eersten, te verschillen. En dit is ook geen wonder, als
1) Uitvoerige bespreking van de Illyrische volksstammen is te dezer plaatse overbodig: wie meer
van hen weten wil, vindt bij Kretschmer (Einl. 244 v.v.) de noodige inlichting.
2) Zie Kretschmer,Einl. 171-243.
3) Zie Kretschmer,Einl. 388 v.
4) Vgl. von Fierlinger,Kuhn's Zeitschrift 27, 478 v.
5) Idg. forschungen I, 326 v.v.
6) Von Fierlinger,Kuhn's Zeitschrift 27, 479 v.
7) Zie Schrader,Linguistisch-historische forschungen zur handelsgeschichte und warenkunde,
Jena 1886, p. 84.
wij in aanmerking nemen, dat zij hun land niet van Europa uit zijn binnengetrokken,
maar eenmaal ver in het zuiden, in Cilicië en Syrië, hebben gewoond. Eenige eeuwen
v.C. was Armenië nog bevolkt door den niet-Indogermaanschen stam der Alaroden,
die menigmaal met de Assyriërs oorlog voerden en de zoogenaamde Vannische
inscripties (bij het meer Van en elders in Armenië) hebben nagelaten. Zij werden
door de uit het zuiden komende Armeniërs verdrongen en gedeeltelijk geassimileerd,
maar in het gebied van den Kaukasus hebben zij tot heden hunne taal en nationaliteit
bewaard. Op de oudere geschiedenis der Indogermaanschsprekende Armeniërs
heeft Jensen
1)een verrassend licht doen vallen. Hij heeft namelijk waarschijnlijk
gemaakt, dat de zoogenaamd-Chittitische inscripties in Syrië en Klein-Azië in eene
Indogermaansche taal, namelijk in Oud-Armenisch, zijn geschreven en dat de
voorvaderen der Armeniërs eenmaal deel uitmaakten van de stammen, die door de
Aegyptenaren onder den naam van Cheta werden samengevat en wier (volgens
Jensen niet-Indogermaansche) koning Chetasar ± 1300 v.C. door Ramses II bij
Qādeš werd verslagen. Er is één omstandigheid die sterk voor Jensen's meening
pleit, t.w. de naam, dien de Armeniërs nog op dit oogenblik aan zichzelf plegen te
geven. Zij noemen zichHai-kh, het meervoud van Hai, dat zich ongedwongen uit
een ouderChati laat verklaren. Maar Chati is de naam, waarmede de Assyriërs het
machtige rijk der Cheta aanduidden
2). Men houde de afleiding vanHai uit Chati niet
voor een linguïstische goochelarij, want zij is volkomen in overeenstemming met de
door Hübschmann zoo schitterend geërueerde klankgeschiedenis van het Armenisch.
Nog heden bewaren de Armeniërs in hun naam eene herinnering aan hun vroeger,
zuidelijk vaderland.
Een ontzaglijk gebied besloegen oudtijds de Iraniërs, de westelijke tak van den
Indo-Iraanschen of Arischen stam. Van Bactra tot diep in Europeesch-Rusland
vinden wij één aaneenschakeling van Iraansche stammen, zonder dat wij evenwel
kunnen zeggen, hoever noordwaarts zij zich uitstrekten. Het hedendaagsche Perzië
behoorde oorspronkelijk niet tot hun terrein, maar werd veeleer door Alaroden,
Elamiten en andere niet-Indogermaansche stammen bewoond. De opschriften der
Assyrische koningen geven ons een belangwekkend beeld van de geleidelijke
uitbreiding der
1) Anzeiger der Idg. forschungen 3, 255 v.v., Zeitschrift der D. Morgenl. Gesellschaft 48, 235
v.v., 429 v.v.
2) Zie Hommel,Geschichte Babyloniens und Assyriens 271, Die vorsemitischen kulturen 175
v.v.
Iraniërs naar het zuiden, die eindelijk den ondergang van Nineve ten gevolge had
1).
Hoewel de Assyriërs reeds vroeger tochten naar het noorden hadden gedaan,
waarbij zij met Alarodische stammen in aanraking waren gekomen, wordt eerst door
Salmanassar II (859-825 v.C.) van Meden en Perzen gewaagd. Toen woonden de
Perzen niet ver ten zuiden van de Kaspische zee en hadden zij het zuidelijke
landschap nog niet betreden, dat later naar hen den naam van Persis droeg. Niet
lang daarna liet Sammuramat - de Semiramis der sage -, die waarschijnlijk de
voogdes was van den onmondigen Rammānnirārī (811-783 v.C.), eenige tochten
naar Medië ondernemen: in het geheel hadden onder de regeering van dezen vorst
niet minder dan acht van zulke krijgstochten plaats. Ook Tiglatpilesar III (745-727
v.C.) trok tweemaal naar Medië en toen Sargon (721-704 v.C.) in 719 een krijgstocht
naar Armenië deed, vond hij ook daar een Iraansch element en de koning van Mildiš,
dien hij in 716 levend deed villen, droeg den naam vanBagadāta (Operz. ‘door God
gegeven of geschapen’). In 713 wordt eenAspabāra als vorst van Kakkam vermeld,
wiens naam in het Oud-Iraansch ‘ruiter’ beteekent (Operz.asabāra-, waarin asa- =
aspa- ‘paard’). Niet lang na 700 v.C. werd Medië door Dayauku (Dejoces), in wiens
naam Justi (Iranisches namenbuch 76) eene afkorting van dahyau-pati- ‘landheer’
heeft herkend, tot één rijk vereenigd, hetgeen ook door Herodotus (1, 96-101)
uitvoerig wordt verhaald. Dat diens tweede opvolger Cyaxares in 605 het aloude
Nineve verwoestte, dat de Perzen-hoofdeling Cyrus in het midden der zesde eeuw
een wereldrijk stichtte, waarin Medië en Lydië en Babel als wingewesten opgingen,
kan men in elk handboek voor oude geschiedenis lezen.
En nu ten slotte de Indo-Ariërs. Het staat volkomen vast, dat de bespiegelende
zonen der Ganges-vlakte, die in den loop der eeuwen geheel Dekkhan en Ceylon
hebben gekoloniseerd en hunne eigenaardige beschaving naar Achter-Indië en de
Maleische eilanden hebben overgebracht, oorspronkelijk niet in Voor-Indië tehuis
behooren, maar den klassieken grond hunner litteratuur door bloedigen strijd hebben
veroverd. De Vedische liederen, waarvan een groot gedeelte tot diep in het tweede
millennium v.C. teruggaat, zijn meerendeels aan den bovenloop van den Indus, in
1) Zie Hommel,Geschichte Babyloniens und Assyriens 593 v., 631 v.v., 653 v., 713 v.v.; Tiele,
Babylonisch-Assyrische geschichte 218 v.v., 241, 288 v.; Justi, Geschichte des alten Persiens
1 v.v.
het Vijfstroomenland (Pañjāb) en in Kābulistān gedicht, al mag het ook niet betwijfeld
worden, dat enkele Indo-Arische stammen reeds ± 1600 v.C. tot de kusten van den
Indischen oceaan waren doorgedrongen
1). Wij kunnen veilig aannemen, dat de
voorvaderen der Indo-Ariërs eenmaal in de onmiddellijke nabijheid hunner Iraansche
stamverwanten in noordelijker en westelijker streken hebben gewoond. Maar wat
was hun oudste vaderland? Waarom hadden zij het verlaten en langs welken weg
waren zij in de berglanden van Centraal-Azië gekomen? De Indiër zelf zoude ons
met een Veda-vers kunnen antwoorden: Wie weet het voorwaar, wie ter wereld zal
het zeggen?
II. Het stamland.
Wij hebben gezien, dat de Indogermaansche volken zich in den aanvang van het
In document
Taal en Letteren. Jaargang 7 · dbnl
(pagina 36-39)