• No results found

Hoofdstuk 4: Resultaten

4.7 Atypische casus

4.7.3 Besluiten atypische casus

In bovenstaande tekst zijn de antwoorden weergegeven die de respondenten hebben gegeven op vragen over de atypische casus. In tabel 14 en 15 zijn de belangrijkste aspecten per theorie weergegeven gericht op de resultaten van de vragen over de atypische casus.

Het grootste verschil met de typische casus is het feit dat de atypische casus afwijkt van het normale. Veel respondenten geven aan dat het lastiger is om een goed beeld te vormen doordat er verkeerde informatie is verstrekt of dat de informatie afwijkt van de situatie die zij aantroffen. Hierdoor krijgen de bevelvoerders te maken met veel schakelmomenten tijdens de inzet. Op de vraag of zij achteraf dingen anders hadden willen doen, geven dertien personen aan dat zij dingen anders hadden willen doen. Doordat alle atypische cases anders zijn, heeft dit tot gevolg dat de respondenten deze niet vaak meemaken. Slechts een klein deel van alle inzetten is atypisch en meer dan de helft van de respondenten had nooit eerder of niet heel vaak een vergelijkbare casus meegemaakt. Hierdoor is het niet gemakkelijk om patronen te leren herkennen, maar door ervaring en oefeningen is het wel mogelijk om goede besluiten te nemen. De helft van de respondenten geeft aan dat dit ook invloed heeft op het handelen, omdat zij niet terug kunnen vallen op ervaring. Kahneman (2011) is van mening dat het in deze situaties niet verstandig is om te vertrouwen op de intuïtie. Doordat de respondenten weinig ervaring hebben met deze situaties kunnen zij niet goed inschatten wat er gaat gebeuren. Klein (1999) geeft daarentegen aan dat de persoon niet per se ervaring hoeft te hebben met een zelfde soort casus. Verschillende soorten cases worden onbewust samengenomen en gemixt (Klein, 1999, p. 34). De meningen van Klein (1999) en Kahneman (2011) verschillen over het feit of de intuïtie van een persoon te vertrouwen is in een atypische casus.

De belangrijkste focus in de atypische casus is volgens zeven van de twintig respondenten de veiligheid van het eigen personeel. Zes respondenten noemen de eventuele slachtoffers als belangrijkste focus en vier respondenten het vormen van een compleet beeld. Daarna is gevraagd wat zij als eerste doen als zij aankomen bij een typische casus. Zestien respondenten geven aan dat beeldvorming het eerste is waar zij zich op focussen. Hier wordt vaak benoemd dat zij hetzelfde doen als bij een typische casus, aangezien zij van tevoren nog niet weten dat het een atypische casus is. Een goede beeldvorming is van belang, maar dit is lastiger in een atypische casus. Klein (1999) geeft aan dat experts op zoek gaan naar zoveel mogelijk informatie om een totaalbeeld te vormen. In atypische situaties is het totaalbeeld extra van belang om zo een goed besluit te kunnen nemen. Voordat de respondenten een besluit nemen, wil de helft van de respondenten eerst een goed beeld hebben. Opvallend is dat vijf van de twintig respondenten direct vertrouwen op hun intuïtie of onderbuik gevoel. De reden die hiervoor gegeven wordt is de druk die zij ervaren, waardoor zij snel een beslissing willen nemen. Daarnaast hebben zij weinig vergelijkingsmateriaal, waardoor het lastiger is om te leunen op protocollen en vergelijkbare cases. Hoewel de respondenten niet veel ervaring hadden met vergelijkbare cases, hadden zeventien van de twintig respondenten wel minimaal vijf jaar ervaring als bevelvoerder. De ervaring van de bevelvoerder is ook een belangrijke maatstaf voor het ontwikkelen van een goede intuïtie volgens Klein (1999). Op de vraag of zij hierbij gebruik maken van mentale simulatie antwoordde twaalf respondenten met ja. Zes respondenten gaven aan dat zij geen tijd 62

hiervoor hebben omdat zij puur op intuïtie gehandeld hebben. Vervolgens is de respondenten gevraagd of zij gebruik hebben gemaakt van intuïtie in de atypische casus, achttien respondenten hebben hier gebruik van gemaakt. Slechts de helft heeft gebruik gemaakt van vuistregels bij het nemen van een besluit, een veel gehoorde reden is dat er geen tijd voor is in een atypische casus. In de onderstaande figuren zijn de belangrijkste percentages per theorie, gericht op de atypische casus, opgenomen. De wijze van besluitvorming in de atypische casus is in grote lijnen hetzelfde als in de typische casus. Echter, de omstandigheden waar de bevelvoerders mee te maken hebben zijn soms lastiger. Het vormen van een totaalbeeld kan moeilijker zijn door het ontbreken van informatie of door onjuiste informatie. Tevens zijn er meer schakelmomenten, door bijvoorbeeld onverwachte wendingen. Minder respondenten maken gebruik van mentale simulatie in de atypische casus dan in de typische casus. De reden hiervoor kan zijn dat zij hier geen tijd voor hebben of dat zij zich geen goed beeld kunnen vormen, doordat zij het niet kunnen vergelijken met eerdere cases. Het opvallende is dat er meer gebruik wordt gemaakt van intuïtie in de atypische casus. Een deel van de respondenten heeft zelfs het volledige besluit genomen op basis van intuïtie. De manier van besluitvorming sluit wederom het beste aan op het RPD model, dat een belangrijk onderdeel is uit de Naturalistic Decision Making theorie van Klein (1999).

Naturalistic Decision Making theorie (Klein, 1999)

Percentage

Minimaal 5 jaar ervaring 85%

Zien van totaalbeeld 80%

Gebruik maken van mentale simulatie 60%

Gebruik maken van intuïtie atypische casus 90%

Tabel 14: Naturalistic Decision Making theorie atypische casus

Heuristics and Biases theorie (Kahneman, 2011)

Percentage

Minimaal 5 jaar ervaring 85%

Achteraf dingen anders willen doen 65%

Ervaring in zelfde soort cases 20%

Ervaring invloed op handelen 50%

Gebruik vuistregels 50%*

Tabel 15: Heuristics and Biases theorie atypische casus

*Vuistregels zijn gebaseerd op regels en protocollen, dus geen sprake van heuristiek