• No results found

1) Gebruikte databestanden

Voor dit essay zijn drie verschillende databestanden gebruikt:

het nationaal kiezersonderzoek (NKO 2010, =2621), de Survey of the Social Network of the Dutch (SSND2008n=984) en het bestand Sociaal culturele ontwikkelingen (SOCON 2007, n=376).

2) Het construeren van netwerkdata bij de NKO Het nationaal kiezersonderzoek is hier gebruikt als input voor een netwerkanalyse. Hiervoor is gekeken wie op welke partij stemt, controlerend voor sekse, leeftijd en etniciteit.

Vervolgens zijn de gegevens geaggregeerd naar het kenmerk dat onderzocht wordt: godsdienst, opleiding etc. Indien iemand met een bepaalde godsdienst op een bepaalde partij stemt is er een verbindende lijn tussen dezen. UCINET, het gebruikte analyseprogramma telt vervolgens op hoe vaak dit gebeurt en gebruikt dit als basis voor het plaatsen van de eenheden in de tweedimensionale ruimte. Hiervoor zijn multidimensionale schaaltechnieken gebruikt die de afstanden tussen de eenheden zo goed mogelijk weergeven.

Hoe meer een eenheid in het midden van een afbeelding is geplaatst hoe belangrijker ze is en hoe dichter verschillende eenheden bij elkaar zijn hoe eerder ze op elkaar lijken. Let wel, ‘op elkaar lijken’ heeft hier geen inhoudelijke betekenis, maar betekent dat de afstand naar andere eenheden vergelijk­

baar is. Hoe dikker de lijn, hoe vaker een verband voorkomt.

| 31 | Bij de constructie van een hypernetwork (ook affiliation–

network zie Breiger 1974) wordt een abstractieniveau toegevoegd. Indien bijvoorbeeld een persoon die katholiek is stemt op het CDA tekent het programma een lijn tussen Katholicisme en CDA. Deze manier van netwerkconstructie abstraheert hier van individuele personen.

3) Het meten van netwerken in de SSND

In veel studies heeft men tot voor kort nog de respondenten rechtstreeks naar het aantal vrienden gevraagd. Vergelijkende studies hebben echter laten zien dat er behoorlijke verschillen in het aantal vrienden tussen verschillende landen zijn en dat het onduidelijk blijft of er daadwerkelijk minder contact is of de inhoud van vriendschappen verschilt tussen landen. Vooral mensen uit de VS en Italië noemen relatief veel vrienden, mensen uit Hongarije bijzonder weinig. Nederland neemt in dit soort onderzoek een middenpositie in. Mede op basis van deze bevindingen wordt thans niet meer direct naar vriend­

schappen gevraagd maar naar bepaalde activiteiten die men met anderen onderneemt. Dit zijn zogeheten ‘naamgene­

ratoren’. Er wordt bijvoorbeeld aan de respondent gevraagd mensen (gewoonlijk maximaal 5) te noemen waarmee men praat over persoonlijke dingen. Andere standaard naamgene­

ratoren zijn vragen naar advies, op bezoek gaan, uitgaan enz.

In een 2de stap wordt informatie over deze genoemde netwer­

kleden en de relatie die ze met de respondent hebben verza­

meld. De op deze manier afgebakende netwerken omvatten gemiddeld 12 leden: familie, vrienden, collega’s en buren.

4) Schaalconstructie bij de SOCON gegevens Hieronder worden de items die gebruikt werden voor de beschreven schalen opgevoerd.

Nationale identiteit

• Nederlanders zouden trotser moeten zijn op hun nationale identiteit.

• Iedere Nederlander dient de nodige eerbied in acht te nemen tegenover onze nationale symbolen, zoals de vlag en het volkslied.

• Het zou een betere wereld zijn wanneer mensen uit andere landen meer zoals de Nederlanders waren.

• Ik ben er trots op een Nederlander te zijn.

• Je moet je land steunen, ook als je vindt dat het land ongelijk heeft.

Schaal 1­5; Cronbach’salpha .72

Houding t.o.v. homoseksualiteit

• Het homohuwelijk dient te worden afgeschaft

• Homoseksuele paren moeten dezelfde rechten hebben als heteroseksuele paren bij het adopteren van kinderen

• Mannelijke homoseksualiteit is in strijd met de menselijke natuur

• Seks tussen twee vrouwen is onnatuurlijk

• Mannelijke homoseksualiteit keur ik af

• Lesbische seksualiteit hoort eigenlijk niet in onze samenleving

Schaal 1­5; Cronbach’salpha .75 Bedreiging door immigranten

• De komst van etnische minderheden naar Nederland is een bedreiging voor onze eigen cultuur

• Het komt nog eens zo ver dat Nederlanders ontslagen worden om etnische minderheden aan te nemen

• Ik maak me zorgen over dat mijn woonomgeving er op achteruit gaat door de komst van etnische minderheden

• Het komt nog eens dat ik mij moet aanpassen aan gewoontes etnische minderheden

• Ik ben wel eens bang dat mijn financiële vooruitzichten zullen verslechteren door de aanwezigheid van etnische minderheden

• Etnische minderheden hebben het veel te veel voor het zeggen

• Komst van etnische minderheden naar Nederland is een bedreiging voor de rechten van vrouwen en homoseksuelen.

Schaal 1­5, Cronbach’salpha .91 Autoritaire opvoeding

Het is belangrijk dat …

• kinderen leren hun ouders te gehoorzamen.

• kinderen leren respect te hebben voor mensen met gezag.

• kinderen leren te denken voor zichzelf.

• kinderen leren zich te houden aan de regels die gelden.

• kinderen zelf alles laten ontdekken]

• kinderen leren te luisteren naar het eigen gevoel.

• kinderen leren dat ze zich altijd netjes dienen te gedragen.

• kinderen structuur geven,

• kinderen leren open te staan voor andere ideeën.

• kinderen leren dat ze veel kunnen bereiken door hard te werken.

Schaal 0­10; Cronbach’salpha .86

| 32 |

Samenvatting

In dit essay zijn sociale scheidslijnen in kaart gebracht en de consequenties daarvan bediscussieerd. Hiervoor is er op macro, meso en micro niveau van de samenleving gekeken in hoeverre scheidslijnen bestaan: hebben ze consequenties voor stemgedrag op nationaal niveau? Zijn scheidslijnen tevens terug te zien in persoonlijke netwerken? En, tot slot, gaan ze ook samen met verschillende, elkaar tegensprekende, houdingen ten opzichte van belangrijke sociale kwesties?

In de eerste stap zijn scheidslijnen gevisualiseerd. Moderne scheidslijnen bestaan tussen verschillende opleidingsniveaus, leeftijdsgroepen, etniciteiten en godsdiensten. Ook zijn er scheidslijnen tussen verschillende types van opleidingen en wellicht tussen mensen met verschillende seksuele geaard­

heid, met verschillende types werk en contracten. Uit de analyse bleek dat de klassieke scheidslijnen nog steeds een rol spelen voor politiek stemgedrag. Daarnaast zijn opleiding en leeftijd van belang. Naast een tweedeling tussen hoger en lager opgeleiden is er ook een verschil binnen de groep hoger opgeleiden, dat tussen HBO en universitaire opleiding.

Ouderen hebben tevens andere belangen dan jongeren.

Mensen jonger dan 25 blijken het meest divers te stemmen.

In een tweede stap is er op microniveau gekeken of er ook scheidslijnen in netwerken van vriendschappelijke relaties bestaan. Persoonlijke netwerken zijn sterk homogeen samen­

gesteld en mensen van verschillende groeperingen hebben beduidend geringere kansen om bij elkaar in het netwerk te zijn. Het is opvallend dat de segregatie groter is bij hoger dan bij lager opgeleiden: hoger opgeleiden zijn kennelijk selectiever met wie ze omgaan dan lager opgeleiden. Vooral jongeren tot 25 jaar hebben een beduidend kleinere kans op omgang met iemand uit een andere leeftijdsgroep. Maar ook mensen boven de 60 jaar hebben bar weinig contact met leden van andere generaties. Tot slot is er een zeer sterke segmentering naar etniciteit in persoonlijke netwerken:

niet­westerse buitenlanders gaan maar zelden om met Nederlanders.

Een derde stap vormde de analyse naar verschillen in houdingen die samengaan met deze scheidslijnen. Ouderen en jongeren hebben minder algemeen vertrouwen. Vooral hoger opgeleiden daarentegen meer. Ook onderscheiden zich de beschreven sociale groeperingen in hun kijk op belangrijke maatschappelijke kwesties zoals nationalisme, opvoeding, bedreigingsgevoelens door immigranten en mening over homoseksualiteit. Hoger opgeleiden blijken toleranter en minder nationalistisch. Tevens voelen ze zich minder bedreigt

door immigranten en hebben ze relatief minder negatieve attituden ten opzichte van homoseksuelen.

Schaarste, economische en politieke crises leiden wellicht tot een verscherping van scheidslijnen. Elkaar kruisende scheids­

lijnen en overlappende netwerken hebben een conflict­

dempende werking.

In het volgende zullen deze bevindingen worden toege­

licht. Scheidslijnen in de Nederlandse samenleving bestaan tussen mensen met en zonder geloof, tussen verschillende geloofsrichtingen, opleidingen, etniciteiten en generaties.

Wellicht is er ook een scheidslijn tussen mensen met verschil­

lende seksuele geaardheid en tussen mensen met en zonder vaste baan.

Ondanks ver gevorderde secularisering speelt godsdienst een rol op macro, meso en micro niveau: op welke partij men stemt, welke vrienden men kiest en hoe men denkt over belangrijke sociale kwesties wordt mede bepaald door iemands geloofsrichting. Daarnaast is er een scheidslijn gevonden tussen generaties oftewel tussen verschillende leeftijdsgroepen. Door de toenemende vergrijzing zal deze scheidslijn in de toekomst nog belangrijker kunnen worden.

Jongeren hebben maar weinig contact met de oudere gene­

ratie. Tevens zijn er duidelijke scheidslijnen gevonden naar opleiding en etniciteit. Hoger opgeleiden gaan vooral met hoger opgeleiden om. Niet­westerse buitenlanders gaan maar zelden om met Nederlanders.

De analyse liet zien dat er ook een tweedeling tussen de hogere opleidingen bestaat: voor stemgedrag en met wie men omgaat maakt het degelijk iets uit of men een universitaire opleiding heeft of een HBO diploma. Verder bleek dat mensen met verschillende typen opleiding ook van elkaar verschillen qua houdingen betreffende belangrijke sociale issues. Het is goed mogelijk dat in de toekomst het type opleiding (tech­

nisch vs. sociaal/cultureel) een grotere rol gaat spelen, mede omdat diploma’s aan inflatie onderhevig zijn.

De genoemde scheidslijnen spelen een rol voor meningen die men heeft over issues in de samenleving zoals opvoeding van kinderen, houdingen ten opzichte van migranten, natio­

nalisme en houdingen ten opzichte van homoseksualiteit.

De variatie in vertrouwen in anderen wordt tevens door deze scheidslijnen verklaard. Indien men onderschrijft dat het gemeten ‘algemeen vertrouwen’ een goede indicator is voor hoe veilig en geïntegreerd men zich voelt is het zorgwek­

kend dat immigranten en lager opgeleiden lager scoren dan Nederlanders en hoger opgeleiden.

| 33 | Te verwachten is dat in de komende tijd de scheidslijnen

eerder nog duidelijker dan zwakker worden. De komende jaren zal de recessie zich nog voortzetten en de bezuinigingen zullen vaak leden van een bepaalde groepering benadelen.

Hierop moet beleid inspelen indien men sociale conflicten niet wil laten groeien.

De scheidslijnen duiden tevens op een maatschappelijk potentieel dat ongebruikt is. Zo wordt er bijvoorbeeld blijkbaar weinig gegeven om de levenservaring van ouderen.

Senioriteit blijkt niets voor te stellen in Nederland, en andersom: ouderen participeren weinig in de wereld van jongeren.

Scheidslijnen kunnen overbrugd worden. Mensen zonder geloof, jongeren en mensen met een HBO opleiding hebben een spilfunctie in die zin dat ze relatief diverse gedragingen vertonen. Er ligt hier een kans op integratie omdat binnen deze groepen uiteenlopende houdingen voorkomen.

Tevens heeft de analyse laten zien dat settings, sociale contexten belangrijk zijn voor het opdoen van contacten.

Dit is belangrijk omdat de samenstelling van contexten beïnvloedbaar is. Wil men meer sociale mix, zou men ervoor moeten zorgen dat de contexten waarin mensen in hun dage­

lijks leven komen divers zijn samengesteld.

Toekomstig onderzoek zou een aantal vragen moeten beantwoorden om goed input voor beleid te kunnen geven.

Zo zou men meer kennis moeten hebben over de condities en de precieze consequenties van elkaar kruisende scheids­

lijnen en overlappende netwerken. Heterogene samenstel­

ling van settings alleen hoeft immers niet direct tot gemixte netwerken te leiden: wanneer is dat wel en wanneer niet het geval? Hoe zit het met de stapeling van kenmerken? We hebben hier steeds maar een dimensie bekeken en geen combinatie daarvan. Onderzoek naar dergelijke combinaties, bijvoorbeeld naar al dan niet allochtoon plus al dan niet hoog opgeleid plus al dan niet gelovig etc. is schaars, maar hier ligt veel potentieel: mensen onderscheiden zich van elkaar door tal van kenmerken.

Verder: waar het echter uiteindelijk om gaat is de vraag wanneer mensen inzetten voor het collectief belang. Bij het door Putnam (2007) geschetste ‘schildpadden effect’ partici­

peren mensen niet meer in het sociale leven, laat staan dat ze investeren in collectieve goederen. Hoe kan men bereiken dat mensen durven in te grijpen en in te leggen bij de productie van collectieve goederen? Kruisende scheidslijnen werken verzachtend, maar wellicht moet men tegelijkertijd de gemeenschappelijke belangen, veelvuldige loyaliteiten,

benadrukken. Als er belangen, loyaliteiten, met verschil­

lende groepen worden gedeeld is de kans op vreedzaam oplossen van conflicten groter. Het is een taak voor beleid om de gemeenschappelijke belangen van verschillende sociale groeperingen duidelijk te maken.

| 34 |

| 35 |

Onderwijs als (nieuwe)

sociale scheidslijn