• No results found

bevat zelfs een voorbeeld hiervan met inversie, het subject van den bijzin is daar

een subjectszin: Rt. 53 Hi sat of hem ware onderdaen //Dat kerstinede heift bevaen;

- Zoowel in Rt. als in Vb. is de aanloop slechts éénmaal nominaal; het is dan het

psychologisch subject: Rt. 861 ‘EerRenoude sorcors quam, // Haddi den riddre

lofsam // Willen helpen? Vb. 65.34 AlsYewijn de boetscap quam, voer hi derwert

met zijn heren. - Overigens is de aanloop pronominaal,

1) vgl. de zinnen zonder inversie en § 39.

2) Bij de hierna volgende bespreking der bijzinnen is met deze aanloopzinnen verder geen rekening gehouden.

op één uitzondering na, waar het enclitische ‘er’ den aanloop vormt: Vb. 24.12 hy

was ooc so ontsien onder sijn baroenen datter niemant en was hoe hoge of edel,

de spreken dorste. - In beide teksten komen 4 zinnen voor van het type A.S. Vf.;

bevat de zin nog meer zinsdeelen, dan vinden we in Vb. steeds scheiding tusschen

S. en Vf., in Rt. in op één na alle gevallen. De uitzondering is: Rt. 131 Daer dorste

niemen seggen: laet! // No daertoe spreken goet no quaet, // Nochtan dat haerdat

bloet // Nederstorte up den voet. - Wel heeft hier Vf. den bijzinsvorm; het praefix is

n.l. niet van Vf. gescheiden.

Een ander uitzonderingsgeval, een zin met scheiding door een bijwoord en

onderbreking door een bijstelling, komt eveneens in Rt. voor: 943 Ende dat hem

Renout,die heelt vercoren, // Of dade sniden bede sijn oren. - Voorbeelden van de

bijzinnen met aanloop en scheiding van S. en Vf.:

Rt. 430 Ende riep te rade sonder sparen // Alle sine man, die daer

waren, // Met also groter listen, // Dats die heren niet ne wisten. 825 Ende

gaf Goutiere .i. slach, // Daerhem die doet an lach. - Vb. 59.17 ‘Het is

een vreemt dinc datons de werlt te cleyn is.’ 147.12 ic seg u here coninc,

bij God almachtich, dathem Maeldegijs sijn oem secours brochte wt dat

casteel van Montalbaen. - Met aan het zinseinde een afgescheiden

bepaling bij het subject: Vb. 24.13 .... so ontsien onder sijn baroenen

datter niemant en was, hoe hoge of hoe edel, de spreken dorste.

-§ 46. Bijzinnen met enkelvoudig praedicaat.

Rt. bevat er 133 (67% van alle bijzinnen), Vb. 118 (55%). Het aantal zinnen, dat

behalve het verbindingswoord uitsluitend uit S. en Vf. bestaat, bedraagt in Rt. 15,

in Vb. 14. Voorbeelden:

Rt. 153 Als Aymijn sijn evelmoet // Vergaen was, sprac hi,daer hi stoet:

- 212 Doe reitsi,waer si wilden, - Vb. 26.5 So sijn de eden verloren, de

gi swoirt doe ic enz. 63.14 men mach hangen die men wil,

-Van de bijzinnen, die meer zinsdeelen bevatten dan S. en Vf. zijn er in Rt. 20

(18%) en in Vb. 9 (9%), waarin S. en Vf. n i e t g e s c h e i d e n zijn; het aanmerkelijk

geringere percentage in Vb. is in overeenstemming met de historische ontwikkeling

van de woordschikking van hoofd- en bijzin. In de zinnen zonder scheiding, dus van

den vorm S. Vf. A., heeft het zinseinde A. steeds een sterken nadruk en is soms

zeer omvangrijk, zoodat in Rt. de zin herhaaldelijk twee versregels vult, b.v.:

Rt. 262 Ende sliepen toten stonden, // Dat si verbondenhare wonden,

//Mallijc anderen met gemake. 450 Dat si groten lachter daden, // Den

coninc in sire kemenaden, // Daer si slougenjamerlike // Doot den coninc

Lodewike.

Normaal is natuurlijk in beide teksten: s c h e i d i n g t u s s c h e n S. e n V f . In

Rt. bedraagt het aantal zinnen met scheiding 82%, in Vb. 91%. Hiervan behooren

in Rt. 59 zinnen (= 50% van alle zinnen met enkelv. praedicaat), in Vb. 85 (80%)

tot het type S.A. Vf.; den vorm S.A. Vf. A. vertoonen in Rt. 35 zinnen (30%), in Vb.

9 zinnen (9%). Vergeleken bij Vb. is de half-open zinsvorm S.A. Vf. A. in Rt. zeer

frequent. Terwijl we in Vb. als zinseinde A. vinden: 7 maal een voorz. bep., 1 maal

een dat. object en 1 maal een bepaling bij het object, kunnen we in Rt. geen voorkeur

voor een bepaald zinsdeel aan het zinseinde constateeren. Veelvuldig komen in Rt.

voor: een voorz. bep., een acc. object, een dat. object en een adverbium. In 6

gevallen vinden we in Rt. aan het zinseinde een gesplitst praed. nomen

1)

:

888 Die alle stout sijnende coene.’ (evenzoo: 38) 242 Die rikelijc was

ende goet. 142 Die hovesch was ende getrouwe. (evenzoo: 106) 47 Die

diere wasende goet.

O n d e r b r e k i n g van S. en Vf. door een zin komt nòch in Rt., nòch in Vb. voor,

wel een enkele maal in Rt. door een bijstelling bij het subject, b.v. 766 So dat Renout,

die helt nameconde, // Vergaderde in corter stonde // Hem .

XV

.c bi getalle, - Deze

zin is tevens éen van de weinige gevallen, waarin het zinseinde A. meer dan één

zinsdeel bevat. Voorbeelden van de zinstypen S.A. Vf. en S.A. Vf. A.:

Rt. 157 Ic ben dongevallichste man, //Die ie ziele of lijf gewan - 392

Ende omboot Yewen bi brieve, //Dat hi hem dor sinen lieve // Sende die

mordadige liede. - Vb. 24.2 datse zyn moye hem heeft gesent, de vrou

is in dit lant. 62.2 ende als hi den coninc sach gruete hi hem enz.

I n v e r s i e komt in Rt. 3 maal, in Vb. 2 maal voor in zinnen ingeleid door ‘al’ en

1 maal in Rt. in een vergelijkenden bijzin met het voegwoord ‘als’.

Rt. 100 Al waert dat hi verdeelt ware, 654 Al quamer die coninc selve

voren, 721 Al quame Karel die nameconde // Daer voren met al sinen

here, - Vb. 65.14 want hi en mach u niet deren al lage hijer voer hondert

jaer.’ 147.16 ende halen hem al waer hi te Beurepaer int cloester

Rt. 518 Dat ghire dan sult winnen an, // Als dede van Lacviden Jan,

-§ 47.

Bijzinnen met samengesteld praedicaat telt Rt. 54, Vb. 83, resp. 27% en 38%