een beletsel zyn... Gy wilt te hoog vliegen, Frans, en zulks zonder vleugelen te
bezitten, of liever, zonder vleugelen te willen gebruiken...’
‘Maer, Wolfang, ik zou zulks niet weigeren; ga my slechts voor en ik zal u trachten
na te vliegen; ik wil het!’
‘Gy kunt het niet willen, Frans. Eilaes, neen! gy kunt niet willen!...’
‘Dat myn verlangen u dan genoeg zy, Wolfang!’
‘Maer, ongelukkige!’ riep de toonkundige, met eenigen geestdrift - ‘wat kan ik u
zeggen? Zie ik de wegen niet welke gy bewandelt! Zie ik niet het stof waeraen gy
verkleefd zyt; de verwaendheid welke er in uwen geest woont; de slaeflyke gevoelens
die u beheerschen; het geloof dat gy aen de droomeryen van uwe geleerde wilt
hechten, en de verachting welke gy gevoelt voor al wat zich boven de aerde verheft!
En waerom die verachting, waerom dit betrouwen op beredeneerde droomen!....
Uwe geleerden, uwe zoogezegde natuerkundigen hebben, met alle hunne werkingen,
nog geenen enkelen hoek van het zware gordyn kunnen opheffen dat de godheid
der dingen bedekt. – Wie uwer groote geesten zal my uitleggen, wie zal my
verzekeren, overtuigen, dat de kleuren in de lichamen bestaen of wel dat zy slechts
eene werking van het licht zyn! Wie kan zulks betoogen!... En wie zal my zeggen
of de klank door beweging en herplaetsing der lucht is voortgebragt of wel door iets
anders? Waerom hooren wy woorden en klanken in onzen slaep, in onze droomen?
– Is de
nering eene wezenlyke terugkomst der voorwerpen vóór de zintuigen, of wat is
zy?... - De sferen der wereld werken op elkander – uwe geleerde zeggen het, en
men bewondert uwe geleerden, men is over hunnen geest verbaesd. – De sferen
werken op elkander door de krachten vanbytrekking en terugstooting. Wat legt dit
uit? – En weet gy nu hoe het gansche sferenstelsel op zyn geheel werkt, en welke
magt de hemellichten, indien zy niet oneindig in getal zyn, by elkaer houdt? – Wie
of wat geeft de algemeene beweging? Door welk getal is die beweging verbeeld?
- Gy spreekt van hetydel en van de schepping.... verstaet gy die woorden? Kunt
gy u eene gedachte van hetydel vormen? - Het woord is hier krachtiger dan uw
oordeel! Wat isoneindig! wat is eeuwig! - o Buk u neder, vriend Frans, buk u neder
en beken, dat de onderwerping de eenigste wetenschap, dat het geloof de grootste
gaef der Godheid is!...’
‘Maer het geloof verdwynt meermaels by de redenering.’
‘Wanneer het geloof een echt geloof is, dat is te zeggen, wanneer hetzelve uit
het gevoel voortspruit, dan kan het door niets gekrenkt worden.’
‘Maer, heer Wolfang, gy moet u toch ook wel eene algemeene gedachte over het
wereldstelsel gevormd hebben?... Spreek en verlicht ons.’
‘Wat ik daerover gevoel, kan ik u niet door woorden uitleggen... – Kondet gy,
zoo als Frederik, soms met my in gevoel vereenigd zyn, dan zouden wy geene
woorden moeten spreken, en gy zoudt begrypen en weten; want gy zoudt voelen...’
Frederik rigtte, by die woorden, eenen kinderlyken blik op Wolfang en beide
drukten elkaer de hand. Frans
liet het hoofd in de handen zakken en bleef stilzwygend. Wolfang ging, na eene
korte poos, voort:
‘Ik zal u nogtans zeggen wat my thans toegelaten is u te kunnen verklaren, vriend
Frans; doch het zal u, vrees ik, weinig voorderen. – Voor my is het heelal, al wat
bestaet en wat gy u kunt inbeelden, slechtsgetal en beweging. Die twee
grondbeginsels zyn my door hetwoord veropenbaerd. – De gansche maetschappy
is op het getal gebouwd en kan zonder dat niet bestaen. Doch dit getal nog is een
getal van overeenkomst. De rekenkunde wordt aenzien, en is het inderwaerheid,
als een der zekerste aerdsche wetenschappen. Welnu, zy rust slechts op eenen
ingebeelden grond: zy is eene schim. In de rekenkunde maekt twee en twee vier;
in de natuer is zulks nimmer waer, omdat er geene enkele eenheid bestaet welke
in alle opzigten gelyk is aen eene andere eenheid. Ook de gebrokens bestaen niet
dan op eene relatieve wyze; want het honderdduizendste deel van iets kan grooter
zyn dan eene andere heelheid. Wat is nu dit stelsel anders dan eene toegevendheid,
eene overeenkomst, waeraen men besloten heeft zich te gedragen?... o Frans,
wat ik nu inwendig gevoel, kan ik u niet uitleggen, omdat het woord krachteloos daer
toe is. Ware hetwoord by u, zoo als by my, vleesch geworden, dan zoudt gy my
verstaen, dan zoudt gy myne gevoelens gewaer worden, of liever, zoo als ik daer
even zegde, wy zouden te samenvoelen!... Konden wy, zoo als weleer een apostel,
tot den derden hemel, dat is den derden graed van het gevoel, opstygen, dan zouden
wy het alles zien en weten; doch, ook als hy, zouden wy, op aerde terug gedaeld,
moeten bekennen, dat de spraek des menschen onmagtig is om dit alles
gen en wy zouden slechts met die groote ziel kunnen uitroepen: dat wy in de Godheid
In document
Pieter Frans van Kerckhoven, Ziel en lichaem · dbnl
(pagina 108-111)