• No results found

5. Bevindingen

5.6 Andere bevindingen

150

De geografische discongruentie in Oost-Nederland belemmert de samenwerking tussen ketenpartners Openbaar Ministerie en de Rechtbank Gelderland en de Rechtbank Overijssel. Die belemmering is niet gelegen in de contacten, want die zijn volgens respondenten op persoonlijke leest gestoeld en goed (zie reeds § 5.4.3), maar in praktische consequenties. In de sfeer van de operationele voorwaarden (vgl. § 2.4) zijn er beperkingen. Twee beperkingen zijn meermalen door verschillende respondenten genoemd, zie ook reeds § 5.4.3:

i) het arrondissementsparket moet met twee rechtbanken werkafspraken maken en processen afstemmen;

ii) vanuit het arrondissementsparket moeten reisbewegingen van zowel personen als dossiers, met alle kosten van dien, naar twee rechtbanken worden gemaakt, waarbij beide rechtbanken eigen geografisch verspreide zittingsplaatsen kennen.

Niettemin zijn er ook enkele respondenten, zelf werkzaam in de regio Oost-Nederland, die aangeven weinig veranderingen in de samenwerking in de strafrechtketen in de eerste lijn te hebben gemerkt. De samenwerking gaat volgens een respondent vanzelfsprekend. De geografische congruentie tussen arrondissementsparket en de Nationale Politie in Oost-Nederland heeft de samenwerking tussen deze ketenpartners verbeterd, want beide opereren in hetzelfde werkgebied, zonder overlappingen met andere gebieden.

Voor de andere regio’s is, als gezegd, sprake van geografische congruentie. Dat schept een operationele randvoorwaarde voor een goede samenwerking in de strafrechtketen. Het is in alle regio’s voor betrokkenen duidelijk met wie zij binnen het eigen werkgebied moeten samenwerken, met wie afspraken moeten worden gemaakt en met wie werkprocessen moeten worden afgestemd.

5.6 Andere bevindingen

5.6.1 Inleidende opmerkingen

Gedurende het kwalitatief empirisch onderzoek zijn door respondenten onderwerpen naar voren gebracht die zich niet laten scharen onder de hiervoor besproken thema’s en deelvragen. Het betreft onderwerpen die niet een gevolg zijn van de Wet herziening gerechtelijke kaart en de Splitsingswet,9 maar wel verband houden met de samenwerking in de strafrechtketen in de eerste lijn en om die reden door respondenten zijn aangedragen. Het zijn onderwerpen die zich na de Wet herziening gerechtelijke kaart en de Splitsingswet hebben gemanifesteerd, voortkomen uit andere ontwikkelingen, en invloed hebben op de samenwerking in de strafrechtketen. Het gaat om huisvesting van de arrondissementsparketten, financieringsstructuren, en professionele standaarden strafrecht (zie §§ 4.8.4-4.8.6). Hierna komen de bevindingen ter zake van deze onderwerpen aan bod in §§ 5.6.3-5.6.5.

Doordat respondenten in algemene zin is gevraagd of er aspecten zijn die tijdens een expert meeting of interview onderbelicht zijn geweest, en of zij nog iets anders kwijt willen, heeft dat een aantal keer geleid tot antwoorden in de sfeer van opmerkingen, wensen of aanbevelingen. Die presenteren wij puntsgewijs in § 5.6.6.

Alvorens daar aan toe te komen, gaan wij nog kort in op de bekendheid van respondenten met de doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart (§ 5.6.2).

5.6.2 Bekendheid met de doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart

Bij alle interviews en expert meetings zijn respondenten gevraagd of zij bekend zijn met de doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart (zie de vragenlijsten in §§ 8.3-8.7). In § 4.8.2 hebben wij uiteengezet wat met het stellen van deze vraag is beoogd. Als

151

bevinding komt naar voren dat geen van de respondenten in staat was de volledige doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart te benoemen. Een aantal respondenten moest het antwoord schuldig blijven; veel respondenten konden één of twee doelstellingen noemen. Daarbij is het meest genoemd de efficiency in de strafrechtspleging, een doelstelling die niet als zodanig een doelstelling van de Wet herziening gerechtelijke kaart is (zie § 3.2 en § 5.2). Wel valt zij te relateren aan de wettelijke doelstelling van het bevorderen van een effectievere en efficiëntere samenwerking in de strafrechtketen. Hieruit volgt dat de doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart niet diep bij respondenten zijn geworteld.

In § 4.8.2 hebben wij een aantal mogelijke verklaringen genoemd voor de betrekkelijke onbekendheid met de doelstellingen van de Wet herziening gerechtelijke kaart. De belangrijkste verklaringen zijn het tijdsverloop sinds de invoering van de wet, de beperkte betekenis van de wet voor het Openbaar Ministerie, het lokaal bestuur en de Nationale Politie (zie § 5.4), en de veranderingen in de organisaties van de onderzochte ketenpartners die los van de Wet herziening gerechtelijke kaart voorafgaand, parallel en na de herziening gerechtelijke kaart zijn doorgevoerd.

5.6.3 Huisvesting van de arrondissementsparketten

Huisvesting van de arrondissementsparketten valt buiten de Wet herziening gerechtelijke kaart. Maar huisvesting werkt door in de samenwerking in de strafrechtketen in de eerste lijn. Fysieke concentratie, dat wil zeggen dat rechtbank en arrondissementsparket zijn gehuisvest in hetzelfde gebouw, is bevordelijk voor de ketensamenwerking. Overleggen kunnen gemakkelijker fysiek worden gedaan, hetgeen bijdraagt aan betrokkenheid, opbouwen van werkrelaties, kennis van elkaars organisatie, wederzijds begrip voor elkaars taken en verantwoordelijkheden en mogelijkheden om tot oplossingen te komen.10 Het bespaart ook reistijd en reisbewegingen door de (drukke) stad (van personen en documenten). Werkzaam zijn in hetzelfde gebouw blijkt derhalve een gunstige operationele voorwaarde te zijn voor samenwerking in de strafrechtketen in de eerste lijn (vgl. § 2.4).

5.6.4 Financieringsstructuren

De financieringstructuren van het Openbaar Ministerie en de eerstelijnsrechtspraak als ketenpartners in de strafrechtketen verschillen. Dat werkt door in de ketensamenwerking. Het gaat daarbij om drie verschillen, die elk een eigen impact hebben.

In de eerste plaats verschilt de wijze van financiering tussen het Openbaar Ministerie en de rechtbanken. Waar de rechtbanken outputfinanciering kennen, gaat het bij het Openbaar Ministerie om een combinatie van capaciteits- en outputfinanciering. Dat verschil valt te verklaren door het aanmerkelijk veelzijdiger soort handelingen, taken, producten en verantwoordelijkheden van het Openbaar Ministerie. Het verschil brengt met zich dat een rechtbank en een arrondissementsparket andere belangen kunnen hebben bij het al dan niet nakomen van het zittingsconvenant, bijvoorbeeld omdat de gevolgen voor beide organisaties verschillen.

In de tweede plaats zijn binnen het financieringsmodel van de rechtspraak voor de sector strafrecht verschillende bedragen gekoppeld aan verschillende soorten producten. Daarin kan voor een rechtbank een financiële prikkel zijn gelegen om de voorkeur te hebben voor het afdoen van een bepaald type strafzaken, terwijl het Openbaar Ministerie een werkvoorraad van een ander type strafzaken heeft en daar dan onvoldoende zittingscapaciteit voor krijgt. Ook kunnen schommelingen in het zaaksaanbod minder goed worden opgevangen omdat er voor een rechtbank financiële gevolgen verbonden zijn aan bijvoorbeeld het omboeken van zittingscapaciteit voor de meervoudige strafkamer naar de politierechter. Een en ander werkt door in het kunnen behalen van het zittingsconvenant.

152

In de derde plaats bestaan binnen het financieringsmodel van de rechtspraak verschillende bedragen voor producten van de verschillende sectoren. De sector strafrecht ontvangt voor bepaalde producten minder dan andere sectoren en dat werkt door in de beschikbare zittingscapaciteit.

Wanneer verschillen in financieringsstructuren een belemmering vormen voor een effectieve en efficiënte samenwerking in de strafrechtketen in de eerste lijn, is niet voldaan aan goede operationele voorwaarden voor ketensamenwerking (zie § 2.4). Het valt dan ook te begrijpen dat verschillende respondenten aangeven dat de wijze van financiering van de ketenpartners in zijn geheel tegen het licht zou moeten worden gehouden om discrepanties in financieringswijzen die doorwerken in de samenwerking in de strafrechtketen in de eerste lijn aan te pakken.

Een andere kwestie is dat de ketenpartners als autonome, zelfstandige organisaties worden gefinancierd en zelf beslissen over de bestemming voor de toegekende middelen. Zij werken evenwel ook samen in de strafrechtketen in de eerste lijn en op dat niveau kan het wenselijk zijn te investeren in projecten, werkwijzen en/of systemen. Daar is dan echter op het niveau van de strafrechtketen geen apart budget voor; dat moet worden gevonden bij de ketenpatners. Dat verlangt het verkrijgen van medewerking en het kunnen vrijmaken van reeds bestemde middelen. Dit vraagt weer overleg, tijd, en herallocatie van middelen, en vormt daarmee belemmering in de ketensamenwerking. Hier ziet men de spanning tussen eigen belangen en doelen van autonome, zelfstandige organisaties versus een gemeenschappelijk doel van de keten terug (zie § 2.6). Een respondent droeg in dit verband de oplossing van een ketenfonds voor ketenprojecten aan, al was een andere respondent daar terughoudend over.

5.6.5 Invoering professionele standaarden strafrecht in de rechtspraak

De invoering van de professionele standaarden strafrecht in de rechtspraak blijkt allerlei gevolgen te hebben voor de samenwerking tussen rechtbanken en Openbaar Ministerie. De naleving van deze professionele standaarden leidt ertoe dat:

 meer zittingscapaciteit naar bepaalde strafzaken gaat omdat zij nu door de meervoudige strafkamer worden afgedaan in plaats van voorheen door de politierechter, hetgeen betekent dat bij dezelfde beschikbare zittingscapaciteit minder strafzaken kunnen worden behandeld;

 meer zittingscapaciteit naar bepaalde strafzaken gaat die voorheen met minder voorbereidings- en zittingstijd werden afgedaan, hetgeen enerzijds betekent dat wanneer een strafrechter meer zittingstijd voor een strafzaak krijgt, er ook een officier van justitie op die zitting aanwezig moet zijn, en anderzijds betekent dat met dezelfde beschikbare zittingscapaciteit minder strafzaken kunnen worden behandeld;

 dat er vacatures voor rechters zijn ontstaan, zodat er momenteel een tekort aan zittingscapaciteit bestaat;

 wanneer strafrechters vasthouden aan de normen in de professionele standaarden, dit ten koste kan gaan van de flexibiliteit in appointering en zittingsrooster.

De professionele standaarden strafrecht leggen met andere woorden ook meer beslag op capaciteit en middelen van het Openbaar Ministerie en werken door in het functioneren van de Verkeerstorens++. De vraag is of deze gevolgen ook goed zijn doordacht, en of hier eigen belangen en doelen van de rechtspraak als autonome, zelfstandige organisatie meer aandacht hebben gekregen dan de gevolgen voor de samenwerking in de strafrechtketen in de eerste lijn. Respondenten hebben hier kanttekeningen bij geplaatst.

5.6.6 Overige opmerkingen, wensen of aanbevelingen

Een aantal respondenten heeft in reactie op de vragen of er in een interview of expert meeting aspecten onderbelicht zijn gebleven, dan wel of zij iets kwijt willen (zie de

153

vragenlijsten in §§ 8.3-8.7) enkele opmerkingen, wensen of aanbevelingen meegegeven. Twee zaken zijn meermalen genoemd.

Ten eerste is opgemerkt dat de evaluatie van de Wet herziening gerechtelijke kaart en de Splitsingswet te vroeg komt. Niet overal is men even ver in het implementeren van nieuwe werkwijzen en systemen. Het op elkaar afstemmen van werkprocessen en organisaties kost tijd. En er zijn nieuwe systemen in aantocht, zoals een gemeenschappelijke roostertool voor Openbaar Ministerie en rechtbanken, die een meer geïntegreerde werkwijze mogelijk maken. Een respondent is hier duidelijk over:

“Ik zie in veel regio’s nog dat ze, om heel eerlijk te zijn, nog redelijk prematuur samenwerken, ik zou bijna zeggen rudimentair. Terwijl ik denk dat na het startschot toch echt wel wat meer verwacht had mogen worden van deze samenwerking. (…) Ik kom in sommige regio’s en dan zeggen ze: ‘vroeger gingen we over een gebied met 800.000 mensen en nu zijn het er 2 miljoen. Maar dat maakt niet zoveel uit: we moeten de processen wat harmoniseren, dan komen we er wel uit.’ Terwijl ik denk: ‘nee, die regio’s zijn onder andere samengevoegd om de kwaliteit ook te verhogen. Die kwaliteit is geen constant gegeven, dat is iets wat je iedere dag opnieuw moet verdienen.’ (…) Ketensamenwerking is geen luxe, maar ongelooflijk noodzakelijk om de uitdagingen het hoofd te bieden. Kijk dan naar terreur, kijk naar cyber, kijk naar ook gewoon de huis-, tuin- en keukendoorlooptijden, die gewoon ondanks die invoer van ZSM vele malen verslechterd zijn. Dus volgens mij liggen er genoeg uitdagingen om gezamenlijk de schouders eronder te zetten en dat vind ik zowel op nationaal niveau als op regionaal niveau. Ik vind eigenlijk dat in veel regio’s dat onvoldoende wordt benut.”

Ten tweede leeft een wens om strafzaken landelijk gezien van het ene arrondissement naar het andere arrondissement te kunnen overdragen om ongebruikte zittingscapaciteit te benutten, en zo pieken in het zaaksaanbod elders te ondervangen, achterstanden weg te werken en/of verwachte tekorten aan zittingscapaciteit op te vangen. Dit is momenteel niet mogelijk en verlangt wetswijziging. Voorts is een actueel, volledig landelijk beeld vereist van waar zich in het land tijdelijke overschotten en/of tekorten in zittingscapaciteit voordoen, zodat strafzaken kunnen worden overgenomen of juist overgedragen. Zo ver is de informatievoorziening vanuit de Verkeerstorens++ (nog) niet (zie § 4.4.9).

154