• No results found

3 Huidige toestand

4.1 Ecologische toestand

4.2.3 Ondersteunende maatregelen

4.2.3.4 Beschermingsmaatregelen voor flora

-- -+ + + + + +

-Figuur 61. Terugkoppelingsmechanismen die er voor zorgen of een meer al dan niet in de stabiele heldere of troebele toestand verkeert. Centraal hierbij is de aanwezigheid van waterplanten en een lage biomassa aan vis voor de heldere toestand, en vice versa voor de troebele toestand (naar Scheffer 1998).

4.2.3.2 Exotenbeheer

Exotenbeheer dient zich prioritair toe te spitsen op taxa die, al dan niet vermeend, een negatieve invloed uitoefenen op inheemse soorten, of het functioneren van het ecosysteem in het gedrang brengen. Exotische watervogels, zoals de Canadagans en Nijlgans, kunnen zorgen voor begrazing van waterplanten en een verhoogde beschikbaarheid van voedingsstoffen (guanotrofiëring; Hahn et al. 2008). Momenteel lijken zich op dit vlak (nog) geen aanzienlijke problemen te stellen.

4.2.3.3 Avifaunabeheer – kokmeeuwenkolonie

Het is niet onwaarschijnlijk dat de kolonie kokmeeuwen, door zijn grote omvang, substantieel bijdraagt tot een extra input van nutriënten in het systeem (cf. Hahn et al. 2008) en bijdraagt tot het niet bereiken van een goed potentieel. Vanuit het oogpunt van de Kaderrichtlijn Water zijn duurzame omstandigheden voor een goede ecologische toestand noodzakelijk. Ook voor meer kritische avifaunadoelstellingen (woudaapje, roerdomp,…) is dit ten zeerste gewenst. Indien de koloniegrootte de draagkracht van het Vinne overschrijdt, is beheer aangewezen. Dit wordt reeds op indirecte wijze uitgevoerd. Zo wordt getracht de oppervlakte open water te vergroten (maaien van riet met een Truxor amfibievoertuig), wat zorgt voor een verlaagd aanbod aan nestgelegenheid en een beter lichtklimaat voor submerse vegetatie. Het aantal broedkoppels van kokmeeuw in West-Europa vertoont een dalende trend (Vermeersch et al 2004). Decleer et al. (2007, p. 495) stellen letterlijk ‘Geschikte broedbiotopen in allerlei water- en moerasgebieden dienen in stand gehouden,…’ (eigen arcering). Het kan echter op termijn niet de bedoeling zijn dat de gevolgen van antropogeen geïnduceerde gedragsveranderingen van bepaalde soorten op kwetsbare en met andere doelstellingen herstelde natuurgebieden, op een niet-duurzame wijze worden afgewenteld. Deze problematiek dient dan ook op een gepast schaalniveau benaderd te worden, waarbij inspanningen nodig zijn voor habitatcreatie in een minder verstoringgevoelige context.

4.2.3.4 Beschermingsmaatregelen voor flora

Bij herstelprojecten wordt vaak gerekend op een herkolonisatie van plantensoorten uit de zaadbank. In het beste geval slaagt dit opzet en is een eerste doelstelling gehaald. Een

niet enkel een geschikte abiotiek van belang maar vormt ook begrazing een mogelijk gevaar, omdat hierdoor mogelijk de reproductie van de soort in het gedrang komt. Dit is zeker het geval wanneer van een beoogde plantensoort slechts heel weinig exemplaren zijn gekiemd. Deze problematiek stelt zich niet enkel voor zeldzame en bedreigde plantensoorten, maar ook voor algemene en structuurbepalende soorten. In het Vinne werd deze problematiek vastgesteld voor 2 soorten: Nuphar lutea en Scirpus lacustris. Van de laatste soorten werd slechts 1 plant waargenomen en van de eerste werden enkele exemplaren aangetroffen, alle met vraatsporen van watervogels (waarschijnlijk meerkoet). Het enige exemplaar van

Scirpus tabernaemontani werd niet aangevreten, evenmin als Typha angustifolia (Figuur 62). In 2008 was de vitaliteit van Scirpus lacustris zorgwekkend te noemen. De populatie van deze soort dient op zijn minst opgevolgd worden en indien nodig kan verdere schade voorkomen worden door afrasteren op een wijze die geen nadelige invloed heeft op de groeiomstandigheden.

Figuur 62. Situering van een aantal

plantensoorten die opvolging verdienen in functie van vraatschade.

5 Referenties

Acreman M.C., Dunbar M.J., Hannaford J. et al. 2006. Development of environmental standards (water resources). Final report project WFD48. Scotland & Northern Ireland Forum for Environmental Research (SNIFFER), Edinburgh.

Aerts S., Beerens I., Devolder D. et al. 1999. Natuurinrichting: project het Vinne. Vlaamse Landmaatschappij, Diest.

Andersen T. & Pedersen O. 2002. Interactions between light and CO2 enhance the growth of Riccia fluitans. Hydrobiologia 477: 163-170.

Batelaan O. & De Smedt F. 1994. Regionale grondwaterstroming rond een aantal kwelafhankelijke natuurgebieden. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Blindow I., Hargeby A., Wagner B.M.A. et al. 2000. How important is the crustacean zooplankton for maintenance of water clarity in shallow lakes with abundant submerged vegetation? Freshwater Biology 44: 185-197. Bragg O.M., Duck J.S., Rowan J.S. et al. 2003. Review of methods for assessing the hydromorphology of lakes.

Final report project WFD06. Scotland & Northern Ireland Forum for Environmental Research (SNIFFER), Edinburgh.

CEC 2000. Directive 2000/60/EC of the European Parliament and of the Council of 23 October 2000 establishing a framework for community action in the field of water policy. Official Journal J L 327: 1-73.

Chianudani, G. & Vighi M.1974. The N:P ratio and tests with Selanastrum to predict eutrophication in lakes. Water Research 8: 1063-1069.

CIS HMWB & AWB (Common Implementation Strategy Heavily Modified and Artificial Water Bodies, Water Framework Directive) 2003. Office for official publications of the European Communities, Luxembourg. Coesel P.F.M. 1998. Sieralgen en Natuurwaarden. Handleiding ter bepaling van natuurwaarden van stilstaande

zoete wateren, op basis van het desmidiaceeënbestand. Wetenschappelijke Mededeling 224. KNNV Uitgeverij.

Decleer K., Anselin A., Bauwens D. et al. 2007. Dieren en planten Bijlage 2 en 4 Habitatrichtlijn. In: Decleer K. (red.) Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee. Habitattypen, dier- en plantensoorten. Mededelingen Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.M.2007.01: 361-530. De Saeger S., Paelinckx D., Demolder H. et al. 2008. Sleutel voor het karteren van NATURA2000 habitattypen in Vlaanderen, grotendeels vertrekkende van de karteringseenheden van de Biologische Waarderingskaart. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.R.2008.23, Brussel.

De Wilde M., De Becker P. & Huybrechts W. 1999. Ecohydrologische studie van het Vinne. Rapport Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Denys L. 2009. Een a posteriori typologie van stilstaande wateren in Vlaanderen. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.R.2009.34, Brussel.

Denys L. & Van Wichelen J. 2007. Schatting van waterspecifieke achtergrondconcentraties en mogelijk grenswaarden van totaalfosfor voor Vlaamse stilstaande water t.b.v. de Europese kaderrichtlijn water. Advies Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.A.2007.87, Brussel.

EEA 1998. Guidelines for data collection and processing. European Environment Agency report, Luxembourg. Flössner D. 2000. Die Haplopoda und Cladocera (ohne Bosminidae) Mitteleuropas. Backhuys Publishers, Leiden. Gabriels W., Goethals P., Adriaenssens V. et al. 2004. Toepassing van verschillende biologische

beoordelingssystemen op Vlaamse potentiële interkalibratielocaties overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Water, partim benthische ongewervelden. Universiteit Gent.

Gliwicz Z.M. 2004. Zooplankton. In: O’ Sullivan P.E. & Reynolds C.S. (eds), The lakes handbook. Limnology and limnetic ecology, Blackwell Publishing, Malden, pp. 461-516.

Golterman H.L. & Clymo R.S. 1969. Methods for chemical analysis of fresh waters. IBP.

Grasshoff K. 1976. Determination of nitrate and nitrite. In: K. Grasshoff. Methods of seawater analysis. Verlag Chemie, Weinheim, New York. Handbook 8. Blackwell Science Publishers, Oxford.

Gulati R.D., Dionisio Pires L.M. & Van Donk E. 2008. Lake restoration studies: failures, bottlenecks and prospects of new ecotechnological measures. Limnologia 38: 233-247.

Hahn S., Bauwer S. & Klaassen M. 2008. Quantifictaion of allochthonous nutrient input into freshwater bodies by herbivoruous waterbirds. Freshwater Biology 53: 181-193.

Håkanson L. 2005. Lakes: form and function. Blackburn Press, Cauldwell.

Hansson L.-A., Annadotter H., Bergman E. et al. 1998. Biomanipulation as an application of food-chain theory: constraints, synthesis, and recommedations for temperate lakes. Ecosystems 1: 558-574.

Hendrickx A. & Denys L. 2005. Toepassing van verschillende biologische beoordelingssystemen op Vlaamse potentiële interkalibratielocaties overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Water – Partim “Fytobenthos”. Rapport Instituut voor Natuurbehoud IN.R.2005.06, Brussel.

Jeppesen E., Søndergaard M., Kanstrup E., et al. 1994. Does the impact of nutrients on the biological structure and function of freshwater and brackish lakes differ? Hydrobiologia 275/276: 15-30.

Jochems H. Schneiders A. Denys L. et al. 2002. Typologie van oppervlaktewateren in Vlaanderen. Verslag Instituut voor Natuurbehoud IN.O.2002.7, Brussel.

Kampa E. & Kranz N. 2005. European Workshop WFD and Hydromorphology. Summary report, 17-19 October 2005, Prague. Ecologic Gmbh, Berlin.

Koroleff F. 1976. Determination of ammonia, phosphorus and silicon. In: K. Grashoff. Methods of seawater analysis. Verlag Chemie, Weinheim, New York, 317 pp.

Lambert-Servien E., Clemenceau G., Gabory O. et al. 2006. Stoneworts (Characeae) and associated macrophyte species as indicators of water quality and human activities in the Pays-de-la-Loire region, France. Hydrobiologia 570: 107-115.

Lambrechts J. & Hendrickx P. 2008. Beheersplan Het Vinne te Zoutleeuw. Arcadis, Diest.

Lambrechts J., Aubroeck, Hendrickx P. et al. 2007. Natuurinrichtingsproject ‘Het Vinne’ – Monitoringsprogramma T+2: monitoring 2006-2007. Arcadis Aeolus bvba, Diest.

Lammens E., van Luijn F., Wessels Y. et al. 2008. Towards ecological goals for the heavily modified lakes in the IJsselmeer area, The Netherlands. Hydrobiologia 599: 239-247.

Lampert W. 1987. Predictability in lake ecosystems: the role of biotic interactions. Ecological Studies 61: 333-345. Leyssen A., Adriaens P., Denys L. et al. 2005. Toepassing van verschillende biologische beoordelingssystemen

op Vlaamse potentiële interkalibratielocaties overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Water – Partim “Macrofyten”. Rapport Instituut voor Natuurbehoud IN.R.2005.05, Brussel.

Lock K., Van Wichelen J., Packet J. et al. 2007. Bepalen van het maximaal en het goed ecologisch potentieel, alsook de huidige toestand voor een aantal Vlaamse (gewestelijke) waterlichamen die vergelijkbaar zijn met de categorie meren – eerste deel. Rapport INBO.R.207.51, Brussel

Louette G., De Bie T., Vandekerkhove J. et al. 2007. Analysis of the inland cladocerans of Flanders (Belgium) – Inferring changes over the past 70 years. Belgian Journal of Zoology 137: 117-123.

Louette G., De Meester L & Declerck S. 2008. Assembly of zooplankton communities in newly created ponds. Freshwater Biology 53: 2309-2320.

Louette G., Van Wichelen J., Packet J. et al. 2008a. Bepalen van het maximaal en het goed ecologisch potentieel, alsook de huidige toestand voor een aantal Vlaamse (gewestelijke) waterlichamen die vergelijkbaar zijn met de categorie meren – partim Grote Vijver. Eindverslag VMM.AMO.KRW.ECOPOTMeren. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.R.2008.47, Brussel.

Louette G., Van Wichelen J., Packet J. et al. 2008b. Bepalen van het maximaal en het goed ecologisch potentieel, alsook de huidige toestand voor een aantal Vlaamse (gewestelijke) waterlichamen die vergelijkbaar zijn met de categorie meren – partim Schulensmeer. Eindverslag VMM.AMO.KRW.ECOPOTMeren. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.R.2008.49, Brussel.

Louette G., Van Wichelen J., Packet J. et al. 2008c. Bepalen van het maximaal en het goed ecologisch potentieel, alsook de huidige toestand voor een aantal Vlaamse (gewestelijke) waterlichamen die vergelijkbaar zijn met de categorie meren – partim Blokkersdijk. Eindverslag VMM.AMO.KRW.ECOPOTMeren. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.R.2008.48, Brussel.

Lund J.W.G., Kipling C. & Le Cren E.D. 1958. The inverted microscope method of estimating algal numbers and the statistical basis of estimations by counting. Hydrobiologia 11: 143-170.

McCauley E. 1984. The estimation of the abundance and biomass of zooplankton in samples. In: Downing J.A., Rigler F.H. (eds), A manual on methods for the assessment of secondary productivity in fresh waters, Blackwell Scientific, pp. 228 - 265.

Menden-Deuer S. & Lessard E.J. 2000. Carbon to volume relationships for dinoflagellates, diatoms, and other protist plankton. Limnolology and Oceanography 45: 569-579.

Mullenders W. & Gullentops F. 1969. The age of the pingos in Belgium. In: The periglacial environment, past and present. Pewe T.L. (Ed.). McGill–Queen’s University Press, Montreal.

Ontwerp stroomgebiedbeheerplan Maas 2008. CIW WG KRLW 25/09/2008.

Palmer M. 2003. Workshop on assessing the hydromorphological features of standing waters for the EC Water Framework Directive. Scotland & Northern Ireland Forum for Environmental Research (SNIFFER), JNCC & Scottish Natural Heritage, Edinburgh.

Pals A. & Vercoutere B. 2008. Bepalen van het maximaal en goed ecologisch potentieel voor het waterlichaam Antwerpse Havendokken. Haskoning.

Projectgroep Implementatie Handreiking 2005. Handreiking MEP/GEP. Handreiking voor vasstellen van status, ecologische doelstellingen en bijpassende maatregelenpakketten voor niet-natuurlijke wateren. RIZA-rapport 2006.002, STOWA-RIZA-rapport 2006-02.

T’jollyn F., Bosch H., Demolder H. et al. in voorbereiding. Lokale staat van instandhouding van de NATURA 2000-habitatypen en de regionaal belangrijke biotopen. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Triest L., Breine J., Crohain N. et al. 2008. Evaluatie van de ecologische staat van sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals bepaald in de Kaderrichtlijn Water 2000/60/EG. Rapport Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek INBO.R.2008.5, Brussel.

Van Ballaer, B., De Deckere E., Muylaert K. et al. 2008. Bepalen van het maximaal en het goed ecologisch potentieel, alsook de huidige toestand voor de zeventien Vlaamse (gewestelijke) waterlichamen die vergelijkbaar zijn met de categorie meren – partim Galgenweel. Universiteit Antwerpen.

Van Wichelen J., Denys L., Lionard M. et al. 2005. Ontwikkelen van scores of indices voor het biologisch kwaliteitselement fytoplankton voor de Vlaamse rivieren, meren en overgangswateren overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Water. Vakgroep biologie, Universiteit Gent.

Van Wichelen J., De Bock D. & Vyverman W. 2008. Bepalen van het maximaal en het goed ecologisch potentieel, alsook de huidige toestand voor een aantal Vlaamse (gewestelijke) waterlichamen die vergelijkbaar zijn met de categorie meren – partim Spuikom en partim Boudewijnkanaal en Achterhaven Zeebrugge. Eindverslag studieopdracht VMM.AMO.KRW.ECOPOT-Meren. Universiteit Gent.

van Wirdum G. 1991. Vegetation and hydrology of floating rich-fens. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, Datawyse, Maastricht.

Vermeersch G., Anselin A., Devos K. et al. 2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels: 2000-2002. Mededeling van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel.

VMM 2008 Grondwater in Vlaanderen: het Brulandkrijtsysteem. Vlaamse Milieumaatschappij. Aalst.

Wright S.W. & Jeffrey S.W. 1997. High-resolution HPLC system for chlorophylls and carotenoids of marine phytoplankton. In: Jeffrey S.W., Mantoura R.F.C. & S.W. Wright (eds.), Phytoplankton pigments in oceanography, pp. 327-341.

Wysujack K. & Mehner T. 2002. Comparison of losses of planktivorous fish by predation and seine-fishing in a lake undergoing long-term biomanipulation. Freshwater Biology 47: 2425-2434.

Zoetemeyer R.B. & Lucas B.J. 2001. De OVB-viswatertypering deel 1: Ondiepe wateren. Vis & Water Magazine 1, 16 pp.

Bijlage 1.

Fysisch-chemische samenstelling van het aan- en afgevoerde