• No results found

De walkshops begonnen in het Den Bruul-park, op een plaats waar een pilotproject gestart was waarover de smart city-afdeling van de Stad Leuven in het bijzonder feedback van burgers hoopte te ontvangen. Dit pilotproject was twee weken daarvoor zeer kritisch in de pers beschreven. Onder de naam ‘Smart Sporting Cities’2 wordt op innovatieve wijze het sportgedrag van burgers in de openbare ruimte gemonitord voor beter inzicht in het type investeringen in buitensportinfrastructuur dat het meest gebruikt wordt. Daarom werden in het park, waar verschillende soorten sportinfrastructuur is voorzien (voetbal, basketball, fitnessapparatuur), zeven

‘slimme’ camera’s geïnstalleerd. Deze camera’s verwerken data middels ‘edge computing’3, wat betekent dat er geen persoonsgegevens worden opgeslagen.

4.1 Camera’s en veiligheidsgevoel

De controverse rond het Smart Sporting Cities-project en daaruit voortvloeiende percepties van onvolledige informatievoorziening verhoogden de interesse in deelname aan de walkshops in Leuven onder burgers.

2 Meer informatie hier: www.leuven.be/smart-sporting-cities ; www.sport.vlaanderen/project-smart-sporting-cities-leuven ; www.vvsg.be/proefproject-smart-sporting-cities-in-leuven

3 ‘Edge computing’ betekent hier dat de gegevens op het apparaat zelf worden verwerkt, in ‘real time’. De camera’s in dit project versturen alleen statistieken naar een centrale server.

De camera’s van dit project waren niet de enige op de walkshoproute: politiecamera’s voor monitoring van sluikstorten en hangjongeren werden ook besproken, net als

‘Telraam’-camera’s die burgers de hoeveelheid verkeer in hun straten laten tellen en nummerplaatherkenning voor de beheersing van verkeersstromen. Al met al leken camera’s de dominante (en meest zichtbare) smart city-sensor in Leuven, wat hen ook het voornaamste discussiepunt maakte voor de deelnemers.

Tijdens twee wandelingen brachten de deelnemers ook camera’s elders naar voren, bijvoorbeeld een camera in een ander park die het weer ‘livestreamt’ maar daarbij ook parkbezoekers en buurtbewoners meeneemt. Een deelnemer zei daarover:

“Als [anderen] weten wie dat daar wonen, dan kan je ze wel herkennen via camera’s, dus dat geeft een heel negatief gevoel. Terwijl, dat heeft maar een klein voordeel.”

De bezorgdheden van de deelnemers over de camera’s in het park, en camera’s in het algemeen, waren genuanceerd en veelzijdig. Ze gingen veelal over percepties van surveillance en privacyinbreuken wanneer er weinig alternatieve keuzes zijn (bijvoorbeeld in treinen en ander openbaar vervoer). Inspanningen om de verzamelde gegevens te beveiligen werden ook kritisch besproken: wat als de technologie gehackt wordt of iemand een fout maakt in de bescherming, en hoe wordt de technologie ontwikkeld en gecontroleerd zonder ooit naar de beelden te kijken?

Een terugkerend thema in Leuven (zowel als in Gent) was ook de effectiviteit van de camera’s ten aanzien van de doelen waarvoor ze geïnstalleerd zijn, zoals verbetering van de veiligheid:

“Misdaad wordt niet voorkomen door camera’s. De vraag is of misdaad vermindert als er camera’s zijn.”

Anderzijds werd een voordeel van camera's genoemd in vergelijking met een andere sensor op de route, de ‘Shop & Go’-parkeersensor. Hierbij stelde een deelnemer dat camera’s de parkeerder beter zouden beschermen,

omdat ze bewijs kunnen leveren over hoe lang een auto op die plaats had gestaan, terwijl de huidige parkeersensor, die geen persoonsgegevens verwerkt, misleid kan worden.

Tijdens de wandelingen werden camera’s op zich niet noodzakelijkerwijs afgewezen. Het belangrijkste argument vóór camera’s had te maken met veiligheidsgevoelens. Zo zei een deelnemer:

“Ik heb een veiliger gevoel als ik een camera zie. Ik denk dat ik in de minderheid ben, maar als er iets gebeurt, dan staat het tenminste op camera. Ik heb niet zo’n antagonistisch gevoel

ten opzichte van camera’s.”

4.2 Informatiebehoeften

Informatie ontvangen over de verwerking van persoonsgegevens behoort volgens de AVG tot het recht van de betrokkene om geïnformeerd te worden (artikelen 13 en 14) en het recht op inzage (artikel 15).4 Hoewel deze rechten juridisch afgebakend zijn, zijn de percepties van burgers over hoe zij geïnformeerd worden niet te objectiveren. Dit werd tijdens de walkshops in Leuven eveneens besproken, aan de hand van verschillende technologieën.

Informatie over het Smart Sporting Cities-project werd ruim gecommuniceerd en stond tot ieders beschikking, maar niet iedereen voelde zich voldoende geïnformeerd.

“Er is onvoldoende informatie, daarom ben ik hier. Wat gebeurt er allemaal met die data? Vooral met die monitor van de sport kunnen wij onze toestemming noch

geven, noch weigeren.”

Een ander aspect van informatievoorziening was dat de projectcamera’s uitgelegd werden door twee informatieborden vlak bij die camera’s, terwijl andere camera’s direct daarnaast niet van enige informatie of uitleg voorzien werden.

Dit creëerde onnodige verwarring en twijfel onder de deelnemers, wat het de moeite waard maakt voor besluitvormers in de Stad Leuven om hun informatiebeleid te

4 Het recht om geïnformeerd te worden is een basisrecht voor de betrokkene waar anderen rechten op leunen, zoals een effectieve uitvoering van het recht op rectificatie (art. 16 AVG), het recht om gegevens te laten wissen (art. 17 AVG) en het recht om de gegevensverwerking te beperken (art. 18 AVG).

heroverwegen. De onverklaarde camera’s staan onder controle van de politie en behoren tot de camerazone die zich uitstrekt over de binnenstad. Daarover wordt op twee manieren gecommuniceerd:

met borden aan invalswegen (vooral voor

bezoekers) en andere

communicatiekanalen voor inwoners van de stad.

Informatiebehoeften werden ook besproken bij de laatste halte op de route, waar de stad had gekozen voor niet-traditionele borden om burgers te informeren over een toegangsverbod voor personenwagens in een straat, gecontroleerd met ANPR-camera's.

Wederom werden verschillen in informatiebehoeften duidelijk tijdens de discussie.

Sommige deelnemers vonden dat de informatieborden prima werkten, anderen toonden zich ontevreden over de duidelijkheid van de informatie, die als rollende tekst voorbijkomt in de loop van ongeveer een minuut, naast een kleurencode.

Minder ambigu waren de discussies rond het gebruik van netwerkgegevens voor mobiele telefonie die steden aankopen om, in combinatie met andere gegevens (zoals betaaldata en statistische inkomensgegevens), te gebruiken voor city marketing-doeleinden. Herhaaldelijk gaven deelnemers aan zich ongeïnformeerd te voelen over wat er met hun data gebeurt en zij betwijfelden of zij toegestemd hadden met dit gebruik van hun persoonsgegevens. Zij vonden dit eerder een ontransparante praktijk en vroegen zich af of de doeleinden de risico’s van samenwerking met private bedrijven rechtvaardigen. Ook werden er zorgen geuit over het combineren van verschillende datasets.

Deelnemers gaven aan dat het belangrijk is dat informatie helder, begrijpelijk en toegankelijk is om bruikbaar te zijn. Lange, ingewikkelde ‘algemene voorwaarden’, bijvoorbeeld, geven veel gedetailleerde informatie, maar zijn daarmee niet transparant. De discussies bevestigden dat dit ook van belang is voor het uitoefenen van de rechten van betrokkenen, bijvoorbeeld de rechten op rectificatie en gegevenswissing.

Bovendien werd duidelijk dat de intensieve inspanningen die nodig zijn om deze rechten uit te oefenen, een hoge drempel opwerpen voor ‘normale burgers’, zelfs als zij hun rechten kennen. Het kan zijn dat de ‘gewone’ burger niet de tijd vindt om de juiste informatie te vinden, te begrijpen en waar nodig te handelen. De

belemmeringen voor het uitoefenen van iemands gegevensbeschermingsrechten zijn reëel. Zoals een deelnemer het verwoordde:

“Niemand maakt er gebruik van. We hebben allemaal een leven buiten de branche.

Je moet opzoeken. Als je een hulplijn belt, ga je in de wacht zitten en je gaat dat beu worden.”

Leuven was de Europese Hoofstad van Innovatie in 2020 en verschillende onderzoeksprojecten en experimenten5 werden of worden nog uitgevoerd in de smart city-context. Het relatief hoge aantal hiervan baarde sommige deelnemers zorgen, eveneens gerelateerd aan transparantie en een gevoeld gebrek aan informatie. Zoals een deelnemer het uitdrukte:

“Er wordt te weinig gecommuniceerd, want hoeveel experimenten gaan over de rand van het ethische of wettelijke toelaatbare? Het is totaal niet transparant.”

4.3 Betrokkenheid

Sommige deelnemers leken relatief geavanceerde kennis te hebben van wat er in de

‘slimme stad’ om hen heen gebeurt. (Sommigen zeiden dat ze voor technologiebedrijven werkten, bijvoorbeeld om patroonherkenningsalgoritmen voor camera's te ontwikkelen, of voor een provider van mobiele netwerken.) Dit was waarschijnlijk een belangrijke reden voor hun interesse in het onderwerp en de walkshops. Veel van de walkshopdeelnemers hadden ook deelgenomen aan of kenden burgerwetenschappelijke projecten, zoals Curieuze Neuzen, Straatvinken of Telraam.

Anderen gaven aan dat sommige van de besproken aspecten nieuw voor hen waren, dat de inzichten die ze opdeden tijdens de wandelingen de eerste stap waren om er kritisch over te kunnen reflecteren. Enkele deelnemers hadden graag meer betrokken willen zijn bij de besluitvorming. In een commentaar op de ‘experimentele’

aspecten van enkele smart city-projecten, noemde een deelnemer:

“In Leuven zijn we de innovatieve stad van Europa geweest, dus voor die communicatie worden wel inspanningen gedaan. Maar om dan inspanning te doen om te vragen of we willen deelnemen aan een experiment, dat doen ze dan niet. Dan

voel ik me als een muis in een kooi.”

5 Enige flexibiliteit in de precisie en granulariteit van toestemming voor wetenschappelijk onderzoek is toegestaan.

Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt, kunnen onderzoekers niet altijd de doeleinden van de verwerking vooraf precies aangeven. In dergelijke gevallen kunnen zij betrokkenen vragen om toestemming te geven voor bepaalde onderzoeksgebieden of delen van onderzoeksprojecten.

Een andere deelnemer vond dat burgers soms interventies worden opgelegd zonder hun perspectieven in overweging te nemen, verwijzend naar het Smart Sporting Cities-project:

“Is het de vraag van de Leuvenaars om meer sport te doen? Zijn wij geïnteresseerd in Sport Vlaanderen?”

4.4 Transparantie en vertrouwen

In de discussies tijdens de wandelingen was enig wantrouwen dat geuit werd niet per se direct gerelateerd aan de stad of zelfs aan de technologieën langs de route.

Algemene percepties van ondoorzichtigheid en onbetrouwbaarheid lijken voor veel burgers voort te komen uit slechte ervaringen en zorgen over sommige grotere technologiebedrijven, zoals Google of Facebook.

Wat betreft de camera's van het Smart Sporting Cities-project vroegen deelnemers zich af of de informatie die bijvoorbeeld aangeeft dat er geen gezichtsherkenning plaatsvindt, klopt. Gerustheid over wat er gebeurt, had ook te maken met het wooncomfort van bewoners die regelmatig gebruik maken van door camera's bewaakte ruimte.

Inzichtelijke discussies vonden plaats over de verschillende aspecten van het gevoel geïnformeerd te zijn, over transparantie en daarmee samenhangend vertrouwen. De deelnemers waren bezorgd dat, zelfs als verwerkingsverantwoordelijken hun uiterste best doen, er zich altijd problemen kunnen voordoen die mogelijk leiden tot onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens. Verschillende praktijkvoorbeelden van dergelijke incidenten werden gegeven, die o.m. de vraag opriepen of er een hogere controle-instantie is die de rechtmatigheid controleert, of dat alleen de verantwoordelijke zelf dat doet. Dit is interessant omdat de onbetwiste positie van de verwerkingsverantwoordelijke inderdaad een potentieel knelpunt in de AVG is.

‘Function creep’ werd ook herhaaldelijk genoemd als een bron van scepsis. Sensoren kunnen voor één doel worden geïnstalleerd, maar wanneer mensen eraan gewend zijn geraakt en het gebruik voor dat doel accepteren, kunnen de sensoren worden hergebruikt op manieren die niet altijd prettig aanvoelen. Het voorbeeld van politiecamera's die werden geïnstalleerd voor de beveiliging van synagogebezoekers in Antwerpen, en die vervolgens werden gebruikt om pandemiemaatregelen te monitoren en boetes uit te delen als er te veel mensen binnen waren, kwam meermaals aan de orde.

De meeste deelnemers waren het evenmin oneens met verwerking van gegevens in het algemeen als daar duidelijke, gunstige doelstellingen voor waren. Het leek erop dat ze meestal hoge verwachtingen hadden van hun overheid als hoedster van hun

rechten en vrijheden, waarbij het belang van de burger voorop staat. Zorgen en gepercipieerde risico's hielden hen "niet wakker", zo lang er transparantie is en geen misbruik. Wel werd te veel reclame als een potentieel nadeel beschouwd.

Ondanks de relatief ontspannen houding van de deelnemers nu, vreesden sommigen mogelijke problemen in de toekomst, vooral als het politieke systeem zou veranderen (gegevensverwerking in Hong Kong werd als voorbeeld genoemd, waar burgers gemakshalve mee vertrouwd waren totdat het een instrument werd om kritische burgers te onderdrukken) of als de gegevens in handen komen van iemand met kwade bedoelingen (bijvoorbeeld wraak van een machthebber op een individu).

4.5 Bezorgdheden

Verschillende deelnemers gaven aan dat het niet één enkele interventie was die hen dwarszat, maar eerder de groeiende hoeveelheid dataverzameling in de openbare ruimte die zorgen baarde. Een deelnemer beschreef het als de spreekwoordelijke kikker in een pan met langzaam kokend water. Een ander zei:

“Er zijn zodanig veel gegevens dat ik me afvraag wat er nog allemaal is. Op den duur gaat dat ooit gebruikt kunnen worden tegen ons?”

Gekoppeld aan gevoelens van ondoorzichtigheid over wat er werkelijk met de gegevens gebeurt, leidde dit tot zorgen over hoe technologieën en de beheerders daarvan zich de openbare ruimte toeëigenen. Deelnemers vroegen zich af wat er gebeurt als ze geen toestemming zouden geven voor de gegevensverwerking om hen heen, welke keuzes er nog over zijn voor het gebruik van die ruimte. Aan de andere kant voerde een deelnemer aan dat goede dienstverlening in ruil een acceptabele afweging kan zijn, zolang adverteren en het delen van gegevens voor commerciële doeleinden (bijvoorbeeld met verzekeringen) niet het doel zijn.

Interessant is dat er ook verschillen waren in bezorgdheid over surveillance.

Sommigen maakten zich zorgen over of camerabeelden live door mensen bekeken werden of alleen ergens opgeslagen werden, anderen juist over een puur technische analyse van gegevens met algoritmen. Meer dan één deelnemer gaf aan meer zorgen te hebben over het eerste dan over het laatste; de situatie waarin mensen hun activiteiten in real-time volgen. Hoewel de deelnemers bespraken dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat er genoeg (politie)personeel is om 24/7 camera-feeds te bekijken, vonden sommigen toch dat alleen al de mogelijkheid voldoende was om zich zorgen te maken.

Sommige deelnemers spraken een meer algemene bezorgdheid uit over de dataficatie van de stedelijke ruimte en de samenleving in het algemeen, bijvoorbeeld over het verlies van lokale authenticiteit en unieke charme van steden als gevolg van gehomogeniseerde stadscentra die vooral gericht zijn op het aantrekken van betalende klanten.

“Ik vind het het jammer dat het niet organisch is en mensen komen omdat ze het prettig vinden. Je krijgt dan een stad als gevolg van publiek en niet meer een eigen

stad met eigen profiel."

Verschillende deelnemers uitten ook hun bezorgdheid over sociale ongelijkheden en onrechtvaardigheden die zouden kunnen ontstaan als gevolg van slimme stadstechnologieën en data gestuurde diensten. Zo werd in het kader van parkeren besproken dat de traditionele automaten toegankelijker zijn voor ouderen en mensen zonder smartphone dan de hedendaagse telefoonbetaaldiensten.

4.6 Risico’s

De discussies tijdens de walkshops bevestigen de subjectiviteit van hoe burgers risico's ervaren. Ze maakten ook duidelijk welke risico's ondanks mogelijke voordelen als te hoog worden beschouwd om te accepteren. De besproken risico's varieerden van technische problemen tot misbruik door zowel publieke actoren (bijvoorbeeld de politie) als private actoren (bijvoorbeeld Google). Bij een technisch probleem vroegen sommige deelnemers zich af of een deel van de persoonsgegevens niet toegankelijk zou zijn (zonder kwade bedoelingen) voor degenen die dat proberen op te lossen.

Ook problemen met mogelijke her-identificatie van geanonimiseerde data, bijvoorbeeld door de combinatie van verschillende datasets, werden door verschillende deelnemers als reële risico's gezien. Een ander aspect betrof het risico van kwaadwillende actoren zoals hackers die, ondanks welwillende (en betrouwbare) doelstellingen van een technologie, toegang kunnen krijgen tot de gegevens en deze voor hun eigen doelen kunnen gebruiken. Dit werd gezien als een zeer reëel risico, mede door het veelvuldige nieuws over hacks van grote bedrijven.

“Je bent niet super identificeerbaar als ze weten waar je bent, maar als ze meerdere dingen hebben over u, dan wel.”

4.7 Noodzakelijkheid, Proportionaliteit & Effectiviteit

Noodzaak6, proportionaliteit7 en effectiviteit8 zijn doorslaggevende principes als het gaat om de bescherming van fundamentele rechten (zoals ons recht op persoonsgegevensbescherming, vastgelegd in de AVG) en de mate waarin deze rechten mogen worden beperkt. Tijdens de walkshops kwamen deze uitgangspunten

6 Noodzakelijkheid is een algemeen beginsel van het EU-recht. Als een gegevensverwerkingsactiviteit niet noodzakelijk is, mag die niet uitgevoerd worden. Het noodzakelijkheidsprincipe hangt samen met het dataminimalisatie principe: gegevens die worden verwerkt, moeten worden beperkt tot wat strikt noodzakelijk is voor het doel van de verwerking.

7 Proportionaliteit is ook een algemeen beginsel van het EU-recht. Het verplicht autoriteiten een evenwicht te vinden tussen de ingezette middelen en het doel, oftewel dat de types en hoeveelheden verwerkte gegevens en de manier waarop zij verwerkt worden in verhouding staan tot het doel.

8 Gegevensverwerkingen moeten doelgericht zijn; niet om het even welk middel kan ingezet worden, als dat niet past bij het beoogde doel. Tijdens de walkshops is besproken of gegevensverwerking effectief, te duur of onnodig

regelmatig aan de orde: of gegevensverwerking noodzakelijk is, in verhouding staat tot de doelstellingen en effectief is in het behalen van deze doelstellingen.

Vanaf de start van de wandeling in het Den Bruul-park was een terugkerend argument dat camera's misschien niet de meest efficiënte manier waren om de doelstellingen van het project te bereiken. Er werd besproken dat medewerkers van de stad die in het park aanwezig waren om sportactiviteiten te observeren en te rapporteren, dezelfde resultaten zouden bereiken zonder te hoeven betalen voor

‘dure’ videotechnologie. Er werd bijvoorbeeld beweerd dat camera's een machtsinstrument zijn en ontoegankelijk om mee te communiceren, terwijl een persoon benaderbaar zou zijn voor discussie en vragen. Andere deelnemers voerden echter aan dat een camera minder opdringerig aanvoelt dan een echte persoon die duidelijk waarneemt wat je aan het doen bent. Dit is een perfect voorbeeld van vragen rond noodzakelijkheid en proportionaliteit van gegevensverwerking.

Verscheidene deelnemers noemden het spanningsveld tussen enerzijds de bescherming van hun persoonsgegevens en anderzijds het streven naar veiligheid in de openbare ruimte. Dergelijke afwegingen vormen de kern van de principes. Ook kostenoverwegingen kwamen naar voren tijdens de wandelingen. Volgens sommige deelnemers moet efficiëntie ook worden afgewogen in termen van hoeveel een gegevensverwerkende oplossing kost en of er geen goedkopere alternatieven zijn.

Eén deelnemer bracht dit in verband met een algemene tendens van solutionisme en technologisch determinisme. De vraag rees of meer camera's daadwerkelijk het aantal misdrijven doet verminderen.

Bij andere haltes tijdens de wandelingen werden mogelijk minder ingrijpende methodes naar voren gebracht om dezelfde doelstellingen te bereiken, zoals stadswachten (geen politie) en (meer) straatverlichting.

Ook bij de ANPR-camera kwamen principes van proportionaliteit, effectiviteit en mogelijke alternatieven, bijvoorbeeld fysieke barrières, aan bod.

Opnieuw toonde de discussie aan hoe gedegen de deelnemers de (voor- en na)delen van verschillende oplossingen begrepen en hoe divers de voorkeuren waren. Een camera registreert kentekens om efficiënt boetes uit te schrijven; een fysieke barrière kan echter een probleem worden wanneer een ambulance snel de straat in moet, aldus het gesprek tussen de deelnemers.

De Shop & Go-parkeersensoren waren aanleiding voor gelijkaardige discussies.

Enerzijds verwerken zij geen persoonsgegevens, wat de privacy van burgers beter beschermt. Anderzijds heb je geen bewijs dat je niets verkeerd doet, wat een camera wel zou kunnen opleveren. Een andere deelnemer gaf aan dat het vorige systeem, waarbij men een papieren kaartje moest trekken en in de auto moest leggen, veel

Enerzijds verwerken zij geen persoonsgegevens, wat de privacy van burgers beter beschermt. Anderzijds heb je geen bewijs dat je niets verkeerd doet, wat een camera wel zou kunnen opleveren. Een andere deelnemer gaf aan dat het vorige systeem, waarbij men een papieren kaartje moest trekken en in de auto moest leggen, veel