• No results found

Bestemmingen

In document Toelichting. (pagina 42-46)

6. JURIDISCH PLANOPZET

6.3. Bestemmingen

Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied

aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Groen

Deze bestemming is bestemd voor groen- en bijbehorende

voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstwerken, et cetera.

Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd zoals speeltoestellen, prullenbakken, wegwijzers, banken en dergelijke.

Groen - Haag

De hagen rondom de woonbestemming zijn specifiek bestemd als ‘Groen – Haag. Ten behoeve van de ontsluiting van de woning en de

parkeerplaatsen kunnen doorgangen in de haag worden gecreëerd.

Bouwwerken zijn binnen deze bestemming niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende hekwerken in de haag (met een open constructie) of een verlichtingsmast.

Verkeer

De wegen binnen de woonwijk, evenals openbare verblijfsgebieden, zijn bestemd als ‘Verkeer’. De bestemming ‘Verkeer’ is algemeen van opzet, waardoor op deze gronden meerdere gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan, waaronder bijvoorbeeld paden, beplanting, water en

waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeer- en speelvoorzieningen, et cetera. Ten behoeve van de inzichtelijkheid in de verkeersstructuur, zijn een tweetal langzaamverkeersaansluitingen specifiek aangeduid, alsmede een langzaamverkeersontsluiting met voorzieningen ten behoeve van de toegankelijkheid in geval van calamiteiten.

Water

Aan de westzijde van het plangebied is een watergang gelegen, deze is bestemd als ‘water’. Ter bescherming van de watergang is een

omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden

opgenomen, welke bepaalde werken en werkzaamheden welke de waterbergende capaciteit kunnen schaden omgevingsvergunningplichtig stelt.

Wonen

De gronden binnen “wonen” zijn bestemd voor in het plangebied nieuw te bouwen woningen.

Voor de situering en maatvoering van de nieuwe woningen zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:

Bouwwijze

Op de verbeelding is aangeduid of binnen het bouwvlak vrijstaande woningen, twee-aan-een woningen (halfvrijstaand) of

aaneengebouwde woningen (rijenwoningen) zijn toegestaan. Binnen bepaalde bouwvlakken is het maximum aantal woningen dat mag worden gerealiseerd beperkt door de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’.

Goothoogte

De maximale goothoogte voor woningen is aangegeven in het bouwvlak.

Dakhelling

In het plan zijn eisen aan de dakhelling gesteld. De dakhelling van de woningen mag niet minder dan 48° en niet meer dan 52° bedragen.

Maximale bebouwde oppervlakte

Binnen het bouwvlak is door middel van de aanduiding ‘maximum bebouwd oppervlak’ aangegeven wat de maximale bebouwde oppervlakte van een woning mag bedragen.

Gevellijn

Op de verbeelding wordt door middel van de aanduiding ‘gevellijn’

aangegeven in welke grens van het bouwvlak de voorgevel

gesitueerd dient te worden. Uitgangspunt is dat de voorgevel in deze bouwgrens gebouwd dient te worden, het voorgaande is echter niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke

bouwaanduiding – terugliggende voorgevel’. De voorgevel van woningen gelegen binnen een bouwvlak met deze aanduiding hoeven dus niet in de bouwgrens te bouwen maar mogen ook terugliggend worden gebouwd.

Nokrichting

De hoofdregel is dat de nokrichting van de woning evenwijdig aan de op de verbeelding opgenomen gevellijn gesitueerd dient te worden.

Indien echter binnen een bouwvlak de aanduiding ‘nokrichting’ is opgenomen dient de nok dwars op de weg gerealiseerd te worden.

Situering gebouwen

Teneinde de toekomstige situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor woningen is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak, een aanduiding bijgebouwen en een onbenoemd deel, de voor- en zijtuinen. Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”.

Bijgebouwen (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) en carports zijn toegestaan binnen de aanduiding “bijgebouwen”. Voor bijgebouwen geldt dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² mag

bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van de gronden binnen de aanduiding “bijgebouwen” bebouwd mag worden. Dit bebouwingspercentage is opgenomen teneinde te voorkomen dat op het achterterrein teveel bebouwing wordt opgericht. Indien het bijgebouw aan de woning wordt vastgebouwd (aanbouw) moet er sprake zijn van en plat dak.

In afwijking van het voorgaande geldt voor bouwpercelen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 90’ dat hier

maximaal 90 m² aan bijgebouwen en carports mag worden opgericht, met inachtneming van het maximum bebouwingspercentage van 50%.

Met betrekking tot het parkeren is de hoofdregel dat minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd dienen te worden. Voor de kleine eengezinswoningen en seniorenwoningen kan echter volstaan worden met minimaal 1 parkeerplaats.

Indien op een bouwperceel de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – parkeren’ is opgenomen dienen parkeerplaatsen binnen dit

aanduidingsvlak te worden aangelegd.

Het gebruik van een gedeelte van de woning voor een aan huis verbonden bedrijf of beroep is niet toegestaan. Indien echter voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders hiervan afwijken door het verlenen van een omgevingsvergunning.

Teneinde enige flexibiliteit in het bestemmingsplan te creëren zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen van de maximale goothoogte, de dakhelling, de maximum bebouwde oppervlakte, de nokrichting en de plaatsing van de voorgevel (artikel 7.3.1).

De afwijking is echter niet ongelimiteerd, zo kan bijvoorbeeld geen ontheffing worden verleend voor een goothoogte van meer dan 6,0 m.

Deze afwijking is bedoeld om in incidentele situaties wijzigingen aan te kunnen brengen in de stedenbouwkundige opbouw van het woongebied.

Daarnaast zijn binnen de bestemming ‘Wonen’ enkele

wijzigingsbevoegdheden opgenomen, teneinde enige flexibliteit te creeeren bij de toekomstige ontwikkeling van het plangebied.

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen teneinde binnen het aanduidingsvlak de bouw van maximaal 6 (half)vrijstaande woningen mogelijk te maken.

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen voor de bouw van maximaal 10 aaneengebouwde of halfvrijstaande woningen.

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 3’ is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de bouw van maximaal 8 aaneengebouwde woningen toe te staan, in plaats van de 7 welke direct zijn toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 4’ is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen teneinde vrijstaande en aaneengebouwde woningen toe te staan, zij het dat indien sprake is van aaneengebouwde woningen, er niet meer dan maximaal 3 woningen aaneen mogen worden gebouwd. Ook mag het aantal

(aaneengebouwde) woningen binnen het aanduidingsvlak niet meer bedragen dan 9.

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 5’ is het mogelijk om het plan te wijzigen teneinde in plaats van 5 vrijstaande woningen maximaal 6 vrijstaande woningen te bouwen.

Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ 6’ kan het plan worden gewijzigd teneinde maximaal 7 woningen in de bouwwijze

‘vrijstaand’ en ‘twee-aaneen’ toe te staan. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd om binnen het aanduidingsvlak ook een twee-onder-een-kap woning in te passen.

Het college van burgemeester en wethouders kan alleen gebruik maken van een wijzigingsbevoegdheid, mits de voorstelde wijziging

stedenbouwkundig acceptabel is en er geen sprake is van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Ook mogen belangen van derden niet onevenredig geschaad worden door de wijziging.

Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)

Voor de watergang aan de westzijde van het plangebied is een beschermingszone van 5 m opgenomen.

In document Toelichting. (pagina 42-46)

GERELATEERDE DOCUMENTEN