• No results found

6 Bewoningssporen uit de ijzertijd

Verspreid over het hele terrein, behalve in het zuidwesten en het uiterste oosten, werden paalsporen uit de ijzertijd aangetroffen. De sporen komen voor in clusters of afzonderlijke structuren. Er kan niet gesproken worden over een grote densiteit. De meeste spijkers bevinden zich centraal in het noordelijke deel van het terrein, terwijl de twee aangetroffen huisplattegronden zich hier aan de weerszijden van bevinden.

Een sporencluster in het noordwesten met huisplattegrond IJP1

Ten zuiden van de zavelwinningskuilen uit de nieuwste tijd (S1, zie later) in het noordwesten bevinden zich geclusterd verscheidene kleine ronde tot ovale paalspoortjes met een donkergrijze tot bruingrijze vulling. De meeste sporen zijn tot circa 15 cm diep bewaard en hebben een diameter van circa 20 tot 25 cm, maar sommige hebben een bewaarde diepte tot 20-30 cm. Deze diepere sporen refereren mogelijk naar de nokpalen van een gebouwstructuur, zoals een woongebouw. De meeste paalsporen hebben een vrij rechthoekig profiel. Er werden enkele hypotheses voor vierpalige spijkers getest (bijvoorbeeld S34, 47 en 49; 35-38 en 50; 2, 4 en 5), maar deze bleken allemaal niet te kloppen (er waren veel natuurlijke sporen bij). In deze grote cluster aan paalsporen kon, uitgezonderd een vermoedelijk hoofdgebouw, dan ook geen structuur herkend worden. Duidelijk is dat deze concentratie zich eerder naar het noorden voortzette, waar ze verstoord werden door zavelwinningskuilen. Deze kuilen bleken te diep (reeds 30 cm aan de rand) om af te graven op zoek naar meer paalsporen.

Vermoed wordt dat S23, 26, 31, 33 een rij nokstaanders (Fig. 25 en Fig. 26) is en S17-21 het einde van het gebouw in het oosten (korte zijde), waarbij deze dan wandpaaltjes vormen (Fig. 27). Andere wandpaaltjes zijn niet bewaard. Het gebouw heeft een noordoost-zuidwest oriëntatie (IJP1) (Fig. 24). De afstand tussen S33 en S20 bedraagt circa 10 m, wat echter vrij kort is voor een huisplattegrond uit de ijzertijd.14 S31 (V004) bevatte een wandfragment grof en vrij zacht gebakken handgevormd aardewerk met dikte 9 mm. S33 (V005) bevatte een randfragment van een open schaal in handgevormd aardewerk (van den Broeke type 11A). Dit type wordt in de midden of late ijzertijd gedateerd.15 De scherf is geglad, heeft een dikte van 7 mm en een chamotte-verschraling (Fig. 22). Verder bevatte het spoor nog een wandfragment van 7 mm dik dat nagedraaid lijkt te zijn. Spoor 21 (V003), een mogelijk paalspoor van de korte zijde van het gebouw aan de westkant, bevatte een geglad, vrij fijn en hard gebakken wandfragment handgevormd aardewerk met dikte van 6 mm. De datering van de vondsten doet vermoeden dat IJP1 vermoedelijk eerder in de late ijzertijd of misschien zelfs in de vroege Romeinse tijd gedateerd kan worden.

In de sporen van de sporencluster nabij IJP1 werden ook enkele scherven gevonden. Sommige daarvan zijn vlakvondsten uit sporen die bij couperen als natuurlijk werden bestempeld. Mogelijk zijn deze hier door bioturbatie in terechtgekomen of misschien was enkel het onderste (gebioturbeerde deel) van de paalsporen bewaard. Eén zo een vondst (uit S99, V011) is een fijn en hard gebakken randfragment handgevormd aardewerk van 6 mm dik met geschraapte binnenzijde. Het betreft een rechtopstaande rand zonder verdikking (van den broeke randtype A1) en heeft een algemene datering in de ijzertijd (Fig. 21 en Fig. 30).16 Ook natuurlijk spoor S2 (V001) leverde een vrij fijn en vrij hard gebakken wandfragment handgevormd aardewerk op met dikte van 8 mm, met een geschraapte binnenzijde en een geruwde buitenzijde (Fig. 20). Paalspoor S5 (V002) bevatte een vrij grof en hard wandfragment handgevormd aardewerk op met een dikte van 9 mm, met een mogelijk besmeten buitenkant. S97 (V010) bevatte een vrij grof en vrij hard gebakken wandfragment handgevormd aardewerk met een dikte van 8 mm, een chamotte-verschraling, een gegladde binnenzijde en een besmeten buitenzijde. S67 (V007 en V006) leverde vier gegladde wandfragmenten vrij grof en vrij hard gebakken handgevormd aardewerk met een dikte 10 mm en een chamotte-verschraling op. Waarschijnlijk maakte het deel uit van een kom met korte bolle schouders. S90 (V009) bevatte een wandfragment matig grof en vrij hard gebakken handgevormd aardewerk met dikte van 8 mm, een chamotte-verschraling, een besmeten buitenzijde en gegladde binnenzijde. S104 (V012) bevatte verschillende scherven: twee gegladde wandfragmenten fijn en hard handgevormd aardewerk met een dikte van 6 mm, een wandfragment vrij fijn en vrij zacht gebakken handgevormd aardewerk met dikte van 7 mm en een chamotte-verschraling en een wandfragment in grof en vrij hard gebakken handgevormd aardewerk met dikte 10 mm, een chamotte-verschraling en een besmeten buitenzijde.

Fig. 22: V005 S33

(1:2) Fig. 20: Foto van V001 S2

Fig. 21: V011 S99

Sample name Lab. no. Age 14C Remark

MBO 001 Poz-56176 3685 ± 35 BP

Van IJP1 werd de nokstaander S33 (MBO001) gedateerd. Het toont een datering tussen 2146 en 1960 voor Chr. (90,4% probability), wat de plattegrond reeds zou plaatsen in de vroege bronstijd. Helaas kon voor deze plattegrond slechts één datering uitgevoerd worden, waardoor de erg

Fig. 24: IJP1

Fig. 25: Vlakfoto van S33, nokstaander IJP1 Fig. 26: Coupefoto van S26, nokstaander IJP1

vroege datering in de vroege bronstijd niet getest kan worden. Het aangetroffen vondstmateriaal lijkt deze datering echter niet te bevestigen. Mogelijk gaat het om contaminatie met bijvoorbeeld oud houtskool, waardoor de bekomen datering ouder is dan de werkelijke datering. Dit lijkt plausibel, gezien ook voor IJP2 één van de twee dateringen veel ouder lijkt (zie verder).

Huisplattegrond IJP2

In het oosten van het terrein, oversneden door de brede perceelsgracht S166/193, bevindt zich een huisplattegrond (S196-219) uit de ijzertijd, IJP2 (Fig. 28). Het gaat om een structuur met een centrale rij dieper ingezette nokstaanders, met een tussenafstand van circa 2,2 m, met een vierbeukige indeling. Een binnenindeling is er niet meer waar te nemen. In de lange zijden zijn rechtover elkaar ingangen te zien (S208-212 en S189-202), bestaande uit twee tot drie paaltjes op een rij (Fig. 31 en Fig. 32). Deze ingangen zijn circa 1,5 m breed. Het lijkt alsof de ingangen niet in het midden liggen van de lange zijde, maar meer naar noorden. Dit is echter niet met zekerheid te zeggen gezien de plattegrond bewaard is over een lengte van circa 7,8 m en dan verdwijnt onder de perceelsgracht, die circa 4,9 m breed is. Aan de andere kant van deze greppel werd slechts één paalspoor waargenomen (S215), die wel in het verlengde ligt van de rij nokstaanders, maar een ander uitzicht heeft en veel kleiner is. De plattegrond is circa 7,0 m breed. De ovale tot ronde paalsporen hebben een donkere grijszwarte gevlekte vulling, vertonen een komvormig profiel, zijn gemiddeld bewaard tot een diepte van circa 10-20 cm en hebben een diameter tot 30 cm. De ronde nokstaanders zijn veel grijzer van vulling en bewaard tot een diepte van circa 30 cm (Fig. 33). Ze hebben een diameter tot circa 40 cm. Het gebouw lijkt te dateren in de late ijzertijd of misschien nog de vroeg-Romeinse periode.17 Ook in bijvoorbeeld Ekeren – Het Laar en Boom – Krekelenberg werden deze gebouwen gedateerd in de late ijzertijd.18

Vier paalsporen uit deze plattegrond leverden vondsten op. S198 (V035) leverde twee wand- en twee randfragmenten matig fijn en hard gebakken handgevormd aardewerk met een dikte van 7 mm op. Waarschijnlijk maakten ze deel uit van een pot met gepolijste binnenzijde, hals en schouder en besmeten buik. Het recipiënt heeft een dikke uitstaande rand (type B2-13), die mogelijk in de late

ijzertijd of vroege Romeinse periode te dateren is (Fig. 29 en Fig. 29).19

17 Delaruelle/Verbeek 2004: 154-156.

18 Delaruelle/Verbeek 2004: 150 en Jacobs/De Smaele 2008: 18 19 Van den Broeke 2012: 89.

Fig. 31: Coupefoto van S200-202, wandpalen van de ingang van IJP2

Fig. 32: Vlakfoto van S200-202, wandpalen van de ingang van IJP2

Fig. 30: Foto van V035 S198 Fig. 29: V035 S198

S201 (V036) bevatte twee fijne en matig harde wandfragmenten handgevormd aardewerk met dikte van 6 mm en een chamotte-verschraling. Ze vertonen nagelindrukken. Uit nokstaander S204 (V037) kwam een geglad, fijn en hard gebakken wandfragment handgevormd aardewerk met dikte van 7 mm en uit nokstaander S205 (V038) een vrij fijn en zacht gebakken wandfragment handgevormd aardewerk met een dikte van 6 mm. Slechts één van de scherven kon dus gedateerd worden en doet, net als het gebouwtype, een datering in de late ijzertijd of de vroeg-Romeinse periode vermoeden.

Sample name Lab. no. Age 14C Remark

MBO 008 Poz-56177 2355 ± 35 BP 0.6mgC MBO 009 Poz-56178 5560 ± 40 BP

Van IJP2 werden S204 (MBO008) en S205 (MBO009) gedateerd. Dit geeft voor S204 een datering tussen 540 en 375 voor Chr. (93,7% probability). Dit komt neer op een datering in de midden-ijzertijd. Dit is iets vroeger dan de datering in de late ijzertijd of vroeg-Romeinse periode, gebaseerd op het vondstmateriaal, maar is wel mogelijk. S205 wordt daarentegen geplaatst tussen 4462 en 4338 voor Chr. (95,4% probability). Dit zou een datering betekenen op de overgang van het vroeg- naar het midden-neolithicum. Hiervoor werden echter geen aanwijzingen gevonden in het vondstmateriaal. De erg vroege datering sluit aan bij de erg vroege datering van IJP1 en lijkt opnieuw te wijzen op een problematiek van contaminatie met bijvoorbeeld 'oud houtskool'.

Spijker SP2

In het midden van de werkput, naast greppels S283 en 284, bevindt zich een vierpalige spijker (S185-190) (Fig. 34). Deze leverde geen vondsten op, maar gezien het gelijkaardig uitzicht en afmetingen van de sporen van IJP2 (Fig. 35) wordt een datering in de ijzertijd vermoed. De spijker heeft zijden van circa 1,4 m en de sporen zijn bewaard tot circa 15-20 cm, behalve S185 die tot 30 cm diep is en mogelijk bestaat uit twee paalsporen die elkaar oversnijden. In dat geval is de spijker verstevigd of herbouwd geweest. De spijker heeft een noordwest-zuidoost oriëntatie, en is dus min of meer parallel aan het hoofdgebouw.

Spijker SP3 en dubbele greppel S279-280

Centraal, maar meer in het zuiden van het terrein, bevindt zich een negenpalige spijker, of een zespalige met een aanbouw (S264-274) (Fig. 38 en Fig. 39). Het gaat om een rechthoekig gebouw met afmetingen van circa 3 op 4 m. De afstand tussen de noordelijke palenrij en de middelste rij palen bedraagt circa 2,2 m terwijl de afstand tussen de middenrij en de zuidelijke rij circa 1,8 m bedraagt. De afstand tussen oost-, midden- en westrij bedraagt circa 1,5 m. Het gebouwtje heeft een noordwest-zuidoost oriëntatie. Naast de middenste paal S265 in de westzijde ligt nog een paaltje S266 dat mogelijk een herstelling is. De ovale paalsporen hebben, net zoals de andere paalsporen uit de ijzertijd, een donkergrijze vulling en een vrij rechthoekig profiel met een gemiddelde bewaarde diepte van circa 20 cm en een diameter rond circa 27 cm.

Datering van S264 (MBO010) plaatst het spoor tussen 524 en 386 voor Chr. (94,7% probability). Dit is opnieuw een datering in de midden-ijzertijd, zoals hoger ook reeds het geval was voor één van de twee dateringen van IJP2.

Sample name Lab. no. Age 14C Remark

MBO 010 Poz-56179 2365 ± 30 BP

Parallel aan deze spijker, op 8,4 m afstand, loopt een dubbele greppel S279-280. Het betreft enerzijds een greppel van circa 13 cm breed (S279), met een grijze gevlekte vulling en anderzijds één van circa 87 cm breed (S280) met een grijze gevlekte vulling boven een grijsgele gevlekte vulling (Fig. 36). Beide greppels lijken intentioneel te stoppen aan de noordzijde, na een lengte van circa 20,5 m en worden in het zuiden oversneden door een middeleeuwse kuil S299 (zie later) waarbij ze aan de zuidzijde van deze kuil niet meer konden gevolgd worden. S279 is maar een paar centimeter diep bewaard, S280 heeft een komvormig profiel en een bewaarde diepte tot circa 25 cm (Fig. 37). De greppel wordt ondieper naar het zuiden toe, wat er misschien op wijst dat het terrein hier is afgetopt, hoewel hier verder geen aanwijzingen voor zijn. S280 (V056) leverde één vondst op: een wandfragment fijn en vrij hard gebakken handgevormd aardewerk

Fig. 34: SP2

met een dikte van 5 mm en een gegladde binnenkant. Op basis van de oriëntatie en deze vondst zou misschien gesteld kunnen worden dat deze dubbele greppel in de ijzertijd te dateren is en een erf naar het westen afbakent, waarbinnen spijker SP3 zich bevindt.

Spijker SP4

Centraal in het noorden van het terrein bevinden er zich drie spijkers op een noord-zuid as: SP4,

Fig. 36: Vlakfoto van de greppels 279 en 280 Fig. 37: Coupefoto van S280

Fig. 39: SP3

gegladde binnenkant op. Dit levert slechts een algemene datering in de ijzertijd op.

Ook voor spijker 4 werd een datering bekomen, meer bepaald van S308 (MBO024). Dit geeft een datering tussen 749 en 687 voor Chr. (17,2% probability) of tussen 568 en 402 voor Chr. (72% probability). Dit is in de vroege ijzertijd of op de overgang van de vroege naar de midden-ijzertijd. De laatste sluit het best aan bij de hoger vermelde dateringen.

Sample name Lab. no. Age 14C Remark

MBO 024 Poz-56181 2425 ± 30 BP Spijker SP5

SP5 (S313-316) ligt circa 5,1 m ten zuiden van SP4 en is een vierpalige spijker van circa 2,0 op 2,0 m met een noordwest-zuidoost oriëntatie (Fig. 43 en Fig. 44). De paalsporen zijn bewaard tot een gemiddelde diepte van circa 10-20 cm. Spoor 315 (V047) leverde een wand- en een randfragment op van een open schaal (van den Broeke type 11a) in fijn, hard gebakken en geglad handgevormd aardewerk (Fig. 45 en Fig. 46). Deze vorm wordt vooral in de midden-ijzertijd geplaatst, maar komt ook nog in de late ijzertijd voor.20 Spoor 316 bevatte een wandfragment vrij fijn en vrij hard gebakken handgevormd aardewerk met dikte 6 mm.

20 van den Broeke 2012: 52

Fig. 40: SP4

Fig. 41: Vlakfoto SP4

Spijker SP6

SP6 (S318-321) ligt circa 2,1 m ten zuiden van SP5 en is eveneens een vierpalige spijker van circa 2,0 op 2,0 m, met een noordwest-zuidoost oriëntatie (Fig. 48 en Fig. 47). De paalsporen zijn bewaard tot een gemiddelde diepte van circa 10-20 cm. In deze spijker werden geen vondsten aangetroffen, maar op basis van uitzicht, ligging en oriëntatie wordt deze spijker ook in de ijzertijd geplaatst.

Fig. 44: SP5

Fig. 45: V047 S315 (1:2)

Fig. 43: Vlakfoto SP5

Circa 6,2 m ten noorden van SP2 bevindt zich SP7 (S348-351) (Fig. 51 en Fig. 52). Deze spijker heeft in tegenstelling tot de vorige spijkers meer een noord-zuid oriëntatie en heeft ook veel dieper bewaarde paalsporen (tot 40 cm diep). Verder hebben de sporen wel hetzelfde uitzicht als deze van de andere spijkers. Deze spijker leverde ook geen vondsten op, maar vlak naast de spijker bevindt zich een donkergrijze gevlekte ovale kuil, S352, met enkele scherven in (V053 en V054): een rand- en twee wandfragmenten, mogelijk van dezelfde hoge pot. De scherven zijn fijn, hard en geglad en de rand heeft vingerafdrukken bovenop de rand (Fig. 49 en Fig. 50). Mogelijk gaat het om een pot, type 55a-56a. Deze komen vooral in de vroege en midden ijzertijd voor, maar ook nog later, tot zelfs in de vroeg-Romeinse periode.21 De kuil is vrij rechthoekig van profiel en bewaard tot een diepte van circa 30 cm (Fig. 53). De functie is onduidelijk.

Een datering voor S349 (MBO028) van spijker 7 wijst op een datering tussen 396 en 346 voor Chr. (33,6% probability) of tussen 321 en 206 voor Chr. (61,8% probability). Dit is een iets jongere datering, die te situeren is op de overgang van de midden- naar de late ijzertijd.

21 van den Broeke 2012: 73-77.

Fig. 49: V053 en V054 S352 (1:2)

Fig. 51: SP7

Fig. 52: Vlakfoto SP7

Fig. 53: Coupefoto van S352

Sample name Lab. no. Age 14C Remark

MBO 028 Poz-56182 2255 ± 35 BP

Spijker SP8 en cluster

Net ten noordwesten van SP7 bevindt zich een cluster paalsporen (S323-326 en S353-370). De meeste van deze paalsporen hebben een (donker) grijze gevlekte vulling, maar sommige zijn eerder donkerbruin gevlekt.

SP8 (S358-359, 364 en 366-367) bevindt zich in deze cluster. Het betreft een vierpalige spijker met mogelijk een extra ondersteuningspaal in de noordoostelijke hoek en een trap aan de zuidelijke zijde (Fig. 54 en Fig. 55). Deze trap wordt gevormd door twee kleinere paaltjes van circa 17 cm diameter die wel tot 26 cm diepte bewaard waren. Ook deze spijker heeft meer een noord-zuid oriëntatie en meet circa 2,0 op 2,1 m. De paalsporen hebben allebei de hierboven vermelde vullingen, een diameter van circa 35 cm en een bewaarde diepte tot circa 30 cm. De spijker, noch de cluster er rond, leverde vondsten op. Door hun uitzicht, ligging en oriëntatie worden zij echter in de ijzertijd gedateerd.