• No results found

8. Mogelijkheden voor emissiereductie in de landbouw

8.8 Beperking van methaanemissie op bedrijfsniveau

De grootte van de emissie van methaan uit de landbouw wordt primair bepaald door de omvang van de veestapel, met name de aantallen herkauwers, de hoeveelheid mest die wordt geproduceerd en de vorm en duur van de opslag van mest. In praktische zin kan de boer het rantsoen van het vee en de wijze en duur van de mestopslag beïnvloeden alsook de hoeveelheid mest die in de mestopslag terechtkomt en niet in de wei. Via toevoeging van additieven aan mest kan de emissie verder worden beïnvloed. Het aantal additieven dat de emissie van methaan uit mest fors vermindert, zonder nadelige neveneffecten, is gering. De boer kan in principe kiezen uit een aantal strategieën:

- aanpassing van het rantsoen waarbij minder methaan wordt gevormd hetgeen vaak samengaat met beperkt weiden van rundvee en de mogelijkheid in de stal ruwvoer te geven;

- de vorming van methaan bevorderen in mestvergistingsinstallaties (vergisting of co- vergisting) en het gevormde methaan vervolgens benutten voor energievoorziening; - de vorming van methaan onderdrukken door licht aanzuren, temperatuurverlaging,

additieven bij mestopslag;

- het gevormde methaan opvangen, bijvoorbeeld via een moleculaire zeef, en affakke- len waarbij CO2 wordt geëmitteerd dat een minder sterk broeikasgas is dan methaan; - verbetering van het grondwaterpeil in natuurgraslanden waarbij de methaanemissies

verminderen.

Strategie (ii) heeft de laatste 10 jaar aandacht gehad in het onderzoek en staat nu op- nieuw in de belangstelling, in verband met de hernieuwde belangstelling voor de winning van energie uit biomassa. Tot nu zijn de kosten van methaanwinning veel groter dan de waarde van de energie van het gewonnen methaan. Dat hangt samen met de geringe ener- getische waarde van dierlijke mest en ook met de huidige lage prijs voor energie (lage olieprijs op de wereldmarkt). De strategieën (iii) en (iv) zijn tot nu toe niet of onvoldoende verkend. Vooral voor de wat kleinere mestopslagen lijken dit goede alternatieven voor strategie (ii). Een aantal van deze mogelijkheden zijn onlangs in het kader van ROB onder- zoekprojecten verkend (referenties) en wijzen op een reductiepotentieel van 1,5 - 3,0 Mton CO2-equivalenten.

8.9 Conclusies

Methaan (CH4) en lachgas (N2O) zijn de belangrijkste broeikasgassen die tot de 'overige broeikasgassen' worden gerekend. Landbouw is een belangrijke oorzaak van de emissie van lachgas en methaan in Nederland. In de tweede helft van de vorige eeuw is de emissie van lachgas en methaan uit de landbouw in Nederland steeds verder toegenomen. Op dit moment staat de Nederlandse landbouw aan het begin van een geprognosticeerde vermin- dering van de emissie van lachgas en methaan in de orde van 20-25%. Dit is een gevolg van de afname van omvang van de veestapel (rundvee) en van de mestproductie (varkens en runderen). Iedere maatregel die deze afname tot gevolg heeft, ondersteunt daarom be- leid gericht op het terugdringen van emissies van broeikasgassen. De Nederlandse overheid

opteert voor een verdere afname van de emissie van lachgas en methaan in het klimaatbe- leid. Mogelijkheden hiertoe worden onderzocht in het kader van het Reductieplan Overige Broeikasgassen (Anon, 1999). Naast effecten via volume is de realisatie van een toename van de stikstofefficiëntie naar verwachting het meest effectief om de emissie van lachgas te verminderen. Binnen het Reductieplan Overige Broeikasgassen is een reductiepotentieel van 0,5 - 3,5 Mton CO2-equivalenten geschat voor lachgas op basis van literatuuronder- zoek en systeemanalyse. Er worden voorstellen voor Goede Landbouw Praktijken ontwikkeld en getoetst in praktijksituaties voor onder andere beweidingsduur en intensiteit, bemestingsstrategie op bouw- en grasland, graslandbeheer (klavergrasland en graslandver- betering), beheer en inzet van gewasresten en waterbeheer en verder precisiebemesting en toepassing van vergiste mest op akkerland.

De reductie van methaan kan worden teruggebracht door toepassing van mestvergis- ting (reductie van 0,6 Mton CO2-equivalenten) of co-vergisting van mest met afvallen (0,7 - 1,5 Mton CO2-equivalenten), door affakkelen van methaan uit bestaande mestopslagen en bijvoedering van vee (nog onbekende reductie).

Met behulp van deze technologie is een reductie van emissie van lachgas en methaan uit de landbouw met 50% ten opzichte van de huidige omvang van emissies mogelijk. Weinig van de suggesties zijn tot op heden getoetst in het veld en nog minder worden toe- gepast in de praktijk. Het succes van deze maatregelen met toepassing van soms innovatieve technologieën hangt in sterke mate af van de bijdrage aan de oplossing van an- dere problemen binnen de landbouw en inpasbaarheid in bijvoorbeeld maatregelen die worden voorgesteld binnen Minas en het handhaven van de EU-nitraatrichtlijn.

Literatuur

Amstel, A.R. van et al., Greenhouse gas emissions in the Netherlands 1990, 1991, 1992 and projections for 1990 - 2010. RIVM rapport 773001003. RIVM, Bilthoven, pp. 93, 1994.

Anon, Projectenplan 'Projecten LNV in het kader van ROB (Reductie Overige Broeikas- gassen). Ministerie van LNV en NOVEM, Utrecht, 1999.

IPCC, Revised 1996 IPCC Guidelines for National Greenhouse Gas Inventories. OECD/OCDE, Paris, 1997.

Kroeze, C., Potential for mitigation of emissions of nitrous oxide (N2O) from the Nether-

lands (1980-2015). Ambio 27, 118-122, 1998.

Kuikman, P.J., F.J.E. van der Bolt, W.J. Corré, J.G. Kroes, A. van den Pol-van Dasselaar, Th.V. Vellinga en G.L. Velthof, Reductie lachgasemissie door ontwikkeling van 'Best Ma- nagement Practices': Samenvatting van systeemanalyses in ROB Cluster 1. Alterra rapport 62538.doc. Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, blz. 36, 2000. Olivier, J.G.J., R. Thomas, L.J. Brandes, J.A.H.W. Peters and P.W.H.G. Coenen, Greenhouse Gas Emissions in the Netherlands 1990 - 1999. National Inventory Report 2001. RIVM report 773201 005, Bilthoven, pp.106, 2001.

Oenema, O., G.L. Velthof and P.J. Kuikman, Technical and policy aspects of strategies to decrease greenhouse gas emissions from agriculture. Nutrient Cycling in Agroecosystems (in press), 2000.

Oenema, O., G.L. Velthof, S. Yamulki and S.C. Jarvis, Nitrous oxide emissions from gra- zed grassland. Soil Use and Management 13:288-295, 1977.

RIVM, Nationale Milieu Verkenning 4. Samson-Tjeenk Willink, Alphen aan de Rijn, Ne- derland, 1997.

RIVM, Nationale Milieu Verkenning 5 2000 - 2030. Tjeenk Willing, Alphen aan de Rijn, Nederland, pp. 271, 2000.

Robertson, G.P., E.A. Paul and R.R. Harwood, Greenhouse Gases in Intensive Agriculture: Contributions of Individual Gases to the Radiative Forcing of the Atmosphere. Science 289: 1922-1925, 2000.

Velthof, G.L., O. Oenema, R. Postma and M.L. van Beusichem, Effects of type and amount of applied nitrogen fertilizer on nitrous oxide fluxes from intensively managed grassland. Nutrient Cycling in Agroecosystems 46, 257-267, 1997.

VROM, Uitvoeringsnota Klimaatbeleid. Deel I: Binnenlandse maatregelen. Ministerie van VROM, Den Haag, Juni 1999.