• No results found

Bestaande gebiedsanalyses

3. Knelpunten en oplossingen

3.2 Bestaande gebiedsanalyses

In de analyse van november 2011 (Memo aan Gert Meijering en Gerhard Duursema) wordt geconstateerd dat:

• De hoge waterstanden bij de uitstroom van gemaal Bollema en ten noorden hiervan worden veroorzaakt door opstuwing in het systeem. Op dit moment leiden deze waterstanden niet tot onacceptabele wateroverlast. Uit analyse blijkt geen trend van een toename van de maximale grondwaterstanden. Bovendien is in het bemalingsgebied nog berging aanwezig.

• De waterstanden in de Geeserstroom zijn fors hoger dan is voorzien in het oorspronkelijke plan. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de beperkte afvoercapaciteit, waarschijnlijk als gevolg van dichte vegetatie. Waar in de planfase de afvoercapaciteit over het maaiveld als onbeperkt is verondersteld, blijkt met name op het traject tussen de Tilweg en het bos van Moret een fors verhang op te treden bij hogere afvoeren.

• Door de hogere waterstanden in de Geeserstroom is er minder ruimte voor berging in het zuidelijk deel van het plangebied. Het verschil tussen de geplande en gerealiseerde waterstand is echter te gering voor een significante afname. Het is waarschijnlijk dat het water dat geknepen wordt niet tot een

noorden wordt aanzienlijk meer water vastgehouden. Dit resulteert niet in extra berging omdat grote delen bij middelhoge afvoeren al benut worden.

• In samenspraak met het natuurbeheer moet een beheerstrategie vastgesteld worden voor het traject tussen de Tilweg en het bos van Moret. Hoewel op dit moment geen probleem bestaat, kan een gedragen beheerstrategie bijdragen aan zowel de natuurdoelstellingen als aan het voorkómen van mogelijk toekomstige ongewenste situaties.

In mei 2015 is het verloop van het grond- en oppervlaktewater geanalyseerd met het model Menyanthes (nn). De grondwaterstanden in het beekdal zijn na herinrichting van de

Geeserstroom 20 tot 40 cm gestegen. Aan de randen van het beekdal is de stijging van het grondwater wat minder groot (10 tot 20 cm) dan vlak langs de beek. Het enige meetpunt in landbouwgebied laat een stijging zien van 15 tot 20 cm sinds de herinrichting. De GHG is hier echter nog 100 cm-mv en levert dus geen problemen voor landbouwkundig gebruik. Er is geen tendens geconstateerd, de verhoging is stabiel.

De oppervlaktewaterpeilen zijn in het gehele beekdal hoger dan in het ontwerp is bedacht. Dit is het geval bij hoge, maar ook bij lage afvoeren. Bij hoog water is vooral het peil bovenstrooms de Hamer van Moret en de Tilweg veel hoger dan het ontwerp (20 tot 50 cm). Ook bij lage afvoeren is in dit traject het verschil met het ontwerp het grootst. Het water lijkt te blijven “hangen” in dit traject.

In figuur 3.1 staan de verhanglijnen van de Geeserstroom bij hoge en lage afvoeren: Van Bollema tot de Tilweg is er weinig verhang in het peil, daarna neemt het verhang toe. Van Bollema tot de Hamer van Moret is het gemeten peil bij hoge afvoer 20 tot 50 cm hoger dan in het ontwerp was voorspeld, daarna is het verschil tussen gemeten en ontwerp 5 tot 10 cm. Bij lage afvoer is het gemeten peil over het gehele traject 30 tot 80 cm hoger dan in het ontwerp.

Tussen 2012 en 2014 zijn geen peilstijgingen bij dezelfde afvoeren te zien. Nb. Dit duidt erop dat de stroming geen toenemende belemmering ondervindt.

De zeer hoge afvoeren leiden niet tot hogere waterstanden. Dit duidt op een toename van de oppervlakkige afvoer door het beekdal. Bij een lage afvoer houdt de vegetatie het water vast.

In mei 2015 heeft een terreinbezoek van medewerkers van Waterschap Vechtstromen en Staatsbosbeheer de volgende constateringen opgeleverd:

• Het peil bij Bollema is gelijk met het peil van de Geeserstroom. Er zitten drempels met duikers met terugslagklep tussen de vijver en de Geeserstroom, zodat water vanuit de Geeserstroom niet de vijver in zou stromen. Deze constructie ligt geheel onder water en heeft dus geen functie meer.

• Voor de duiker onder de Tilweg zit veel begroeiing en de duiker is mogelijk verzand.

• Voor de brug/ vlonder bij de Hamer van Moret zit veel begroeiing in de beek. De vlonder en brug liggen laag en vormen over de hele breedte van het beekdal een belemmering voor de doorstroming.

• Het beekdal tussen de Tilweg en de Hamer van Moret heeft een dichte begroeiing en er is een dikke laag slib en zand afgezet in de loop van de jaren.

A

B

De analyse van de waterstand achter gemaal Bollema in oktober 2015 laat zien dat het peil fors hoger is dan in het inrichtingsplan is voorzien (figuur 3.2). In het inrichtingsplan is aangenomen dat de oppervlaktewaterstand in het Geeserstroomgebied in droge periodes rond NAP +13,85 m en in natte periode rond NAP +14,45 m zou worden. Uit een vergelijking tussen de grafiek en het inrichtingsplan wordt duidelijk dat de oppervlaktewaterstanden in de praktijk fors hoger zijn.

Figuur 3.2 Het waterpeil benedenstrooms van gemaal Bollema met de vastgestelde norm voor hoog (groene stippellijn) en laag peil (rode stippellijn).

In droge periodes is de oppervlaktewaterstand een korte periode rond de verwachte waarde van NAP +13,85 m geweest, maar is een trend waarneembaar naar NAP +14,30 m tot +14,50 m. Daarmee is het peil circa 0.60 m hoger dan de verwachting.

De droogleggingskaarten bij hoge en lage standen (figuur 3.3) geven een goed beeld van de variatie in de gemeten oppervlakte- en grondwaterstanden. Bij hoge standen inundeert het grootste gedeelte van het beekdal terwijl bij lage standen de Marssen en de Mepper Hooilanden droogvallen en in het benedenstroomse gedeelte alleen in de uitgegraven bedding en in enkele lage delen nog water staat.

Hoog peil Volgens inrichtingsplan: