• No results found

Het tijdstip van enquêteren

4. Beoordeling percelen

De vraag of de percelen van de bedrijven die deelnemen aan het project Multifunctionele Gras- en Bouwlanden een verhogend effect hebben op de beleving van het landschap werd eveneens getoetst. De ligging van deze percelen is weergegeven in Figuur 8. Een volledig overzicht met legenda van deze figuur is opgenomen in Bijlage II. In dit hoofdstuk beschrijven wij de aanpak en de resultaten van deze beoordeling. Ook is een discussie opgenomen waarin wij aangeven welke risico’s (zwakheden, onvolle- digheden) deze toetsing heeft.

Figuur 8. Betrokken percelen van de aan het project Multifunctionele Gras- en Bouwlanden deelnemende bedrijven.

4.1

Aanpak

De beoordeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2003. Dit was de laatste dag van het veldwerk, na het afnemen van de enquêtes.

De percelen zijn door drie of zes personen individueel in het veld beoordeeld. Deze manier van beoor- delen stelt ons in staat om een overzicht van de gekozen criteria te krijgen. Deze criteria waaruit gekozen kon worden zijn vooraf door ons vastgesteld (zie Bijlage III). Door middel van een individuele beoor- deling kan achteraf onderzocht worden of onze uitkomsten samenhang vertonen, ofwel consistent zijn. Er os gekozen voor veldonderzoek omdat op deze manier de percelen beoordeeld konden worden op de themavragen die hieronder staan vermeld. Deze thema’s zijn ook gebruikt voor het opstellen van de enquête (zie paragraaf 3.2).

Thema 1: Wat is het aandeel bloemen op het perceel? Thema 2: Wat is de kleur van de bloemen op het perceel?

Thema 3: Wat is het aandeel bloemen dat in de bermen aanwezig is? Thema 4: Welk gewas wordt verbouwd op het perceel?

Thema 5: Wat voor een perceelafscheiding is toegepast? Thema 6: Wat voor type grasland is op het perceel aanwezig? Thema 7: Is er sprake van een es?

Thema 8: In welke mate is de aanwezige sloot natuurlijk of gecultiveerd? Thema 9: Is het perceel grootschalig of kleinschalig?

Thema 10: Is er water aanwezig en zo ja in welke vorm?

Thema 11: Bevindt het perceel zich in een open of een gesloten landschap? Thema 12: In welke mate is er sprake van ruigte?

Thema 13: Wat voor type verharding heeft de aangrenzende weg aan het perceel? Thema 14: In welke mate zijn de wegen recht of krom?

Thema 15: Is er bebouwing aanwezig en zo ja wat voor soort? Thema 16: In welke mate is er sprake van afwisseling?

Thema 17: Bevinden zich walnotenbomen op het perceel? Thema 18: In welke mate zijn koeien aanwezig op het perceel? Thema 19: Is het gras gemaaid?

Thema 20: In welke mate heeft het perceel potentie?

(Hierbij is gekeken naar de ligging, het ontwikkelingsstadium van het gewas en de mate waarin de mogelijkheid bestaat dat het gewas zich in de toekomst positief verder kan ontwikkelen met betrekking tot de beleving door mensen.)

Naast de 28 percelen hebben wij ook acht referentiepercelen meegenomen en beoordeeld (zie Bijlage II). Deze referentiepercelen zijn percelen die niet deelnemen aan het programma Multifunctionele bouw- en graslanden. Deze referentiepercelen (zie Figuur 9) zijn meegenomen in het onderzoek om te kijken of er verschillen in beleving zijn tussen de referentiepercelen en de deelnemende percelen.

De acht referentiepercelen moesten aan een aantal voorwaarden voldoen: ten eerste moesten zij verspreid over het studiegebied liggen. Hierdoor is voorkomen dat er een eenzijdig beeld van de referentiepercelen zou ontstaan. Ten tweede moest de keuze van gewassoorten een afspiegeling zijn van de gewassen die aanwezig zijn op de deelnemende percelen. Er is gekozen om drie graslanden, twee graanvelden, twee maïspercelen en één aardappelveld te beoordelen.

De beoordeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2003. Dit was de laatste dag van het veldwerk, na het afnemen van de enquêtes.

Figuur 9. Ligging referentiepercelen.

4.2

Resultaten

De resultaten van de beoordelingen van de percelen zijn verwerkt in een database (zie Bijlage III). Daarbij is gekeken hoe betrouwbaar de uitkomsten van deze beoordelingen zijn.

Bij de verwerking van de individuele beoordeling is er gekeken naar de onderlinge consistentie, met andere woorden: hoeveel personen geven dezelfde beoordeling over een perceel?

In het voorbeeld (zie Figuur 10) wordt aan de hand van perceel 1 uitgelegd hoe wij deze consistentie hebben onderzocht.

De kleurgradaties die in de figuur worden gebruikt, geven aan hoe vaak dezelfde score is gekozen. Bij thema 1 is door vijf personen score 1 toegekend. Daarom zijn deze scores oranje gemarkeerd, zoals in de legenda staat aangegeven. Voor score 2 is maar één keer gekozen; die heeft daarom de kleur geel.

Zo is ook zichtbaar in de figuur dat voor perceel 1 iedereen inzake thema 5 de score ‘gl’ heeft toegekend. De beoordeling is eenduidig: Perceel 1 wordt hier dus duidelijk als grasland ‘gl’ getypeerd. Als een kolom kleurgradiënt 6 heeft, dan is de beoordeling eenduidig en de score maximaal consistent. Wij hebben bepaald dat de beoordeling als consistent wordt aangemerkt als er meer dan 2/3 van de scores hetzelfde is. Over thema 3 in het voorbeeld van Figuur 10 waren de meningen verdeeld; er zijn verschillende scores toegekend. Geen van de scores bereikt de meerderheid van 2/3. Bij thema 3 is de scoretoekenning inconsistent en kan het perceel niet eenduidig beoordeeld worden op dit thema (zie voor een overzicht van inconsistentie Bijlage IV).

De percelen werden in totaal op 20 thema’s beoordeeld. Wij hebben vastgesteld dat als een perceel voor 13 of meer thema’s consistent door ons werd beoordeeld, dit perceel als geheel als eenduidig is aan te merken.

Figuur 11. Omvang consistentie thema's.

Uit Figuur 11 blijkt dat de beoordeling van de vragen 1, 2, 4, 5, 6, 7, 10, 13, 17, 18 en 19 het meest consistent is; het oordeel is eenduidig.

Als het oordeel eenduidig is, dan is de consistentie groot. Dit blijkt vooral voor te komen bij thema’s waar de beoordelaar kon kiezen uit gradaties, zoals geen, weinig, matig, veel, zeer veel.

Een uitzondering is thema 15, waarbij de bebouwing onderzocht moest worden. De beoordelingen zijn verschillend, maar de scores waaruit gekozen kon worden, liggen dichtbij elkaar (zie Bijlage III). Bij dit thema kon gekozen worden uit een originele boerderij met een ossenbloedrode kleur van de betimmering aan de nok, een boerderij waarbij deze kleur afwijkend was, een boerderij waarbij moderne silo’s en stallen aanwezig waren, een moderne verbouwde boerderij en een vervallen boerderij (krot).

Deze keuzemogelijkheden liggen dicht bij elkaar. Echter, onze oordelen waren verdeeld, met name of een stal modern of authentiek was. Dit thema kan dan ook gezien worden als een twijfelgeval.

Figuur 12. Omvang consistentie percelen.

Uit Figuur 12 blijkt dat de percelen 1, 2, 6, 7, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 21, 22, 23 en 28 een hoge mate van consistente beoordelingen kregen. Dit geldt ook voor de referentie-percelen r1, r3, r4 en r6. Bij deze percelen geldt dat voor 13 of meer thema’s deze consistent werden beoordeeld en de beoordeling van dit perceel als eenduidig is aan te merken.

4.3

Discussie

Uit de resultaten blijkt dat niet alle thema’s en percelen consistent beoordeeld zijn. Deze inconsistentie komt vooral voor bij de vragen waar een keuze gemaakt moest worden tussen gradaties, zoals: geen, weinig, matig, veel en heel veel. Deze antwoorden zijn gebaseerd op verschillende interpretaties van de waarnemers, resulterend in veel verschillende antwoorden. Van tevoren is er geen eenduidig referentie- beeld afgesproken waaraan gerefereerd kon worden. Daarom heeft iedereen een ander referentiebeeld gebruikt om de percelen mee te vergelijken.

Zo bleek achteraf bijvoorbeeld ook dat het thema groot- en kleinschaligheid soms werd bekeken vanuit het gebied zelf en in andere gevallen werd vergeleken met bijvoorbeeld Friesland. Ook zijn wij tijdens de beoordeling al enigszins gevoed door het gebied, doordat wij al langere tijd in het gebied waren. Daardoor was ons gevoel over klein- en wat grootschalig een beetje vertroebeld geraakt.

Ook is het van belang dat de keuzemogelijkheden van de antwoorden afgebakend worden. Dit bleek niet helemaal het geval bij thema 20 te zijn, waar om de potentie van het perceel werd gevraagd. De één keek naar de ligging ten opzichte van de weg en de andere keek naar de mogelijkheid van ontwikkeling van de bloemen en gewassen in de toekomst.

Vanwege tijdgebrek zijn niet alle percelen door ons allen beoordeeld, maar door drie personen. Deze percelen zijn: 6, 7, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 21, 27 en 28.

Een ander punt is dat de score van sommige thema’s afhing van percelen die seizoensgebonden waren. Daardoor kan een vertekend beeld ontstaan.

Op percelen waar net gemaaid was, is mogelijk op bloemrijkheid laag gescoord. Dit kan een vertekend beeld opleveren als blijkt dat het perceel er de rest van het jaar wel bloemrijk bij ligt. In dit geval geeft het moment van beoordelen een vertekend beeld.

Alle bovengenoemde invloeden spelen een rol bij de uitslag van de resultaten. Het is daarom belangrijk om te weten dat de resultaten betwist kunnen worden. Daarom is voorzichtigheid gewenst bij het trekken van harde conclusies.