• No results found

Bijlage I: Beschrijving van de producttypes en hygiënisatievereisten

7 Bijlagen

7.1 Bijlage I: Beschrijving van de producttypes en hygiënisatievereisten

7.1.1 Inleiding

De eindproducten van de biologische verwerking van organisch-biologisch afval worden

onderverdeeld in verschillende producttypes. Aspecten die belangrijk zijn voor deze onderverdeling zijn o.a. de specifieke omschrijving, het doorlopen proces, de samenstelling, het uitzicht, de gebruikte inputstromen, de eigenschappen, de gebruikstoepassingen en de kwaliteitsgaranties.

Het is belangrijk te stellen dat een product maar gecatalogeerd wordt in de productschema’s wanneer er effectief de intentie is om het product te produceren. In sommige gevallen, wanneer niet is voldaan aan de productvereisten van het beoogde eindproduct, kan wel een keuringsattest voor een

aangepast producttype worden toegekend (met andere gebruiksvoorwaarden of verplichtingen), maar de intentie moet steeds aanwezig zijn om het product met de hoogst haalbare kwaliteit na te streven op de productielocatie. Daarom zal aan de producent in geval van non-conformiteit steeds voorgesteld worden om corrigerende maatregelen te nemen om het hoogst haalbare producttype na te streven.

Er kunnen tussentijdse producten ontstaan bij de biologische verwerking van organisch-biologisch afval die op dat ogenblik nog niet ingezet kunnen worden in of als bodemverbeterend middel of meststof. Toch is het belangrijk dat ook deze producten worden geanalyseerd om de kwaliteit van de procesvoering te controleren. Het keuringsattest wordt zo beschouwd als een bedrijfscertificaat, met toepassingsgebied voor een bepaald producttype. Er wordt geval per geval bekeken aan welk product een keuringsattest wordt toegekend. Aan bedrijven die tussentijdse producten afleveren voor verdere verwerking op een andere locatie worden keuringsattesten toegekend voor de gemaakte producten wanneer deze ook als eindproduct (meststof of bodemverbeterend middel) kunnen worden ingezet.

7.1.2 Indeling in producttypes

De verschillende producttypes die worden onderscheiden zijn:

― compost

– groencompost;

– gft-compost;

– gft-compost van vergisting met nacompostering;

– OBA-compost.

― OBA-mest

― digestaat: omvat zowel ruw digestaat, als de verschillende fracties bij de mechanische

nabewerking van digestaat (scheiding in dikke en dunne fractie), zuivering via filtratie, biologische nabehandeling (effluent) en thermische droging van het digestaat. De naam van de

eindproducten houdt steeds verband met ‘digestaat’ of ‘vergisting’.

― biologisch behandeld organisch bodemverbeterend middel – gecomposteerd organisch bodemverbeterend middel;

– gedeeltelijk gecomposteerd organisch bodemverbeterend middel;

– (bio)thermisch gedroogd organisch bodemverbeterend middel.

Van elk producttype zijn productfiches beschikbaar, waarvoor de volgende criteria zijn vastgelegd:

― omschrijving;

― inputmateriaal en acceptatievoorwaarden;

― procesvoorwaarden;

― hygiënisatie;

― kwaliteitsvereisten voor samenstelling (normen en kwaliteitsdoelstellingen);

― staalnames en analysepakketten;

― gebruiksmogelijkheden en –beperkingen;

― alternatieve producttypes (bij non-conformiteit).

Bij de certificering worden al deze criteria gehanteerd om elk product aan een bepaald producttype toe te wijzen. Dit producttype wordt op het keuringsattest vermeld.

7.1.3 Eisen om een voldoende hygiënisatie te kunnen garanderen

Voor eindproducten waarin dierlijke bijproducten zijn verwerkt, moeten de bedrijven beschikken over een erkenning zoals beschreven in de Europese verordening betreffende niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (EG 1069/2009 en EU 142/2011). Voor een voldoende gehygiëniseerd eindproduct moeten de procesvoorwaarden worden nageleefd die in het

erkenningsdossier zijn opgenomen.

7.1.3.1 Groencompost

De temperatuur tijdens het composteringsproces wordt gecontroleerd en geregistreerd. Daartoe worden alle productiebatchen geïdentificeerd en gevolgd gedurende minstens de opgelegde minimumperiode voor het verwerkingsproces.

De temperaturen worden daarbij minstens wekelijks gemeten en geregistreerd in het geval van groencompostering met een korte procesduur (<4 maanden) of 2 wekelijks gemeten en geregistreerd in het geval van groencompostering met een gemiddelde tot lange procesduur (>4 maanden).

Minstens de volgende procesomstandigheden worden gerealiseerd:

― Minimum 10 weken verblijftijd bij minimum 45 °C, waarvan minstens 4 opeenvolgende dagen bij minimum 60 °C of 12 dagen bij minimum 55 °C (in deze thermofiele fase wordt de temperatuur minstens dagelijks gemeten).

― Minstens 4 keerbeurten of bewerkingen die het materiaal mengen en homogeniseren.

― Vochtcontrole tijdens compostering.

― Vochtgehalte mag niet te laag zijn (afhankelijk van het gehalte aan organische stof: er wordt gestreefd naar minstens 30 – 40 % vocht tijdens de eerste 10 weken van het

composteringsproces). Bij voorkeur in de beginfase nog hoger: 45 – 55 %.

Alle nodige maatregelen worden getroffen om herbesmetting van gecomposteerd materiaal te vermijden. Inzonderheid wordt daarbij gedacht aan het bij voorkeur gebruik van verschillende laadschoppen voor grondstoffen en compost. Minstens dient er een grondige reiniging van de laadschop te zijn bij dubbel gebruik.

De noodzakelijke documenten zijn aanwezig en de noodzakelijke registraties worden uitgevoerd om aan te tonen dat aan de bovenstaande eisen voldaan is.

7.1.3.2 gft-compost

Onderstaande bepalingen gelden onverminderd de procesvereisten zoals opgelegd in de afgeleverde erkenning voor het composteren van bepaalde dierlijke bijproducten.

De temperatuur tijdens het composteringsproces wordt gecontroleerd en geregistreerd. Daartoe worden alle productiebatchen geïdentificeerd en gevolgd gedurende minstens de opgelegde minimumperiode voor het verwerkingsproces.

De temperaturen worden daarbij minstens wekelijks gemeten en geregistreerd.

Minstens de volgende procesomstandigheden worden gerealiseerd:

― Minimum 6 weken verblijftijd bij minimum 45 °C, waarvan minstens 4 opeenvolgende dagen bij minimum 60 °C of 12 dagen bij minimum 55 °C (in deze thermofiele fase wordt de temperatuur minstens dagelijks gemeten).

― Minstens 4 keerbeurten of bewerkingen die het materiaal mengen en homogeniseren.

― Vochtcontrole tijdens compostering.

― Vochtgehalte mag niet te laag zijn (afhankelijk van het gehalte aan organische stof: er wordt gestreefd naar minstens 30 – 40 % vocht tijdens de eerste 6 weken van het

composteringsproces). Bij voorkeur in de beginfase nog hoger: 45 – 55 %.

Alle nodige maatregelen worden getroffen om herbesmetting van gecomposteerd materiaal te vermijden. Inzonderheid wordt daarbij gedacht aan het bij voorkeur gebruik van verschillende laadschoppen voor grondstoffen en compost. Minstens dient er een grondige reiniging van de laadschop te zijn bij dubbel gebruik.

De noodzakelijke documenten zijn aanwezig en de noodzakelijke registraties worden uitgevoerd om aan te tonen dat aan de bovenstaande eisen voldaan is.

7.1.3.3 gft-compost van vergisting met nacompostering

Onderstaande bepalingen gelden onverminderd de procesvereisten zoals opgelegd in de afgeleverde erkenning voor het composteren van bepaalde dierlijke bijproducten.

De temperatuur tijdens het composteringsproces wordt gecontroleerd en geregistreerd. Daartoe worden alle productiebatchen geïdentificeerd en gevolgd gedurende minstens de opgelegde minimumperiode voor het verwerkingsproces.

De temperaturen worden daarbij gemeten en geregistreerd, continu tijdens de vergistingsfase en minstens 4 keer gedurende de aerobe nacompostering nadien (verdeeld over het ganse verloop van de compostering).

Minstens de volgende procesomstandigheden worden gerealiseerd:

― Minimum 2 weken thermofiele vergisting (> 50 °C) en nadien minstens nog 2 weken nacompostering onder aerobe omstandigheden bij minimum 45 °C, waarvan minstens

4 opeenvolgende dagen bij minimum 60 °C of 12 dagen bij minimum 55 °C (in deze thermofiele fase wordt de temperatuur minstens dagelijks gemeten).

― Bij mesofiele vergisting gelden dezelfde voorwaarden als bij gft-compostering, met dat verschil dat een minimum composteerduur van 4 weken volstaat.

― Vochtcontrole tijdens nacompostering.

― Vochtgehalte mag in de nacompostering niet te laag zijn (afhankelijk van het gehalte aan organische stof: er wordt gestreefd naar minstens 30 – 40 % vocht tijdens het

composteringsproces). Bij voorkeur in de beginfase van de nacompostering nog hoger: 45 – 55 %.

Alle nodige maatregelen worden getroffen om herbesmetting van gecomposteerd materiaal te vermijden. Inzonderheid wordt daarbij gedacht aan het bij voorkeur gebruik van verschillende laadschoppen voor grondstoffen en compost. Minstens dient er een grondige reiniging van de laadschop te zijn bij dubbel gebruik.

De noodzakelijke documenten zijn aanwezig en de noodzakelijke registraties worden uitgevoerd om aan te tonen dat aan de bovenstaande eisen voldaan is.

7.1.3.4 OBA-compost

In functie van de aard van het ingaande materiaal worden ofwel de vereisten voor groencompost of gft-compost opgelegd. In geval van twijfel zijn steeds de meest strikte hygiënisatievereisten van toepassing.

7.1.3.5 OBA-mest

OBA-mest bevat steeds dierlijke bijproducten (Cat II mest). In functie van de gebruikstoepassing en de aard van het ingaande materiaal kunnen andere specifieke hygiënisatievereisten van toepassing zijn.

7.1.3.6 Digestaat

In functie van de gebruikstoepassing en de aard van het ingaande materiaal kunnen specifieke hygiënisatievereisten van toepassing zijn.

7.1.3.7 Biologisch behandeld organisch bodemverbeterend middel

De hygiënisatievereisten worden opgelegd in functie van de aard van het ingaande materiaal, het productieproces en het gebruik van het eindproduct.