ik zal het begrijpen.

39 door: Joke van Meel

Vragen bij de niveaus van Bateson

Vragen om te leren van faalervaringen

Omgeving

Waar heb je last van, waar wind je je over op?

Kun je het wat concreter maken?

Wat gebeurt er dan precies?

Welke consequenties heeft dat voor jou?

Gedrag

Wat doe jij in die situatie?

Hoe doe je dat? Helpt dat?

Wat had je liever willen doen?

Wat is jouw invloed op de situatie?

Wat zou je kunnen doen om invloed uit te oefenen?

Vaardigheden

Kun je dat? Waarom niet?

Wat zou je nodig hebben om die invloed uit te oefenen?

Hoe komt het dat je dat nog niet gedaan hebt?

Hoe kun je dat laten lukken?

Overtuigingen

Wat vind je daar eigenlijk van?

Wat is daar erg aan?

Wat zou er kunnen gebeuren?

Waarom is dat erg?

Waarom is dat goed/slecht/ondraaglijk?

Wat houdt deze overtuiging in stand?

Wat voor winst haal je uit die overtuiging?

Dus je zegt eigenlijk: (overtuiging benoemen) Wat voor nut heeft het om dit te blijven geloven?

Hoe denk je dat deze overtuiging ontstaan is?

Zit je eraan vast voor de rest van je leven?

Identiteit

Waar word je enthousiast van, waar ga je voor?

Hoe zie jij jezelf in die situatie?

Wil je zo blijven leven? Past dat bij je?

Wat is voor jou het belangrijkste?

Spiritualiteit

Wat zie je voor verbanden in het leven?

Welke ervaringen maken je rijk?

Wat zijn je levenslessen?

Wie of wat laat je toe in je eigen denkwereld? Waarom?

Bron: Kessels&Smit, the Learning Company

Vertel het mij en ik zal het vergeten, toon het mij en ik zal het niet herinneren, betrek me erbij en ik zal het begrijpen.

40 door: Joke van Meel

Bijlage 4 De categorieën van de SCOL

(bron: http://www.scol.nl/?main=degedragscategorieen)

De SCOL bestaat uit 26 vragen die telkens concreet sociaal competent gedrag beschrijven.

Er zijn vanzelfsprekend veel meer sociaal competente gedragingen dan in de SCOL zijn opgenomen. Daarom moet u de vragen beschouwen als voorbeelden van sociaal competent gedrag. Het blijkt namelijk dat veel sociaal competente gedragingen uiteindelijk te herleiden zijn tot deze 26 vragen. De 26 vragen zijn ondergebracht in acht categorieën van sociaal competent gedrag.

De acht categorieën zijn:

1.Ervaringen delen 2.Aardig doen

3.Samen spelen en werken 4.Een taak uitvoeren 5.Jezelf presenteren 6.Een keuze maken 7.Opkomen voor jezelf 8.Omgaan met ruzie

1. Ervaringen delen.

Deelt de leerling met anderen wat hem bezighoudt, zowel de positieve als de negatieve ervaringen? Heeft hij plezier met andere kinderen?

2. Aardig doen.

Benadert de leerling andere leerlingen op een positieve manier en draagt hij zorg voor anderen?

3. Samen spelen en werken.

Kan de leerling met anderen iets tot stand brengen: overleggen, afspraken maken en ideeën inbrengen?

4. Een taak uitvoeren.

Hoe gaat de leerling om met opdrachten? Denk hierbij niet alleen aan schoolse taken, maar ook aan andere taken, zoals de planten water geven, het bord schoonmaken, de klas opruimen en dergelijke.

Vertel het mij en ik zal het vergeten, toon het mij en ik zal het niet herinneren, betrek me erbij en ik zal het begrijpen.

41 door: Joke van Meel 5. Jezelf presenteren.

Hoe beweegt de leerling zich onder de mensen; hoe gemakkelijk maakt hij zich kenbaar?

6. Een keuze maken.

Gaat de leerling impulsief te werk? Blijft hij bij een beslissing? Hoe gemakkelijk hakt hij een knoop door? In hoeverre beslist de leerling zelf en in hoeverre laat hij zich leiden door anderen?

7. Opkomen voor jezelf.

Hoe gaat de leerling om met weerstand? Kan hij voor zichzelf zorgen? Vraagt hij op tijd om hulp?

8. Omgaan met ruzie.

Kan de leerling een verschil van mening of een belangentegenstelling oplossen, zonder dat het leidt tot een knallende ruzie?

Bijlage 5 Bekwaamheidsprofiel Leraar algemeen

De leerroutespecifieke doelen worden gerelateerd aan de competenties uit het generieke competentieprofiel Speciaal en Bekwaam (WOSO/SBL, 2004) en het competentieprofiel van de Gedragsspecialist. De student heeft gespecialiseerde competenties verworven als M SEN Gedragsspecialist wat betreft taken in (zie ook competentieprofiel):

1. het begeleiden van leerlingen (individueel en groepsgewijs);

2. het coachen van docenten en ouders die een gezamenlijke begeleidingsroute vormgeven / uitvoeren;

3. het vormgeven van een onderwijszorgsysteem (op drie niveaus) en het verbeteren en innoveren daarvan (gerelateerd aan zijn/haar taak/rol/functie).

Het competentieprofiel van de Gedragsspecialist M SEN

Het competentieprofiel van de gedragsspecialist dient als uitgangspunt voor de opleiding tot gedragsspecialist in het primair / voortgezet onderwijs. De competenties geven de doelen aan en hieruit vloeien bekwaamheidseisen voort. Binnen het bekwaamheidsprofiel worden opleiding, kennis en vaardigheden beschreven.

De structuur van het bekwaamheidsprofiel

De structuur van het generieke bekwaamheidsprofiel voor speciale onderwijszorg bestaat uit:

1. een compacte beschrijving van de zeven competenties uit de matrix van beroepssituaties en beroepsrollen

2. een uitwerking van twee dimensies die uitdrukking geven aan de diepgang in het functioneren van gedragsspecialist:

- in de specifieke eisen die gesteld worden aan de (normatieve professionaliteit van de) gedragsspecialist als persoon;

- in de specifieke eisen die gesteld worden aan gebruik en ontwikkeling van kennis.

Het in 2009 ontwikkelde competentieprofiel Inclusief Bekwaam voegt meer inhoud toe aan deze twee verdiepingsdimensies. Met behulp van de QuickScan Inclusief Bekwaam kan de student in beeld brengen hoe zijn/haar competenties richting Inclusief Bekwaam ontwikkeld zijn.

De verhouding tussen de zeven competenties en de twee verdiepingsdimensies kan in een matrix als volgt worden weergegeven:

Tabel 1. De structuur van het bekwaamheidsprofiel (WOSO/SBL, 2004, 2009)

Vertel het mij en ik zal het vergeten, toon het mij en ik zal het niet herinneren, betrek me erbij en ik zal het begrijpen.

43 door: Joke van Meel A Professionele beroepshouding en daaraan verbonden kwaliteiten

die nodig zijn voor het professioneel functioneren in 'moeilijke situaties':

- normatieve professionaliteit: afstemmen op de meergelaagdheid in de hulpvraag van de leerlingen - authentiek functioneren: jezelf kunnen hanteren in werksituaties, afstemmen op de meergelaagdheid

in je eigen functioneren

Vertel het mij en ik zal het vergeten, toon het mij en ik zal het niet herinneren, betrek me erbij en ik zal het begrijpen.

44 door: Joke van Meel

↑ ↑ ↑ ↑ ↑ ↑ ↑ ↑ ↑ ↑

B Vereiste diepgang in kennistoepassing en –ontwikkeling:

- toepassing van (praktische, methodische, theoretische) kennis m.b.t. leerling, leren en vak - bekwaamheid in het hanteren van de cyclus van professioneel handelen: diagnosticerend

onderwijzen, handelingsgerichte diagnostiek