• No results found

De bezegeling van het bestand van 31 januari 1422.

Ondanks dat het document met Jan van Beieren en Filips van St. Pol is doorgenomen

ontbreken hun zegels. Op de akte zijn afdrukken te zien van acht zegels. Er is maar één zegel in goede staat en twee zegels zijn gedeeltelijk nog aanwezig. Op deze zegels zijn afbeeldingen te zien van familiewapens. De andere zegels zijn zodanig beschadigd dat het niet meer te achterhalen is van wie welk zegel is geweest. De laatste twee zegels ontbreken helemaal en is alleen de wasafdruk nog maar te zien.

Ondanks dat het niet meer te achterhalen is van wie welke zegels is, omdat ze te zeer beschadigd zijn of geheel ontbreken, is er wel een andere manier om erachter te komen wie de akte hebben ondertekend. Op het document zelf worden de zegelaars genoemd:

‘Ende des toircond so hebben wij Engelbrecht grave tot Nassow, here ter Leck ende tot Breda, Jan van Glymez, here van Bergen opten Zoom, van Grymbergen ende van Melijn ende Willem Noyts scepen nu ter tijt toe Antwerpen. Ende wij Florens van Borssel, here tot Zulen ende tot Sinte Mertijnsdijck, Philips here tot Borssel ende tot Cortkene, Vranck van Borssel ende Arnt here tot Leyenberch, ridderen als dadingslude des vredenende bestants ende anders alre punten voirs. onse zegelen op deser cedulen gedruct’.

Deze zeven heren worden bijgestaan door de secretaris van de drie steden Leuven, Brussel en ‘s-Hertogenbosch. De akte wordt afgesloten met de datum en de plaats waar de bepalingen voor dit bestand tussen Brabant, Holland en Zeeland zijn besproken: 31 januari 1422 te Bergen op Zoom.

2.4 Resumé.

Zoals te lezen is in de motivatie van het bestand van 31 januari 1422 moet het bestand van 13 februari 1421 verlengd worden. Dit gebeurt op bevel van Jan van Beieren en Filips van St.

Pol. Het bestand laat echter zien dat de ridderschappen en de steden van Holland, Zeeland en Brabant het initiatief nemen om te onderhandelen over een vrede.

De bepalingen die voornamelijk gaan over economische en juridische zaken ademen een sfeer uit dat de ridderschappen en de steden van Holland, Zeeland en Brabant een groot belang hechten aan orde en rust binnen hun eigen landen. Het bestand van 31 januari 1422 bestaat uit zestien bepalingen en zijn, zoals eerder geschreven, van economische en juridische aard. Zo wordt er bijvoorbeeld een bepaling gewijd aan de marktvrede van Antwerpen. Veel bepalingen zijn echter een vervolg op het eerdere bestand van 13 februari 1421 die opnieuw bevestigd en bekrachtigd worden in het bestand van 31 januari 1422.

Zo wordt er afgesproken dat er twaalf ‘goede mannen’ over dit bestand zullen onderhandelen. Hun uitkomst zal aanvaard moeten worden door alle betrokken partijen. Mochten de onderhandelaars er samen niet uitkomen, dan roepen de onderhandelaars de hulp in van een overman. Deze overman zal met een even aantal bemiddelaars proberen om een overeenstemming te bereiken. In deze bepaling zien we duidelijk een verschil met de onderhandelingen van 28 februari 1421. In deze onderhandelingen wordt er namelijk een meerderheid van negen stemmen nodig gevonden om tot een overeenstemming te komen. Ondanks dat er twaalf 'goede mannen', dezelfde twaalf die het bestand van 13 februari 1421 hebben bezegeld, moeten onderhandelen over deze vrede, zijn er maar acht mannen die het bestand hebben bezegeld. Floris-,Filips -, en Frank van Borsele en Arend van Leyenburg doen dit in naam van Jan van Beieren en Engelbrecht van Nassau, Jan van Glimes, Willem Noyts als afgevaardigde van de stad Antwerpen en de secretaris van de drie grote steden Leuven, Brussel en 's Hertogenbosch in naam van Filips van St. Pol.

Een ander verschil met het bestand van 13 februari 1421 zijn de afspraken die gemaakt worden omtrent de stad en de burcht van Geertruidenberg. In het bestand van 13 februari 1421 wordt de stad, wanneer de vete tussen Jan van Beieren en Jacoba van Beieren weer oplaait, teruggegeven aan Jan van Beieren. De burcht van Geertruidenberg zal geretourneerd worden aan Jacoba van Beieren. In het bestand van 31 januari 1422 wordt de burcht

teruggegeven aan de Staten van Brabant. Ik vermoed dat dit waarschijnlijk te maken heeft met de vlucht van Jacoba van Beieren naar Engeland.

Wanneer alle bepalingen doorgenomen zijn door de betrokken partijen, zal het bestand bezegeld worden door vertegenwoordigers van de ridderschappen van Holland, Zeeland en Brabant, Willem Noyts en de secretaris van de drie grote steden: Leuven, Brussel en ’s Hertogenbosch.

Ondanks dat de invloed van Jan van Beieren en in mindere mate die van Filips van St. Pol voelbaar is, spelen zij binnen dit bestand maar een kleine rol. Het initiatief voor het bestand van 31 januari 1422 ligt duidelijk in de handen van de ridderschappen en de steden van Holland, Zeeland en Brabant. Dit is dan ook terug te zien in de bezegeling van het

bestand. Hierbij ontbreken de zegels van Jan van Beieren en Filips van St. Pol. De beide heren worden er in het bestand er voortdurend op aangesproken dat ook zij de overeengekomen bepalingen moeten accepteren. De ridderschappen en de steden hechten een zeer grote waarde aan rust en orde binnen hun eigen grenzen, wat natuurlijk de handel alleen maar ten goede kan komen.

3. De 'goede mannen' van het bestand van 31 januari 1422 tussen Holland,