• No results found

Bieden de twee wetten daadwerkelijk praktische oplossingen voor de huidige

culturele en structurele knelpunten?

In hoofdstuk 2 zijn beide wetten vanuit hun theoretische ka- ders toegelicht. In dit hoofdstuk richten we ons op de vraag of deze daadwerkelijk praktische oplossingen kunnen bieden als het gaat om de culturele en structurele knelpunten in de sa- menhang reguliere GGZ en forensische zorg. Bij het beant- woorden van deze vraag staan de opvattingen en verwachtin- gen binnen het werkveld van de reguliere GGZ en de forensi- sche zorg met betrekking tot deze wetten centraal. Ter verdui- delijking wil ik aangeven dat alle zorginstellingen die ten be- hoeve van deze studie benaderd zijn, te maken hebben met het verlenen van forensische zorg. Alleen wordt in de ene zorgin- stelling (zoals PPC’s, FPC’s/tbs klinieken, FPK’s en FPA’s met een hoger beveiligingsniveau ) meer zorg verleend in het strafrechtelijke kader dan in de andere (waaronder RIWB’s, (F)ACT teams en andere reguliere zorginstellingen met een lager beveiligingsniveau).

In de bijlagen (6 en 7) is de forensische landkaart 2011 en het stroomschema forensisch psychiatrisch circuit toegevoegd. Hieruit is duidelijk te zien dat allerlei typen GGZ-instellingen in diverse fases betrokken zijn bij het verlenen van forensische zorg. Daar alle zorginstellingen die zijn opgenomen in deze studie in verschillende mate betrokken zijn bij het verlenen van dit type zorg, wil ik hun verschil in habitus gradueel be- schrijven. De zorginstellingen die in (veel) grotere mate be- trokken zijn bij het verlenen van zorg in strafrechtelijke kader zouden uitgaande van de beschreven theorieën, meer oog hebben gekregen voor het aspect veiligheid dan de zorginstel- lingen die in (veel) mindere mate of zelden betrokken zijn geweest bij zorgverlening in strafrechtelijke kader. Dit heeft te maken met het ontwikkelen van een andere habitus naarmate de zorginstellingen meer te maken hebben (gekregen) met forensische patiënten. Anders gezegd, het ontwikkelen van een ander manier van waarnemen, denken en handelen om zich te kunnen handhaven in het werkveld.

In het eerste deel worden de overeenstemmende percepties en verwachtingen van alle benaderde zorginstellingen beschreven die in welke mate dan ook forensische zorg verlenen. In het tweede deel gaat de aandacht uit naar GGZ-instellingen met een lager beveiligingsniveau waarbij het accent meer ligt op rehabilitatie en resocialisatie ofwel het terugkeer van de patiënt in de maatschappij dan op het reguleren van de veiligheid.

Zoals RIWB’s, (F)ACT teams en een aantal andere (reguliere) GGZ-instellingen. Ter versimpeling zullen deze instellingen worden aangeduid als de (reguliere) GGZ. Deze instellingen hebben in verhouding veel minder forensische dan civielrech- telijke en vrijwillige patiënten. Het derde deel is voornamelijk gewijd aan forensische zorginstellingen met het hoogste of een hoger beveiligingsniveau waarbij toezicht en het reguleren van de veiligheid in verhouding zwaarder tellen dan rehabilitatie en resocialisatie van de patiënt. Denk aan FPC’s, FPK’s, FPA’s, Reclassering en PPC’s (Penitentiair Psychiatrisch Centra14).

Deze instellingen zullen worden aangeduid als forensische zorg- of FZ-instellingen. In tegenstelling tot de (reguliere) GGZ hebben deze instellingen meer forensische dan civiel- rechtelijke en vrijwillige patiënten.

Overeenstemmende percepties en verwachtingen van alle benaderde reguliere GGZ- en forensische zorginstellingen

Volgens de overgrote meerderheid van de respondenten spelen beide wetten (groten)deels in op de bestaande knelpunten. Vandaar dat een groot deel relatief positief reageert op beide wetten, maar tegelijkertijd spreekt over de bestaande, maar ook de verwachte knelpunten.

Een positieve verwachting die door velen wordt uitgesproken, is dat er door de komst van de Wet verplichte GGZ

(WvGGZ) sneller kan worden ingegrepen als het nodig is, omdat er eerder dwangbehandeling kan worden opgelegd. Tevens reageert de overgrote meerderheid enthousiast op de WvGGZ, omdat deze niet alleen intramurale dwangbehan- deling mogelijk maakt, maar ook gaat voorzien in ambulante hulpverlening en begeleiding, dus in meer zorg op maat. Volgens velen komt de functie van ACT (Assertive Communi- ty Treatment) en FACT (Functie/Flexible Assertive Commu- nity Treatment) teams hierin goed tot haar recht. Deze teams behandelen en begeleiden mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA’s). Naast problemen op psychiatrisch gebied is er veelal sprake van problemen op meerdere levens- domeinen. Deze teams zijn dus bekend met de zwaardere categorie GGZ patiënten en kennen de complexiteit van de problematiek van deze doelgroepen. Een ander pluspunt is dat deze teams een multidisciplinaire aanpak hanteren en uit ver- schillende hulpverleners en professionals bestaan. Ieder werkt actief mee vanuit eigen expertise.

14 Zie voor meer informatie bijlage 5.

De Wet Forensische Zorg (WFZ) zorgt volgens de overgrote meerderheid ervoor dat patiënten met een strafrechtelijke titel sneller adequate behandeling zullen krijgen. Omdat deze wet ook voor een betere doorstroom vanuit de foren- sische zorg naar de (reguliere) GGZ zorgt, zal dit tevens de continuïteit van behandeling aan de forensische doel- groepen bevorderen.

Enkele zorgpunten die herhaaldelijk werden uitgesproken, zijn: 1. In beide wetten (WvGGZ en WFZ) is de rol van de familie en de rechtspositie van patiënten die in aanmer- king zullen komen voor gedwongen behandeling niet

volledig uitgewerkt.Dit terwijl de WvGGZ als doelstelling

heeft om de cliënt meer autonomie te geven ten aanzien van verplichte zorg en om bij te dragen aan meer transparantie en onderbouwing van alle vormen van dwang en drang in de geestelijke gezondheidszorg. Ook vreest men in hoeverre deze kaders nog kunnen worden ingevuld met de volgens hen ver- gaande bevoegdheden van de Minister van V&J.

Hiermee hangt samen dat een overgrote meerderheid van mening is of het niet te ver gaat om indicatie, inkoop en plaat- sing neer te leggen bij één instantie (Min. V&J). De overheve- ling van het gehele budget van forensische zorg en de ver- gaande bevoegdheid van de Minister van V&J geeft dit depar- tement toch een bepaalde machtspositie binnen het samen- werkingsveld van Justitie, de forensische zorg en de reguliere GGZ. Dit werkt niet alleen bedreigend voor de kwaliteit en inhoud van behandeling, maar ook voor de rechtspositie van de patiënt. Een opvallend zorgpunt dat door velen werd uitge- sproken met betrekking tot de inhoud en kwaliteit van zorg is dat: “We moeten uitkijken dat rechters en de politiek niet straks de inhoud van zorg gaan bepalen. Zij zijn er slechts voor het opleggen van straffen en maatregelen”.

2. De Commissie van multidisciplinaire deskundigen, die