• No results found

Handel kan leiden tot toename van de welvaart in alle betrokken landen. Omdat er van ieder goed meer wordt geproduceerd, is een ruilvoet mogelijk waarbij alle betrokken landen erop vooruitgaan in vergelijking met een situatie van

In document Module 15: Samengevat vwo (pagina 77-80)

aantal fondsen10

2. Handel kan leiden tot toename van de welvaart in alle betrokken landen. Omdat er van ieder goed meer wordt geproduceerd, is een ruilvoet mogelijk waarbij alle betrokken landen erop vooruitgaan in vergelijking met een situatie van

zelfverzorging (autarkie). Dit betekent niet dat ieder land er evenveel op vooruit gaat, alleen dat het mogelijk is dat ieder land beter af is in vergelijking met een situatie waarin geen handel is.

3. Dat ieder land kan profiteren van internationale handel wil nog niet zeggen dat iedereen gebaat is bij handel, omdat er

binnen een land winnaars en verliezers zijn. In het voorbeeld over wijn en kaas zijn de Spaanse kaasproducenten duidelijk

verliezers. Omdat hun industrie relatief minder efficiënt is dan de wijnproductie, zal ze op den duur moeten verdwijnen. Handel leidt dus tot herverdeling van productie en dus ook van inkomens.

4. Een industrie kan bij vrijhandel verliezen, zelfs als zij productiever is dan de buitenlandse concurrentie. Een dergelijke ontwikkeling kan zelfs leiden tot toename van welvaart! Omgekeerd kan een industrie van vrijhandel profiteren, zelfs als ze minder efficiënt produceert dan de buitenlandse concurrentie. Het gaat namelijk om het relatieve voordeel. Dus kan iedere land profiteren van vrijhandel zelfs als het minder productief is in de productie van welk goed dan ook! Er is namelijk altijd wel een goed waarin een land een relatief voordeel heeft!

13.5 Protectionisme: de theorie

Om volledig gebruik te kunnen maken van alle voordelen van internationale handel zou er sprake moeten zijn van

vrijhandel. Dat wil zeggen dat de internationale handel op geen enkele manier wordt belemmerd. Maar lang niet iedereen is

voorstander van volledige vrijhandel en in de praktijk bestaat deze dan ook niet. Vooral in economisch slechte tijden grijpen overheden naar het middel van protectie. Zij nemen maatregelen die hun eigen producenten beschermen tegen

buitenlandse concurrentie. Argumenten voor protectie zijn: • het behoud van werkgelegenheid

• diversificatie van producten

• bescherming van een jonge industrie

• veiligheid /strategische belangen, zoals onafhankelijkheid van het buitenland.

Het belangrijkste argument tegen het nemen van protectiemaatregelen is dat er dan geen sprake kan zijn van optimale allocatie van productiefactoren. De productie vindt namelijk niet langer plaats in de landen die het (relatief) goedkoopst kunnen produceren.

Er kunnen verschillende vormen van protectie worden onderscheiden. Traditionele vormen zijn:

De eenvoudigste vorm van protectionisme is het instellen van een invoerrecht of invoertarief. Dit is het heffen van een belasting op importgoederen (een tarifaire maatregel).

Een andere vorm is het maximeren van de hoeveelheid in te voeren producten, het invoerquotum of invoercontingent (een non-tarifaire maatregel).

Nieuwere vormen van protectionisme:

Het subsidiëren van eigen producten of eigen exporteurs. Binnenlandse producten kunnen dan beter concurreren met ingevoerde producten en exporteurs kunnen hun producten tegen lagere prijzen aanbieden op de wereldmarkt (een tarifaire maatregel).

Het opwerpen van administratieve belemmeringen. Overheden stellen dan vele eisen aan de producten. Bijvoorbeeld op gebied van veiligheid, gezondheid, productinformatie etc.(een non-tarifaire maatregel).

“Local content” voorschriften. De overheid eist dat minsten een bepaald deel van de productie van een geïmporteerd

goed plaatsvindt in eigen land (een non-tarifaire maatregel).

In deze paragraaf gaan we alleen dieper in op de invoerrechten, het invoerquotum en de exportsubsidie.

13.6 Invoerrechten en quota

Veel landen maken gebruik van invoerrechten om hun locale productie te beschermen. Als een land toetreedt tot een gemeenschappelijke markt, zoals de Europese Unie, ontstaat er een nieuwe situatie. De mogelijke gevolgen blijken komen in de volgende tekst aan de orde.

Behalvedoor het instellen van een invoertariefkunnen landen hun eigen productie en werkgelegenheid beschermen door het instellen van een invoerquotum.Een goed voorbeeld is het invoerquotum dat de Europese Unie in het leven riep voor de invoer van textiel uit China.

In het voorjaar van 2005 kwam de handel vanuit China snel op gang en met name Italië en Frankrijk wilden een importstop.

Het instellen van een invoertarief of een invoerquotum beschermt op een vergelijkbare manier de belangen van de binnenlandse producenten en werknemers. Daar staat tegenover dat de consument geconfronteerd wordt met een hogere prijs waardoor de vraag afneemt en mogelijk consumentensurplus verloren gaat.

Dat een zelfde doel kan worden bereikt met zowel een invoertarief als een invoerquotum blijkt uit onderstaande figuur. Verschil is wel dat bij een invoerrecht er een opbrengst is aan invoerrechten, die in het algemeen naar de schatkist vloeit.

V A PW PO QO Prijs Hoeveelheid Figuur 1 t q

Heffing t en invoerquotum q hebben hetzelfde effect op de binnenlandse productie.

Of strategische overwegingen of tijdelijke bescherming van bepaalde sectoren een voldoende argument zijn voor protectie is uiteindelijk een politiek beslissing, waarbij ook andere dan economische factoren een rol kunnen spelen.

13.7 Exportsubsidies

Het instellen van een subsidie voor een exportproduct heeft hetzelfde effect als het subsidiëren van een product voor binnenlands gebruik. Het doel van een exportsubsidie is de verkoop van een goed te stimuleren en daarmee de eigen producenten een voordeel te bieden tegenover buitenlandse concurrenten. Een subsidie zal prijsverlagend werken,

waardoor andere aanbieders op de wereldmarkt hun producten lastiger kwijt kunnen of moeten aanbieden tegen een lagere prijs dan gezien hun kosten gewenst.

Figuur 5

Binnenlandse markt Wereldmarkt

PW PB VB AB invoer prijs prijs hoeveelheid hoeveelheid VW AW

Exportsubsidies werken prijsverlagend. Een subsidie kan gezien worden als een vorm van negatieve belasting: een subsidie zorgt ervoor dat de koper minder betaalt dan de verkoper ontvangt. Het verschil is de hoogte van de subsidie.

Het geven van subsidies door de overheid leidt tot verlies van surplus. De omvang van dit verlies is gelijk aan de kosten van de subsidie voor de overheid min het extra consumenten- en producentenverlies dat ontstaat. Er vindt een vergroting van het producentensurplus plaats doordat producenten zowel de productie winstgevend uitbreiden als een grotere opbrengst ontvangen voor de bestaande productie

Het extra consumentensurplus ontstaat doordat nieuwe consumenten het product gaan kopen en bestaande consumenten de producten tegen een lagere prijs kunnen.

In document Module 15: Samengevat vwo (pagina 77-80)