• No results found

6. Conclusies en aanbevelingen

6.1. Bespreking resultaten

6. Conclusies en aanbevelingen

Centraal in deze scriptie was of de structuur van de God object-relatie zowel wat complexiteit als zelf-ander dynamiek verschilt tussen mensen met en zonder een ASS met een orthodox-protestantse achtergrond. Uit de resultaten van het empirisch onderzoek, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, kwam naar voren dat die structuur binnen deze steekproef inderdaad ten dele verschilt. Met name op conceptueel niveau bleek de structuur van het godsbeeld tussen beide groepen te verschillen. Het godsbeeld van de groep met een ASS scoorde op conceptueel niveau significant lager dan de referentiegroep. Op DRS niveau, het onderzoek waarbij de zelf-ander dynamiek onderzocht werd, werd geen verschil geconstateerd. De hypothesen voor dit onderzoek zijn dus ten dele bevestigd.

6.1. Bespreking resultaten

Volgens de theorie van Delfos over het sociogram is de theory of mind van mensen met een ASS in eerste instantie minder ontwikkeld en daarmee hun zelf-ander differentiatie. Zij verklaart dat door een vertraagde rijping dan wel door een rijping die op een andere wijze verloopt, welke met name bij de plaatsing van het ik optreedt. Mensen met een ASS zijn (aanvankelijk) meer op objecten dan op emoties georiënteerd. Het besef van het ik ontwikkelt zich daardoor minder goed en volgens Delfos wordt ten gevolge daarvan ook de ontwikkeling van het besef van de ander belemmerd.

Uit het in het kader van deze scriptie gehouden onderzoek blijkt nu dat de

ander-representatie bij mensen met een ASS minder ontwikkeld is met die verfijning dat het beeld van de ander minder tot ontwikkeling gekomen is en dat er in het beeld van de zelf-ander relatie geen verschil vastgesteld is. Gemiddeld genomen valt vast te stellen dat men in de ASS groep nauwelijks spreekt over het handelen van God en in de manier van beschrijving relatief

67

vaker eigenschappen/kenmerken genoemd worden. In eerste instantie lijkt de redenering van Delfos weerlegd wanneer zij stelt dat het voor mensen met een ASS lastiger is tot een rijpe, interpersoonlijke relatie te komen. Echter, Delfos stelt tevens dat mensen met een ASS in de loop van hun leven copingstrategieën ontwikkelen. Zo worden relaties met anderen met behulp van een copingstrategie eerder uitgedacht dan aangevoeld. Deze cognitieve aanpak stelt mensen met een ASS in staat hun beperkingen met betrekking tot de sociale

communicatie tot op een behoorlijk niveau te compenseren. Op deze wijze lijken mensen met een ASS allerlei sociale vaardigheden aan de dag te leggen, waarbij zij bijzonder reflectief kunnen overkomen en dat zij op een gedetailleerde wijze verslag weten uit te brengen over het handelen van anderen. Het probleem ligt voor mensen met een ASS in een tekortschietend empathisch vermogen dat achter andermans denken, gevoelens en drijfveren schuil gaat. Dit tekortschietend vermogen wordt aangeduid met (een zekere mate van) mindblindness. Men heeft geleerd om te gaan met standaardsituaties maar omdat het contact met het eigen en andermans gevoel onvoldoende tot ontwikkeling komt blijft de balans wankel. Iedere afwijkende situatie dient beredeneerd te worden. Hieruit vloeit voort dat het interne kompas gebrekkig blijft. Uta Frith spreekt in dit verband van een absent self, waarmee ze het

ontbreken van een innerlijke directeur aanduidt.132 Vanwege een ontbrekend overzicht is er onvoldoende sturing van binnenuit. Zock stelt dat je eerst een zelf moet hebben voor je behoeften en verlangens kunt voelen en er iets mee kunt doen, waarbij ze verwijst naar een opmerking van Winnicott dat ..the self must precede the self’s use of instinct. Wellicht

kampen mede hierdoor mensen met een ASS voor wat betreft het concept van het zelf met een

132

68

(nog) gebrekkige centrale coherentie. De focus op details belemmert het zicht op het geheel, waardoor men gaat rumineren en persevereren.

In de transitionele ruimte leert de mens zich verstaan tot zijn omgeving. In die ruimte komt de mens met de door hemzelf gecreëerde beelden in aanraking met de buitenwereld; het is een paradox van een gecreëerde en gevonden werkelijkheid. In die ruimte en in wisselwerking met de normen en waarden van de gevonden werkelijkheid bouwt de mens aan zichzelf en aan zijn persoonlijk wereldbeeld. Het is daarbij van belang dat men in contact met zichzelf komt en blijft. Dat contact met zichzelf is van vitaal belang, omdat er alleen dan sprake kan zijn van een voortgaande ontwikkeling. Voor mensen met een ASS, die zich relationeel op een andere wijze ontwikkelen en moeilijker met zichzelf in contact komen, zoals uit dit onderzoek naar het godsbeeld bevestigd wordt, zal het moeilijker zijn het contact met zichzelf te vestigen en van daaruit een zelfbeeld en wereldbeeld te ontwikkelen. Een vertrouwenwekkend kijken naar de wereld heeft als basis een vertrouwd zijn met zichzelf nodig en voor dat vertrouwd met zichzelf zijn is zelfinzicht van belang. Een zelfinzicht dat ook via het godsbeeld tot stand kan komen.

Met name in de orthodox/bevindelijke groeperingen van het christendom zullen de

gelovigen vermoedelijk opgroeien en vertrouwd raken met een persoonlijk godsbeeld. In deze omgeving wordt hen vooral een persoonlijk godsbeeld aangereikt als bron van transcendente ervaringen, terwijl elders in het christendom een transcendente ervaring niet

noodzakelijkerwijs de vorm van een persoonlijk godsbeeld behoeft te hebben. Aangezien een transitioneel object in de vorm van een (geïdealiseerd) ouderbeeld concreter is dan een transitionele, transcendente ervaring kan dit een voordeel bieden bij (therapeutische)