• No results found

Betere prestaties [dp, p.25-38]

IV. Werken aan geselecteerde operationele doelen

6.4 Betere prestaties [dp, p.25-38]

De geregistreerde criminaliteit neemt af. Ook de output van de politie, op te vatten als prestaties van de politie (uitgedrukt in productiviteitscijfers), neemt af. Het verband tussen beide is niet eenduidig. Zo is er een daling in het aantal aangiften, wat opgevat zou kunnen worden als een daling van de

crimi-naliteit maar het zou ook veroorzaakt kunnen worden door een daling in de aangiftebereidheid. Het is dus lastig om hier eenduidige conclusies te trekken, laat staan de vraag te beantwoorden in hoeverre dergelijke trends toe te wijzen zijn aan de invoering van de Pw2012. Er is geen sprake van een één op één relatie tussen criminaliteitscijfers en politie-prestaties. Er kunnen immers tal van andere (maatschappe-lijke, economische, internationale) ontwikkelingen debet zijn aan de daling van de geregistreerde criminaliteit.

Informatie gestuurd werken

De Pw2012 heeft bijgedragen aan de invoering van uniforme informatiesystemen. Daardoor is het informatie gestuurd werken door de politie verbeterd, al moeten er nog veel slagen worden gemaakt. Ook is het aannemelijk dat de Pw2012 heeft bijgedragen aan een verbeterde samenwerking tussen politie-eenheden omdat ze nu eenzelfde organisatie-opbouw kennen. Ook de samenwerking en informatie-uitwisseling met ketenpartners lijkt verbeterd te zijn, bijvoor-beeld blijkens het gestegen aantal bevragingen (verzoeken aan de politie om informatie) en de mobiele raadpleging van het politie-systeem BVI-IB.

Operationele slagkracht

De Pw2012 heeft de operationele slagkracht van de politie vergroot. In de andere deelonderzoeken worden hiervan diverse voorbeelden genoemd. Zo is een bovenregionale aanpak bij de aangepakte problematiek van de Criminele Samenwerkingsverbanden (CSV) en de ‘Voetbal & Veiligheid’ eenvoudiger te organiseren. Opschalen is door de nieuwe inrichting veel eenvoudiger geworden dan in het oude bestel.

Robuuste multidisciplinaire basisteams

Met de invoering van robuuste multidisciplinaire basisteams diende de lokale verankering van het politiewerk gestalte te krijgen. De vorming van deze teams heeft lang geduurd doordat plaatsing van personeel geruime tijd op zich liet wachten. De Pw2012 heeft bijgedragen aan een toename van het aantal wijkagenten, zij het nog niet het beoogde aantal. Met de invoering van de Pw2012 is mogelijk een te ambitieuze verwachting van de wijkagent geschapen. Wijkagenten vormen vaak het gezicht van de politie in de buurt maar de afstemming op het werkaanbod is niet goed; wijkagenten krijgen veel taken en worden overvraagd. Vooral in grootstedelijke basisteams leeft bij veel wijk-agenten het gevoel dat ze te weinig in de wijk aanwezig kunnen zijn.

Het is aannemelijk dat Pw2012 heeft bijgedragen aan een verbeterde samenwerking binnen de politie, tussen een-heden en teams, omdat grenzen tussen voormalige regio’s zijn geslecht. Echter, de geografische schaal van basisteams is in sommige delen van het land erg groot geworden om effectief samen te werken en lokale verankering te behou-den. Het besluit om per robuuste multidisciplinaire basis-team één bureau te hebben, heeft met zich meegebracht dat er politiebureaus werden (en nog steeds worden) gesloten. Het totaal aantal van 400 bureaus in 2014 wordt verminderd naar 167 tot 2025. Daardoor neemt de geografische bereik-baarheid van de politie af. Het is aannemelijk dat de ver-minderde geografische bereikbaarheid te maken heeft met de Pw2012, tegelijk is echter de digitale bereikbaarheid vergroot.

Enkele taken van de politie worden in mindere mate uit-gevoerd dan voorheen, als naar productiviteitscijfers van de politie wordt gekeken (aantal aangehouden en gehoorde verdachten, aantal alcohol controles). Of de invoering van de Pw2012 daar aan heeft bijgedragen, is onduidelijk. 6.5 De burger over de politie [dp, p.39-41]

Doel van de Pw2012 volgens de beleidslogica is het vergro-ten van het vertrouwen van de burger in de politie. De Veiligheidsmonitor35 (VM) geeft een aantal uitkomsten die hier relevant zijn.

Ten eerste, de meest recente VM (2016) wijst uit dat het percentage burgers dat (zeer) tevreden is over het totale functioneren van de politie, licht stijgt van 29% in 2012 tot 32% in 2016, terwijl het percentage ontevreden burgers licht daalt (van 10% in 2012 naar 8% in 2016). Ook het oordeel van burgers over het functioneren van de politie in de buurt is licht verbeterd.

Ten tweede, het vertrouwen van burgers in de politie blijft in de periode 2009-2016 op een min of meer constant niveau. In 2012 en 2013 daalde deze score iets, maar vanaf 2014 zijn weer hogere beoordelingen gemeten. Wat opvalt als ook naar het vertrouwen in andere instituties wordt gekeken (zoals in het parlement, politieke partijen)36, het burger-vertrouwen daarin wel is gedaald. Bovendien scoren deze ook lager in absolute zin. Het vertrouwen van burgers in het rechtssysteem, volksvertegenwoordiging en politici is stabiel door de tijd heen, maar lager dan het vertrouwen in de politie.

35. De Veiligheidsmonitor is een jaarlijkse grootschalige CBS-enquête onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder. In 2016 hebben meer dan 80 duizend personen de uitgebreide vragenlijst ingevuld. Dit grote aantal respondenten maakt het mogelijk om tot op een gedetailleerd niveau betrouwbare uitspraken te doen over de objectieve en subjectieve veiligheid en ervaren slachtofferschap in Nederland.

En ten derde, de onveiligheidsgevoelens in de periode 2009-2016. Een verband dat wel werd genoemd door stakeholders van de politie is dat tussen de zichtbaarheid van de politie aan de ene kant en het onveiligheidsgevoel van burgers aan de andere kant. De cijfers uit de VM2016 laten op het punt van onveiligheidsgevoelens in het algemeen in de periode 2009-2016 een vrij gelijkmatig dalende trend zien. Maar de trend in onveiligheidsgevoelens van burgers in hun eigen buurt is over de periode 2009-2016 constant. Van een toename van het onveiligheidsgevoel is dus geen sprake, burgers zijn zich niet onveiliger gaan voelen in bovengenoemde periode. De cijfers geven echter geen uitsluitsel of dit ook daadwerkelijk met zichtbaarheid te maken heeft.

Een ander vaak genoemd verband tenslotte is dat tussen de fysieke bereikbaarheid van de politie en de melding- en aangifte bereidheid van de burger. Er is inderdaad sprake van een verminderde aangiftebereidheid [dp, p.27]. Uit de VM2016 blijkt bijvoorbeeld dat in 2016 van alle gewelds- vermogens- en vandalismedelicten samen, er 34 procent bij de politie is gemeld. Dit is minder dan in 2015 (36 procent) en in 2012 (38 procent). In 25 procent van de ondervonden delicten werd daadwerkelijk aangifte gedaan; dit is eveneens minder dan in 2015 en 2012 toen dit 27 respectievelijk 29 procent was. In 2016 is 15 procent aangegeven via een proces-verbaal; 10 procent via internet. Het aandeel aangiften via een proces-verbaal is de afgelopen jaren teruggelopen; het aandeel via internet is niet wezenlijk veranderd. De tevredenheidsscores over de meldingen en aangiftes zijn stabiel gebleven. De conclusie is dat sinds de invoering van de Pw2012 de publieke waardering niet is gedaald. Dit strookt met waar-nemingen in het buitenland37. Ook daar hadden centrali-satieprocessen binnen het politiebestel een gering effect op de publieke waardering van de politie. De verklaring is dat burgers in hun dagelijks leven maar weinig bezig zijn met ingewikkelde aangelegenheden als een centralisatieproces. Publieke waardering wordt meer beïnvloed door concrete ervaringen en persoonlijke interactie met (wijk)-agenten, en niet door (berichten over) structurele hervormingen. 6.6 Conclusies [dp, p.42-43]

De Pw2012 is pas sinds 2013 van kracht. De implementatie is nog in volle gang en lang niet alle beoogde veranderingen zijn gerealiseerd. Het is eigenlijk te vroeg om vast te stellen welke prestaties zijn toe te schrijven aan de Pw2012. De onderstaande conclusies zijn gebaseerd op een breedte-onderzoek waarin trends in een set indicatoren zijn bestudeerd en een diepteonderzoek, bestaande uit een literatuurstudie, een drietal verdiepende case studies en focusgroepsbijeenkomsten.

Doelmatigheid

Hoewel de niet-operationele sterkte tussen 2012 en 2016 met 19 procent is afgenomen, zijn de exploitatiekosten voor de normale bedrijfsvoering in dezelfde periode toegenomen met 6 procent. Het is waarschijnlijk dat de Pw2012 heeft bijgedragen aan de toename van de (gepercipieerde) administratieve lastendruk.

Slagvaardigheid

Het is niet duidelijk of de Pw2012 heeft bijgedragen aan meer operationeel leiderschap. Wel is het aannemelijk dat de Pw2012 door standaardisatie en focus in de opleidingen op dit aspect in beperkte mate heeft bijgedragen aan meer vakmanschap. Ook is het aannemelijk dat de Pw2012 door de multichannel-strategie (het via meerdere kanalen aangifte kunnen doen) heeft bijgedragen aan een eenduidiger dien-stverlening, maar het is niet duidelijk of dit een verbetering betreft.

Het is aannemelijk dat de Pw2012 door de schaalvergroting en focus op veiligheidsthema’s de operationele slagkracht van de politie heeft vergroot.

Prestaties

Daling van de geregistreerde criminaliteit is lastig in verband te brengen met de taakuitvoering van de politie na invoering van de Pw2012. Trends in criminaliteitscijfers zijn niet exclu-sief te relateren aan de wijze waarop de politie haar taken uitvoert, er zijn veel andere factoren van invloed hierop. Het is aannemelijk dat de Pw2012 door de beschikbaarheid van landelijke informatiesystemen en de focus op briefings heeft bijgedragen aan meer informatie gestuurd werken. Het is waarschijnlijk dat de Pw2012 door de schaalvergroting en de invoering van robuuste multidisciplinaire basisteams heeft bijgedragen aan een verbeterde samenwerking binnen de politie, tussen eenheden en tussen teams, maar dat is niet overal het geval.

Een aantal taken van de politie wordt in mindere mate uit-gevoerd dan voorheen, als naar productiviteitscijfers van de politie wordt gekeken. In welke mate de Pw2012 daar aan heeft bijgedragen, is echter onduidelijk.

Het is waarschijnlijk dat de invoering van de Pw2012 door meer communicatie met de burger en aandacht voor slacht-offers heeft bijgedragen aan het meer centraal stellen van de burger.

37. België, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland, Oostenrijk en Schotland. Zie: Nationale politie, centralisatie en publieke waardering, B. Meijer, F. de Krijger, J. Li, L. Brummel, Universiteit Utrecht, juli 2017.

Taakopdracht volgens de Regeling instelling evaluatiecommissie:

“De Commissie Evaluatie Politiewet 2012 zal de verschillende betrokken partijen bij de politieorganisatie periodiek informeren over de voortgang en de stand van zaken met betrekking tot de evaluatie door hen in de vorm van een klankbordgroep bij de evaluatie te betrekken. Hierin hebben in ieder geval zitting 2 regioburgemeesters en functionarissen uit de kring van burgemeesters, College van procureurs-generaal, gemeenteraadsleden, het directoraat-generaal Politie, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, politievakorganisaties, medezeggenschap en de korpsleiding. Het is aan de commissie om hier, in overleg met de betrokken partijen, verder vorm en inhoud aan te geven.”

Twee regioburgemeesters:

Drs. H.F.M. Bruls (Regioburgemeester van de eenheid Oost-Nederland) Dhr. P.E.J. den Oudsten (Regioburgemeester van de eenheid Noord-Nederland)

Burgemeesters:

Dhr. P. Smit (gemeente Oldambt, Groningen)

OM:

Mr. G. v.d. Burg (lid college PG’s)

Mr. J.A. Lucas (hoofdofficier Oost Nederland)

Gemeenteraadsleden:

Dhr. N.C.M. Verkaik (Fractievoorzitter PvdA gemeente Hardinxveld-Giessendam)

Ministerie van BZK:

Mw.mr. M.G. Hordijk (hoofd Bestuurlijke inrichting & democratie/ Directie Bestuur, Democratie & Financiën)

Ministerie van VenJ:

Mr. J.W. Schaper (directeur Politieel Beleid en Taakuitvoering/DG Politie)

Politievakorganisaties:

Dhr. G. van de Kamp

Medezeggenschap:

Dhr. R. den Besten (voorzitter COR)

Korpsleiding:

Drs. H. de Jong

Bijlage 1:

Samenstelling klankbordgroep evaluatie