• No results found

Gemiddelde percentage aanwezig soorten per beheertype en maatregel

Bijlage 7 Beschrijving statistische toetsen door CBS Arco van Strien 29-11-

Effecten van maatregelen op hogere planten

Deel I. NDFF-data

Floradata

De dataset is de jaarlijkse dataset die CBS krijgt van Floron t.b.v. bepalen van landelijke (en pro- vinciale) trends in het aantal bezette kilometerhokken. Trends zijn bepaald over de afgelopen 20 jaar (1999-2018) waarbij indexcijfers zijn bepaald per periode (5 perioden: 1999-2002, 2003- 2006, 2007-2010, 2011-2014 en 2015-2018).

Toedeling kmhokken aan maatregelen

Met behulp van het PBL-Maatregelenbestand zijn kilometerhokken geïdentificeerd waarin natuurbe- schermingsmaatregelen zijn genomen (voor dan wel na 2011; dat is in deze studie samengeno- men). Die kaart is o.a. gebaseerd op registraties van maatregelen door provincies. Als in een kilometerhok met maatregelen “droge heide” (beheertype N07.01 en/of N07.02) voorkomt dan geldt dat hok hier als “hok met maatregel voor droge heide”. Als er alleen andere beheertypen voorkomen, met al dan niet maatregelen, dan geldt dat hok als “hok zonder maatregel voor droge heide”. De kilometerhokken zijn beoordeeld op maatregelen voor droge heide, vochtige heide, bos, duin en grasland. Daarbij is steeds een aantal beheertypen samengenomen, zoals in bovenstaand voorbeeld van droge heide. Voor bijvoorbeeld duin zijn N08.02 (open duin), N08.03 (vochtige duin- vallei) en N08.04 (duinheide) samengenomen.

Soortselectie

Er is gewerkt met de soortselecties van Bart de Knegt (“soortselectie voor arco.xlsx”) van novem- ber 2019. Daarin zijn circa 100 verschillende soorten opgenomen die zijn toebedeeld aan droge heide, droog loofbos etc. en ingedeeld in pioniersoorten en in soorten van late successie of zonder binding aan een successiestadium. Ik heb de soorten van droge heide en van vochtige heide (inclu- sief voedselarme veengrond) apart onderzocht, maar de soorten van droge en vochtige bossen ge- combineerd, net als van droge en vochtige graslanden. Moerassen hadden maar weinig soorten in de soortselectie gekregen en heb ik niet meegenomen. Bij bossen zijn geen pioniersoorten opgege- ven. Soorten die in verreweg de meeste kmhokken van een biotooptype voorkomen (braam, Ame- rikaanse vogelkers, zachte berk, ruwe berk en grove den) heb ik niet meegenomen, omdat die trends niet veel zeggen; de trend in LMF van die soorten zegt meer.

Analyse

De trends per soort zijn bepaald met List Length analyse (= logistische regressie met het aantal soorten als maat voor waarnemersinspanning). Het model bevat verder een hokeffect en een peri- ode-effect. Alleen hokken zijn meegenomen waarin meer dan 75 soorten zijn geregistreerd per pe- riode. Van sommige soorten waren te weinig waarnemingen in de set hokken met maatregel om te kunnen analyseren. De trends van de soorten zijn in MSI’s samengevat (meetkundig gemiddelde van de periode-indexen van het aantal kmhokken per soort; referentie kan ik desgewenst sturen).

PBL-kaart staan. Vooral in de duinen zijn er veel positieve trends in “geen maatregelhokken”. Mo- gelijk hebben juist duinbeheerders maatregelen genomen die niet zijn geregistreerd door provin- cies. Daar komt bij dat de meeste soorten van de soortselectie SNL-soorten zijn. SNL-soorten zijn de laatste jaren intensief gekarteerd door en er is aanzienlijke kans dat de trend hierdoor is verte- kend. In hokken zonder maatregel kan de trend dus ook positief zijn als gevolg van intensiever veldwerk.

Maar als we de trends vergelijken van dezelfde soorten in hokken met en zonder maatregel dan is de toename vaak sterker in maatregelhokken. Dat wijst op een positief effect van maatregelen.

De MSI’s vatten de resultaten van de soorten samen. Vrijwel in alle gevallen neemt de MSI signifi- cant toe, ook in hokken zonder maatregelen (zie tabel b7.1). En de MSI’s nemen sterker toe in hokken met maatregelen dan zonder maatregelen; de verschillen zijn significant bij pioniersoorten vochtige heide, pioniersoorten graslanden, niet-pioniersoorten droge heide en bij bossen (zie de geelgemarkeerde velden in de tabel).

Figuur b7.1 geeft een illustratie van een aantal uitkomsten van de MSI’s.

Tabel b7.1 Trend in Multispecies Indicators. Geelgemarkeerd: significant effect van maatregel.

Biotooptype Pioniersoorten Niet-pioniersoorten

Geen maatregel Maatregel Geen maatregel Maatregel Droge heide +5% (sign.) +22% (onzeker) +17% (sign.) +55% (sign.) Vochtige heide +13% (sign.) +35% (sign.) +22% (sign.) +27% (sign.) Duin +60% (sign.) +65% (sign.) +64% (sign.) +109% (sign.) Graslanden +9% (sign.) +44% (sign.) +25% (sign.) +23% (sign.)

Figuur b7.1

Deel II. LMF-data heideplots

LMF-data

De LMF-heideplots zijn geselecteerd en ingedeeld in twee groepen: met maatregelen volgens de PBL-kaart (inclusief maatregelen die door de veldmedewerkers van LMF zijn gemeld) versus plots zonder maatregelen.

Soortselectie

Er is gewerkt met dezelfde soortselecties voor hei als beschreven onder deel I (pioniersoorten en niet-pioniersoorten) en met ruigtesoorten en houtige soorten (bomen en struiken, maar zonder dwergstruiken als struikheide).

Analyse

De trend in de som van de bedekkingen is bepaald met een model met periode en ploteffecten.

Resultaten

Zonder maatregelen neemt de bedekking van houtige soorten en ruigtesoorten lineair toe op de heide. Met maatregelen is nog steeds toename van houtigen, maar wat minder sterk. Ruigtesoor- ten nemen bij maatregelen niet langer toe, maar worden ook niet minder in bedekking.

Zonder maatregelen nemen pioniersoorten af, net als niet-pioniersoorten. Met maatregelen zijn beide groepen stabiel. Onderstaande figuren b7.2 illustreren het resultaat.

Deel III. LMF-data alleen van geplagde heideplots

Om het effect van maatregelen nog iets meer in detail te onderzoeken is gekeken naar de selectie van heideplots die zijn geplagd.

LMF-data

Alleen LMF-plots zijn geselecteerd waarin het plot in één van de (vijf) meetronden is aangemerkt als onlangs geplagd of afgegraven (d.w.z. toplaag van de bodem verwijderd). De informatie over maatregelen is hierbij ontleend uit informatie van veldmedewerkers (de PBL-maatregelenkaart is daarbij niet gebruikt). In totaal zijn er ruim 300 plots met een plagincident, waarvan verreweg de meeste heideplots zijn. De resultaten gaan over de heideplots (droge en vochtige heide samen).

Soortselectie

Er is gewerkt met dezelfde soortselecties voor hei als beschreven onder deel I (pioniersoorten en niet-pioniersoorten).

Analyse

Van enkele soorten zijn afzonderlijke trends bepaald (o.a. struikhei en pijpenstrootje); van andere soorten is de bedekking gesommeerd. De vegetatie-opnamen per plot zijn opnamen vóór plaggen, kort na plaggen en latere opnamen na plaggen. Als een plot al in de eerste meetronde blijkt te zijn geplagd zijn er nog vier latere meetronden mogelijk in het LMF; bij plots die in de vijfde meetronde zijn geplagd zijn er maximaal vier meetronden vóór het plaggen. Als we nu alle meetronden orde- nen op een as met de meetronde direct na plaggen op nummer 5, dan zijn er in totaal 9 meetron- den op die as (waarbij er per plot maar maximaal vijf meetronden zijn). Vervolgens zijn de trends in de bedekking van soorten bepaald tegen het jaar voor of na plaggen, in plaats van tegen kalen- derjaren.

Resultaten

Struikhei neemt eerst sterk af kort na plaggen (in meetronde 5), maar daarna flink toe. Pijpen- strootje is direct na het plaggen al verminderd en dat is precies de bedoeling. Maar bij bijvoorbeeld grove den is er geen merkbaar effect van plaggen. Pioniersoorten nemen sterk toe na plaggen, en dalen binnen een paar meetronde weer. Niet-pioniers profiteren amper. Onderstaande figuren b7.3 illustreren het resultaat. Conclusie: plaggen heeft effecten, maar de winst lijkt matig.