• No results found

3. BELANG VAN HET KIND

3.4. Bescherming tegen schadelijke praktijken

Lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse kinderen zijn vaak het slachtoffer van pesten en geweld op scholen, thuis en via sociale media. Dit heeft een schadelijk effect op hun welzijn en weerhoudt hen van openheid over hun persoonlijke identiteit. Zoals alle kinderen worden ook lhbti-kinderen beschermd door mensenrechten en hebben ze een veilige omgeving nodig om volledig te kunnen participeren in de samenleving.222

Het VN-Kinderrechtencomité stelt dat een respectvolle, ondersteunende en geweldloze opvoedingsomgeving van essentieel belang is voor de verwezenlijking van de individuele persoonlijkheden van kinderen en de ontwikkeling van sociale en verantwoordelijke burgers.223 Het Comité verwijst daarbij naar onderzoek dat aantoont dat het voorkomen van geweld in één generatie de kans op geweld in de volgende vermindert.

3.4.1 Artikel 19 IVRK: bescherming tegen geweld

Het IVRK gebiedt in artikel 19 overheden maatregelen te nemen “om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld” en verwaarlozing.224 Het tweede lid van artikel 19 bepaalt dat de beschermingsmaatregelen doeltreffende procedures dienen te omvatten voor de invoering van sociale programma’s. Zo moet worden voorzien in de nodige ondersteuning van het kind en degenen die zorg voor het kind dragen, en kunnen potentiële gevallen van geweld worden voorkomen.225 Implementatie van artikel 19 vormt daarom “een onmisbare strategie in het verminderen en voorkomen van alle vormen van geweld”.226 Implementatie is direct bevorderlijk voor “sociale vooruitgang en een hogere levensstandaard”,227 waarbij de invoering van een effectief meldsysteem voor mishandeling en verwaarlozing “cruciaal” is.228 Hoewel bescherming tegen geweld een belangrijk onderliggend thema is binnen de discussie over seksuele identiteit, richt dit onderzoek zich slechts in beknopte bewoordingen op geweld in ruime zin tegen kinderen die behoren tot

222 Muižnieks 2014.

223 VN-Kinderrechtencomité, Algemene opmerking nr. 13, VN-document CRC/C/GC/13 (2011), par. 14.

224 Art. 19 lid 1 IVRK.

225 Art. 19 lid 2 IVRK.

226 VN-Kinderrechtencomité, Algemene opmerking nr. 13, VN-document CRC/C/GC/13 (2011), par. 14;

zie ook Freeman 2007, 70.

227 IVRK, preambule.

228 Doek 1994, 90.

een seksuele minderheid. De focus blijft daarbij behouden op de balans tussen de ouderlijke verantwoordelijkheid en de seksuele identiteit van kinderen. Deze balans wordt voornamelijk opgemaakt binnen het gezin.229

3.4.2 Bescherming van seksuele minderheden tegen schadelijke praktijken

Een aanzienlijk aantal lhbti-kinderen ervaart vooroordelen, geweld en andere schadelijke praktijken binnen het gezin. De acceptatie van deze kinderen is nog steeds moeilijk voor veel ouders en andere familieleden, ook in Nederland. Uit een onderzoek van het Europees Bureau voor de grondrechten (FRA) over de ervaringen van discriminatie en geweld van seksuele minderheden, blijkt dat 48 procent van de jongvolwassenen niet of nauwelijks open is over hun seksuele identiteit naar familieleden.230 Wanneer ze – ongeacht een coming-out – gedwongen worden hun familie te verlaten, lopen jonge lhbti-mensen een groot risico dakloos te worden. In Nederland is geen landelijk onderzoek verricht met betrekking tot het aantal lhbti-mensen onder de dak- en thuislozen,231 hoewel landelijk kennisinstituut Movisie in opdracht van de gemeente Amsterdam wel onderzoek heeft gedaan naar de ervaringen en behoeften van deze jongeren.232

Volgens Canadees-Amerikaans onderzoek is onder dak- en thuisloze jongeren sprake van een oververtegenwoordiging van seksuele minderheden. Naar schatting identificeert 25 tot 40% van de dak- en thuisloze jongeren zich als behorend tot een seksuele minderheid.233 De belangrijkste oorzaak van dakloosheid wordt gevonden in afwijzing of non-acceptatie van ouders of andere familieleden.234 Dat een openlijke coming-out richting de ouders niet vanzelfsprekend is, geldt in het bijzonder voor orthodox-religieuze gemeenschappen.235

Het VN-Kinderrechtencomité dringt er bij overheden op aan doeltreffend actie te ondernemen om lhbti-jongeren te beschermen tegen alle vormen van geweld, discriminatie of pesten door mensen bewuster te maken van de gevolgen en door veiligheids- en ondersteuningsmaatregelen te implementeren.236 Als jongeren worden uitgestoten uit hun

229 Varadan 2019, 319-320.

230 EU Fundamental Rights Agency, ‘EU LGBT survey – European Union lesbian, gay, bisexual and transgender survey – Results at a glance’ (mei 2013), 25.

231 Maurits Boote, ‘Dakloze LHBT-jongere wordt vergeten in onze maatschappij’, 5 maart 2015, Het Parool.

232 De Groot et al 2018.

233 Edidin et al 2012, 357.

234 Durso & Gates 2012, 4-5.

235 Bergen 2010, 202. Zie ook Wilcox 2003.

236 VN-Kinderrechtencomité, Algemene opmerking nr. 20, VN-document CRC/GC/20 (2016), par. 34.

familie of effectief worden gedwongen om hun ouderlijk huis te verlaten op grond van hun seksuele identiteit, moet de vraag worden gesteld waar de grens ligt voor overheidsingrijpen en de noodzaak voor preventieve maatregelen van overheidswege. Een grond voor ingrijpen kan wellicht worden gevonden in het terugdringen van psychische mishandeling.

3.4.3 Psychische mishandeling

Van psychische of emotionele mishandeling is sprake “wanneer ouders niet-incidenteel vijandigheid of afwijzing” richting het kind vertonen.237 Hieronder vallen verbale dreigingen, vernederingen, sociale isolatie, intimidatie en onredelijke eisen. Het kind leeft in angst en onzekerheid doordat het bijvoorbeeld regelmatig wordt uitgescholden of het herhaaldelijk te horen krijgt dat het niet gewenst is. Verbaal geweld omvat niet enkel negatieve opmerkingen tegen het kind zelf, maar ook denigrerende uitlatingen tegenover anderen in de aanwezigheid van het kind.238 Als een kind niet kan rekenen op liefde, warmte, geborgenheid, steun en voldoende ruimte om te ontwikkelen, kan sprake zijn van emotionele verwaarlozing.239 Het voortbestaan van individuele kinderen en hun “lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling”240 worden ernstig bedreigd door geweld.241 Dit leidt op lange termijn tot specifieke problematiek voor seksuele minderheden.

Het VN-Comité voor de Rechten van het Kind maakt zich grote zorgen over het hoge percentage zelfmoorden onder jongvolwassenen in het algemeen.242 Jongeren met een

‘niet-conventionele’ seksuele identiteit lopen echter een nog hoger risico op zelfbedreigend (suïcidaal) gedrag dan heteroseksuele en cisgender leeftijdsgenoten. Hier liggen moeilijkheden bij zelfacceptatie en sociale stigmatisering aan ten grondslag.243 Wetgeving die seksuele minderheden van gelijke rechten voorziet, kan dergelijke gevoelens van stigmatisering doen afnemen.244 Desondanks blijft het aantal zelfmoorden onder lhbti-personen aanzienlijk hoog.

237 Vink et al 2016, 1.1.2.

238 Putte et al 2013, 395.

239 Vink et al 2016, 1.1.4.

240 Art. 27 lid 1 IVRK.

241 VN-Kinderrechtencomité, Algemene opmerking nr. 13, VN-document CRC/C/GC/13 (2011), par. 15.

242 VN-Kinderrechtencomité, Algemene opmerking nr. 4, VN-document CRC/GC/2003/4 (2003), par. 22.

243 Giacomo et al 2018, 1152.

244 R. Savage, ‘Suicides fall with gay marriage in Sweden, Denmark as stigma fades’, 14 november 2019, Reuters.

3.5Conclusie

Door nieuwe pedagogische inzichten en gezaghebbende uitspraken van mensen- en kinderrechtenautoriteiten, is het belang van het kind sterk aan verandering onderhevig.

Kinderen hebben een recht op eerbieding van hun identiteit op een wijze waarbij in toenemende mate ruimte moet worden geboden aan de ontwikkeling van hun seksualiteit.

Ieder kind neemt daarin op autonome wijze, in lijn met de zich ontwikkelende vermogens van het kind, zelf de leiding.

Kinderen die behoren tot een seksuele minderheid moeten worden ondersteund door wetgeving en voorlichting teneinde het stigma op lhbti-personen en discriminatie tegen hen gericht te verminderen. Ouders hebben daartoe een bijzondere en zwaarwegende verantwoordelijkheid in de bescherming van kinderen tegen schadelijke praktijken en geweld, en de bevordering van een gezonde ontwikkeling, ook indien het kind een seksuele identiteit heeft die strijdig is met de opvattingen van de ouder. De overheid moet ouders ondersteunen, preventiemaatregelen nemen, wetgeving gelijktrekken en ingrijpen indien absoluut noodzakelijk.

De Nashvilleverklaring heeft aangetoond dat ook in Nederland opvattingen bestaan die schuren met de vrije seksuele identiteitsvorming van lhbti-jongeren. Naast de verantwoordelijk van ouders, is het de vraag welke rol de Nederlandse staat speelt en hoe de kinderrechtelijke bepalingen doorwerken in ons rechtsstelsel. Dit komt aan bod in het volgende hoofdstuk.