• No results found

Berijmde middelnederlandse gezondheidsleer ‘Alsoet Aristoteles Alexander Oversonde’

door Prof. Dr. W.L. Braekman

Enige tijd geleden heeft de afdeling Handschriften van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel een interessant Middelnederlands medisch manuscript kunnen verwerven. Deze codex (Hs. IV 958), waarvan het bestaan tot dan toe volledig onbekend was gebleven, is afkomstig uit het archief van het Sint-Niklaashospitaal te Edingen. Dit hospitaal bestond aldaar sinds het einde van de dertiende eeuw. Het werd herhaalde malen door brand geteisterd en in 1497 totaal verwoest. Na enkele jaren werd het echter heropgebouwd. Van het archief was na deze brand echter zeer weinig

overgebleven. Naar aanleiding hiervan schrijft Pierre Delattre: ‘ impossible de sauver autre chose que les objets d'église, les précieux statuts de 1319 et le cartulaire de 1380’(1)

.

Het medisch handschrift, dat tussen 1455 en 1470 werd geschreven, heeft blijkbaar de brand wel overleefd, doch is tot voor kort aan de aandacht ontsnapt(2)

.

Het handschrift werd geschreven in een Brabants gekleurd Middelnederlands. Een beknopte inhoudsopgave en een uitvoerige uiterlijke beschrijving werd gegeven door Dr. J. Deschamps, waarnaar het hier moge volstaan te verwijzen(3)

. Alleen wil ik er hier op wijzen dat het grootste gedeelte van de inhoud reeds uit een ander handschrift bekend is (Hs. 1272 van de bibliotheek van de

Rijksuniversi-(1) P. Delattre, ‘Les religieuses augustines d'Enghien et l'Hôpital Saint Nicolas dès origines à 1940’ Annales du Cercle archéologique d'Enghien IX (1952-54), 1-48. Dit wordt bevestigd in het oudere werk van E. Matthieu, Histoire de la ville d'Enghien (Mons, 1876-78), pp. 605-616.

(2) Ik hecht eraan Pater August Roeykens O.F.M. hier te danken voor de welwillend verstrekte informatie in verband met dit Edingse hospitaal. Men zie ook zijn ‘Het oude

Sint-Niklaashospitaal van Edingen’, Het Oude Land van Edingen en Omliggende III (1975), no1. Dank ook aan Dr. J. Deschamps die mijn aandacht op het handschrift heeft gevestigd. (3) Bulletin Koninklijke Bibliotheek Albert I, XVIII (1974), nrs. 8-9, pp. 55-56.

teit te Gent) en een paar jaar geleden ook werd uitgegeven(4) .

Toch bevat dit handschrift enkele, wat men met de nodige omzichtigheid en misschien alleen voorlopig - unieke teksten zou kunnen noemen, nl. een aantal geneeskundige recepten(5)

. Het is op deze teksten dat de waarde ervan hoofdzakelijk gebaseerd is.

Naast deze korte prozatekstjes bevat het handschrift ook een berijmde, doch als proza geschreven gezondheidsleer, en het is deze tekst die het voorwerp van deze studie uitmaakt.

Het gedicht komt in het handschrift voor op fols. 34r.-36r. In totaal telt het 302 meestal paarsgerijmde verzen, met als titel: ‘Dit es hoemen leuen sal nae der gesonden alsoet aristoteles alexander ouersonde’. De tekst in zijn geheel is zonder twijfel als een gezondheidsleer te bestempelen, doch bij nader toezien kan men er een vijftal onderdelen in onderscheiden. Eerst worden aanwijzingen gegeven voor wat men doen moet bij het opstaan, gevolgd door beschouwingen over de voor- en nadelen van de slaap, b.v. vóór en na het eten, of op de linker of de rechter zijde. In een derde onderdeel bespreekt de auteur de vier seizoenen en de hygiënische en diëtische voorschriften die in elk jaargetijde dienen onderhouden te worden. De twee laatste delen zijn gewijd aan wat het lichaam respectievelijk vet maakt of wat doet

‘verdroghen’.

Dit gedicht is nog uit twee andere handschriften bekend. Het komt immers eveneens voor in het laat-vijftiende-eeuwse Hs. Leiden, U.B. Codex Voss. Chym. Octavo 6 (fols. 111r-112r)(6)

en in K.B. Brussel, Hs. 19.308, fols. 33v-39v. Het laatstgenoemde handschrift, in de veertiende eeuw op perkament geschreven, bevat een uit drie delen bestaand gedicht, dat naar v.26 ‘Van Smeinscen Lede’ genoemd wordt en in totaal 2027 vv .omvat(7)

. Het eerste deel bevat een

ontleed-(4) Het urinetraktaat door W. Braekman und G. Keil, ‘Die “Vlaamsche leringe van orine” in einer niederfränkischen Fassung des 14. Jahrhunderts’, Niederdeutsche Mitteilungen XXIV (1968), 75-125; het grootste gedeelte van de receptenverzameling in W.L. Braekman,

Middelnederlandse Geneeskundige Recepten (K.V.A. Gent, 1970), no1-416.

(5) Een uitgave van deze recepten, samen met een bespreking van de inhoud van het handschrift, hoop ik binnen afzienbare tijd te kunnen laten volgen.

(6) R. Jansen-Sieben, Middelnederlandse Vakliteratuur, in: G. Keil und P. Assion (eds),

Fachprosaforschung (Berlin, 1974), p. 47.

(7) De tekst werd uitgegevn door L. Elaut, Van Smeinscen Lede. Een Middelnederlands

Geneeskundig Geschrift. Zijn Betekenis in het Raam van de Medische Literatuur der dertiende Eeuw (Sint-Niklaas, 1956).

55

kunde en een verrichtingsleer, geordend a capite ad calces, het tweede is een verloskundige verhandeling, voorafgegaan door de ontwikkelingsstadia van het menselijk embryo. Het derde en laatste deel is de gezondheidsleer die bestaat uit een inleiding (vv. 1690-1725) en de eigenlijke hygiënische raadgevingen (vv. 1726-2023) die 302 vv. omvatten.

De inleiding komt in het Edingse handschrift niet voor maar de eigenlijke

gezondheidsleer is, op detailverschillen na, dezelfde in het Brusselse en het Edingse handschrift. Dit is wellicht eveneens het geval voor de hierboven vermelde Leidense codex, waarvan ik de tekst echter niet heb kunnen vergelijken.

Zoals hierna bij de tekstuitgave nog zal blijken, heeft de Edingse versie in enkele gevallen een lezing die beter is dan die uit het honderd jaar oudere Van Scmeinscen

Lede (ML): vv. 71, 131, 191, 192, 249, 253, maar nog veel groter is het aantal plaatsen

waar het omgekeerde het geval is: vv. 44, 56, 94, 97, 135, 151, 157-58, 187, 326, 292 en 299.

Verscheidene argumenten werden bij vroegere uitgaven naar voor gebracht om ML als een jeugdwerk van Jacob Van Maerlant te beschouwen(8)

. Alhoewel dit uiteraard moeilijk onomstootbaar kan worden bewezen, is het inderdaad een

aantrekkelijke hypothese, waarmee we ons echter in het kader van deze bijdrage niet verder kunnen inlaten(9)

.

Zoals reeds L. Elaut en J. Deschamps hebben opgemerkt is dit gedicht een vertaling van de Epistola Aristotelis ad Alexandrum de conservatione corporis humani, welke brief ‘op zijn beurt een vertaling (is) van een gedeelte uit “Sirr-al-Asrar”, een Arabische levensleer’(10)

.

Het is aangewezen daarop even nader in te gaan, ten einde de Mnl. tekst in zijn historisch kader te kunnen situeren.

Het Arabische, nog onuitgegeven werk Sirr-al-Asrâr, d.i. Secreta Secretorum, is een beroemd uitvoerig geschrift van sterk verscheiden inhoud, dat in vele

handschriften is overgeleverd en wel in twee redacties. De zogenaamde B-versie, die tien traktaten bevat, wordt algemeen, op

(8) L. Elaut, Op. cit., pp. 73-78. (9) L. Elaut, Op. cit., pp. 17-18. (10) Bulletin, 550.

Steinschneiders gezag(11)

beschouwd als het dichtst bij het origineel te staan. Op deze B-versie is een Latijnse vertaling gebaseerd, die ontstond bij het begin van de dertiende eeuw en op naam staat van Philippus Tripolitanus. De tekst ervan is in een druk van 1520 volledig bewaard. Hij wijkt van de Arabische handschriften af door een gewijzigde volgorde van de traktaten. Zo zijn in de Arabische versie de

gezondheidsleer en de fysiognomie verbonden, maar bij Philippus komen ze gescheiden voor.

De tweede Arabische versie, de zg. A-redactie, is korter dan de Bversie en telt slechts acht i.pl.v. tien traktaten. Op deze A-versie gaat een Hebreeuwse vertaling terug(12)

en ook, en dit is in verband met de Mnl. tekst wel heel belangrijk, een gedeeltelijke Latijnse vertaling, het zg. Regimen sanitatis van Johannes Hispalensis, dat ook wel Epistola genoemd wordt.

Deze Epistola ontstond in de eerste helft van de twaalfde eeuw, een tijd die getuige was van de blijvende en met wisselende kansen verlopende strijd tussen de Islam en het Westerse Christendom. Deze strijd werd uitgevochten in en om het jonge koninkrijk Jeruzalem in het Oosten en op het Iberische schiereiland in het Westen. In deze hevige strijd werd de diepe rassenhaat nog aangewakkerd door twee fanatiek tegenover elkaar staande godsdiensten.

Een belangrijk begeleidend verschijnsel van deze strijd was evenwel dat beide sterk verschillende culturen elkaar geleidelijk gingen beïnvloeden. Dank zij, of in weerwil van deze vijandschap, werden in deze periode allerlei intellectuele contacten tot stand gebracht(13)

.

In Spanje ontstond, onder de bescherming van de aartsbisschop van Toledo, een stad die pas sedert 1085 op de Moren was heroverd, kort na 1130 een beroemde vertaalschool, waar Arabische werken op grote schaal in het Latijn werden overgezet. Hierdoor werd een deel van de Arabische cultuur voor het Westen toegankelijk gemaakt. Langs de Arabieren om kwam Westeuropa aldus ook opnieuw in contact met de Griekse wetenschap, zodat deze periode te recht als ‘une première

(11) M. Steinschneider, Die Hebraïschen Uebersetzungen des Mittelalters und die Juden als

Dolmetscher (Berlin, 1893), I, p. 248.

(12) Uitgegeven door M. Gaster, samen met een Engelse vertaling, in: The Journal of the Royal

Asiatic Society (1908), 111 e.v. en 1065 e.v.

57

renaissance pour les esprits curieux de ce temps’(14)

kan worden beschouwd. Toledo was een zeer geschikte plaats voor een dergelijke vertaalschool.

Tweetaligheid was er immers sterk verspreid als gevolg van de lange bezetting door de Moren. Ook was er een soort pragmatische verdraagzaamheid gegroeid tussen Joden, Arabieren, de Oudgotische Mozarabische bevolking en de uit het Noorden naar hier overgekomen Spanjaarden. Alleen deze tolerantie verklaart de aanwezigheid op deze vertaalschool van Johannes van Toledo of Johannes Ben David, een Jood die zich later liet dopen en van dan af meestal Johannes Hispalensis genoemd wordt. Deze vertaler heeft een buitengewone bedrijvigheid aan de dag gelegd. Hij vertaalde talrijke Arabische wetenschappelijke werken in het Latijn. Zijn werkterrein lag vooral op het gebied van de mathematische en astronomische teksten. Met de vertaling van de Epistola begaf hij zich echter ook op het gebied van de medische literatuur.

De Epistola kende een grote verspreiding in het middeleeuwse Westeuropa(15) . Naar schatting is het traktaatje in ongeveer honderd middeleeuwse handschriften bewaard(16)

. Dit werkje werd ook opgenomen in encyclopedische werken als de De

Natura Rerum van Thomas van Cantimpré, waar het deel uitmaakt van het eerste

boek, de Liber de Anathomia corporis humani. In druk is het traktaatje echter moeilijk toegankelijk gebleven. Het werd pas in 1883 uitgegeven(17)

op basis van verscheidene handschriften die in Engeland bewaard worden. Al deze handschriften dateren echter uit de veertiende eeuw.

Der-(14) Clerval, ‘Herman le Dalmate et les premières traductions latines de traités arabes d'astronomie au Moyen-âge’, in: Compte rendu du 11e Congres scientifique internat. des Catholiques (Paris, 1891), p. 163.

(15) Er zijn twee middeleeuwse Duitse berijmde versies bekend en talrijke prozabewerkingen: cf. W. Hirth, Studien zu den Gesundheitslehren des sogenannten ‘Secretum Secretorum’.

Unter besonder Berücksichtigung der Prosaüberlieferungen (Doct. Diss., Heidelberg, 1969),

p. 121. Men vgl. ook W. Hirth, ‘Die älteste deutsche “Sirr-al-Asrâr”-Ueberlieferug. Zur hoch- und spätmittelalterlichen Tradierung arabischer Diätik’, Mediz. Monatschrift XXVIII (1974), 495-501.

(16) M. Steinschneider, Op. cit. I, p. 248.

(17) H. Suchier, Denkmäler provenz. Lit. und Sprache (Halle, 1883), I, p. 529 e.v.

tig jaar later werd de tekst nogmaals uitgegeven, ditmaal naar een codex uit de twaalfde eeuw, door Johannes Brinkmann(18)

. Het is deze tekst die hier ter vergelijking wordt geciteerd.

De Middelnederlandse vertaling van de Epistola, die hier naar het Edingse handschrift wordt uitgegeven, volgt de Latijnse tekst op de voet(19)

, maar laat de uitvoerige inleiding geheel weg, dit in tegenstelling met de versie die voorkomt in ML, zoals hierboven reeds werd opgemerkt. In deze inleiding vermeldt Johannes zelf dat hij geput heeft uit het Arabische werk Sirr-al-Asrar. Aan het ontstaan ervan worden de namen van Aristoteles en van Alexander van Macedonië verbonden. Deze twee namen, die hier als dekmantel voor de waarde van de inhoud worden naar voren gebracht, zijn naar middeleeuwse maatstaven natuurlijk de beste garantie en verlenen aan het geheel een grote autoriteit.

Ook treft men in deze inleiding de karakteristieke geheimzinnigheid aan rond het vinden van dit traktaatje. Het was geschreven in gouden letters en werd gevonden in de zonnetempel op aanwijzing van een wijze en vrome grijsaard. Een dergelijke, gans ongewone herkomst, is een kenmerk dat in vele korte middeleeuwse traktaatjes wordt aangetroffen(20)

. Het is bedoeld om het geheim en dus belangrijk en waardevol karakter van de tekst te verhogen en hem te hullen in een waas van geheimzinnigheid die hem in middeleeuwse ogen aantrekkelijker en geloofwaardiger diende te maken.

(18) J. Brinkmann, Die apokryphen Gesundheitsregeln des Aristoteles für Alexander den Grossen

in der Uebersetzung des Johann von Toledo (Inaug.-Diss., Univ. Leipzig, 1914).

(19) Een enkele uitzondering echter: de slotalinea van de Lat. tekst komt in de Mnl. versie voor bij het begin van onderdeel III (zie bij de tekst, hierna).

(20) Men vgl. de ‘Secreta Hippocratis’, een serie voorspellingen van de naderende dood in L.J. Vandewiele, ‘Dit siin .24. tekenen der doot die Ypocras met hem dede graven. Een

Middelnederlands traktaat uit de XIVoEeuw’, Biologisch Jaarboek Dodonaea XXXII (1964), 393-401. Men vgl. ook W.L. Braekman, Middelnederlandse Geneeskundige Recepten (K.V.A. Gent, 1970), p. 375, aantekening bij no1126, en de zg. ‘Himmelsbriefe’ in A. Jacoby, ‘Heilige Längenmasse. Eine Untersuchung zur Geschichte der Amulette’, Schweiz. Archiv f. Volksk. XXIX (1929), 1-17 en 181-216.

59

Deze inleiding tot de Latijnse tekst luidt als volgt: Dominae T.(21)

dei gratia hispaniarum reginae Johannes Hispaniensis salutem. Cum de utilitate corporis tractaremus et a me, quasi essem medicus, vestra nobilitas quereret brevem libellum de observatione diaetae vel de continentia corporis, id est qualiter se debeant continere, qui sanitatem corporis id est quam cupiunt servare; accidit dum ut cogitarem et vestrae iussioni obedire, huius rei exemplar Aristotelis philosophi Alexandro editum repente menti occurreret, quod excerpsi de libro, qui arabice appelatur Cyrocese(22)

id est secretum secretorum, quem fecit, sicut praedixi, Aristoteles philosophus Alexandro regi de dispositione regiminis, in quo continentur multa regibus utilia, quae quidam niterpres iussu imperatoris sui cum multo labore quesivit, de cuius inventione idem sic ait:

‘Egressus sum diligenter inquirere, quod mihi praeceptum est ab imperatore, et non cessavi sollicite circuire loca et templa in quibus suspicabar philosophos sua abscondisse opera, donec pervenirem ad quoddam altare, quod sibi aedificaverat Hermes, in quo sol venerabatur a quibusdam. Ibidem inveni quendam senem prudentem et religiousum, moribus ornatum; huic adhaesi, huic placere studui et verbis dulcissimis eum lenivi, quousque secretum locum mihi detegeret, in quo inveni plura philosophicorum secreta. Inter quae hunc libellum aureis litteris scriptum inveni et sic invento, quod querebam, cum gaudio reversus sum et vix tandem inveniens de graeco in arabicum transtuli’,

ex quo ego praesens opusculum in latinum transtuli. Possideat hoc opus nobilitas vestra deo iubente cum corporis incolumitate.

Alexander, cum sit homo corpus corruptibile et ei accidat calor et humor, qui in ipso sunt corruptio, visum est mihi, quaedam tibi scribere utilia et omnino necessaria ex secretis artis medicinae, quibus contentus eris, maxime cum sit inhonestum, quod appareant medicis infirmitates regis. Si autem hoc exemplar perspexeris et iuxta preciosum ordinem conservatus fueris, medico non indigebis exceptis in his accidentiis bellicis sive percussionibus et ceteris, quae omnino vtare non pussunt.

Een gedeelte van deze inleiding komt voor in de versie van de Epistola, zoals die in ML aangetroffen wordt (vv. 1690-1725):

Hier muechidi voort leren an Hoe dat daghelix de man Leuen sal, daerhi bi can, Vp dathem god der eren ian Sonder euel bi mach wesen.

(21) Dit is Tharasia, dochter van de Spaanse koning Alfons VI, die graaf Hendrik van Boergondië huwde en de moeder werd van de eerste koning van Portugal. Gedurende de minderjarigheid van haar zoon was deze Theresia van Portugal regentes van 1120 tot 1128. Ze stierf in 1130. (22) Corrupt voor Sirr-al-asrâr.

Aristotiles, als wij lesen,

Screeft zinen discipel vut vercoren, Alexanders, als wijt horen,

Ende noomde den bouc ooc mede: Bedect van alre hemelichede, Want hine node wilde openbaren. Sident vant men den bouc te waren In eens Jupiters outaer,

Ende al ghescreuen, weit vor waer, Met letteren van finen goude. Dus screef aristotiles doude Tote alexander, zinen clerc, Doe hi beghinnen zoude twerc. Alexanders den coninc Send aristotiles dese dinc, Want dat vleesch bederflic es Ende hem bederuenesse merct des, An leget biden humueren,

Die in hem zijn bi naturen. Sone willic niet laten bliuen, In wille in dit werc scriuen Some dinc die nuttelic es Ende orborlic; nu merke des, Vuter hemeliker medicine Salict nemen met mire pine; Beziestu desen exemplare wel Ende dudus leues, ende niet el, Dune heues wat doen van ficisiene, En zij van zaken die te gesciene Gezet zijn, die gheen man Met luste gescuwen can.

In de late middeleeuwen, vooral in de veertiende en vijftiende eeuwen, is er een ware overvloed van allerhande gezondheidsvoorschriften. Men schreef regimina onder allerlei klinkende titels en schreef ze toe aan verscheidene eerbiedwaardige

autoriteiten. Men stelde algemene gezondheidsregels samen en ook specifieke tegen elke ziekte afzonderlijk, voor allerhande levensomstandigheden, voor land- en zeereizen, voor kinderen en voor ouden van dagen. Kortom men stelde het

pu-61

bliek alle mogelijke, van een praktisch standpunt gezien, wetenswaardige diëtische voorschriften ter hand in een bondige en duidelijk op de dagelijkse praktijk afgestemde vorm. De Aristoteles-brief is het oudste Latijnse traktaat op dit gebied. Later werd hij gevolgd door gelijkaardige werkjes van de hand van Arnaldus van Villanova, het

Regimen sanitatis Salernitanum, dat duidelijk bepaalde voorschriften aan de Epistola

ontleende(23)

, vooral dan bij de voorschriften voor de vier seizoenen(24)

. Ook Willem van Saliceto en Thadeus Florentinus stelden gelijkaardige traktaatjes samen.

Het streven van de mens om zo oud mogelijk te worden is van alle tijden. Nog heden ten dage leest men geregeld van iemand die naar aanleiding van zijn honderdste verjaardag gevierd wordt en daarbij de levenswijze aangeeft waaraan hij zijn benijdenswaardige leeftijd toeschrijft. Dan krijgt men allerhande, goedgemeende doch niet steeds even betrouwbare levensregels te lezen. In feite zijn we zelfs tot op heden niet helemaal vrij van de invloed van de Epistola-levensregels. Voorschriften als ‘drink niet onder de maaltijd’ (vv. 92-104), of ‘slaap op deze of op gene zijde’ (vv. 109 e.v.) die thans nog algemeen bekend zijn, blijken immers ook reeds in de

Epistola voor te komen.

Ook in de Nederlanden zijn traktaatjes, waarin gezondheidsvoorschriften staan opgetekend, van oudsher bekend geweest. Het oudste regimen dateert nog uit de eerste helft van de dertiende eeuw(25)

. Het is geschreven in proza doch enkele berijmde passages wijzen erop dat het tenminste gedeeltelijk steunt op een nog oudere berijmde versie die in de pre-Veldekiaanse traditie thuishoort. Drie andere Mnl. regimina zijn bekend, waarvan er een uit de veertiende(26)

, de twee overige uit de vijftiende eeuw stammen(27)

. Nog andere regimina zijn in handschriften bewaard(28) .

(23) J. Brinkmann, Op. cit., pp. 32-34.

(24) A.A. Verdenius, Jacob van Maerlant's Heimelijkheid der Heimelijkheden (Amsterdam, 1917), pp. 43-46.

(25) Herhaaldelijk uitgeven, het laatst door W. Braekman en M. Gysseling, ‘Het Utrechtse Kalendarium van 1253 met de Noordlimburgse Gezondheidsregels’, VMKVA (1967), 575-635. (26) R. Jansen-Sieben, ‘Een Middelnederlands Maandregimen uit de 14o

Eeuw’, VMKVA (1971), 171-209.

(27) W.L. Braekman, Middelnederlandse Geneeskundige Recepten, pp. 330-332 en P.A. Thijm,

Kalender en Gezondheidsregels getrokken uit het Handschrift der Boekerij van de Hoogeschool te Leuven... (K.V.A. Gent, 1893).

(28) R. Jansen-Sieben, Middelnederlandse Vakliteratuur, p. 50.

Al deze Mnl. gezondheidsregels zijn maandregimina, daar ze voorschriften geven voor elk van de maanden van het jaar. Dit type van regimen komt reeds - in het Latijn dan - bij Beda Venerabilis voor (ob. 732) en behoort tot een oeroude traditie die blijkbaar helemaal los staat van de voorschriften zoals die in de Epistola aangetroffen worden.

Deze Epistola is een gedeelte uit de Secreta secretorum dat, zoals gezegd, door Johannes Hispalensis tot een afzonderlijk traktaatje werd herschreven en als dusdanig een zelfstandig bestaan heeft geleid. Dit is ook nog voor andere delen uit het Arabische werk het geval. Het deel dat handelt over de strategie, dat over de stenen en de