• No results found

Beoordeling van de kwaliteit van de forensisch onderzoeker door rechter

Indien de informatie van een forensisch onderzoeker van belang is voor de vaststelling of de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, moet de zittingsrechter de betrouwbaarheid en de bewijswaarde van deze informatie beoordelen. Hierbij behoort de zittingsrechter ambtshalve onder meer aandacht besteden aan de vraag of de deskundige forensisch onderzoeker daadwerkelijk een deskundige is.84 Dat een deskundige voldoende kennis en vaardigheden heeft om antwoord te geven

81 Zie bijvoorbeeld conclusie A-G Paridaens 2 oktober 2018, ECLI:NL:PHR:2018:827. Overigens lijkt de A-G in dit

arrest het proces-verbaal anders dan gebruikelijk aan te merken als deskundigenverslag.

82 Hoving 2017, p. 645.

83 Corstens/Borgers & Kooijmans 2018, p. 342-343. 84 Hoving 2017, p. 645.

31 op de gestelde vraag is namelijk een essentiële voorwaarde om te mogen vertrouwen op de juistheid van het antwoord dat de deskundige geeft. Zolang de kennis en vaardigheden van de (veronderstelde) deskundige niet zijn vastgesteld, mag de rechter dus niet op de juistheid van de gegeven informatie vertrouwen.

Voor het formele deskundigenbewijs – de deskundigenverklaring (art. 343 Sv) en het deskundigenverslag (art. 344 lid 1 onder 4 Sv) – volgt de plicht om aandacht te besteden aan de kwaliteit van de forensisch onderzoeker uit de wettelijke omschrijving. De deskundige moet zich baseren op wat zijn wetenschap en kennis hem leren. Dit impliceert dat de wetenschap en kennis van de deskundige van een bepaalde kwaliteit zijn. Voor wat betreft de verklaringen en verslagen van technisch opsporingsambtenaren volgt de plicht van de rechter om de kwaliteit van de technisch opsporingsambtenaar te beoordelen niet uit de wet. Sterker nog, zoals in par. 3.3 werd benoemd, mogen op grond van de wettelijke regeling de verklaring (als getuige) van een opsporingsambtenaar (art. 342 lid 1 Sv) en het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar (art. 344 lid 1 onder 2 Sv) geen oordelen en conclusies bevatten. In de praktijk staan in processen-verbaal vaak wel oordelen en conclusies die zijn gebaseerd op de bijzondere kennis en vaardigheden van een technisch opsporingsambtenaar.85 Toch worden de processen-verbaal van technisch opsporingsambtenaren

vrijwel altijd geschaard onder art. 344 lid 1 onder 2 Sv.86 Hiermee wordt de wettelijke bewijsregeling

genegeerd. Het negeren van de wet is niet wenselijk al leidt het in de praktijk zelden tot klachten of tot cassatie.87 Verder is het ook mogelijk dat de rechter het proces-verbaal van de technisch

opsporingsambtenaar aanmerkt als overig geschrift (art. 344 lid 1 onder 5 Sv). Aan de overige geschriften worden geen nadere eisen gesteld. Processen-verbaal en deskundigenverslagen met gebreken kunnen dus als overig geschrift worden gebruikt. Ook dit is niet echt wenselijk, omdat daarmee de wettelijke waarborgen kunnen worden omzeild.

Om te stimuleren dat de rechter bij het gebruik van een verklaring van een forensisch onderzoeker inderdaad onderzoekt of deze onderzoeker voldoende kennis en vaardigheden heeft om als deskundige (in materiële zin) te worden aangemerkt, heeft Hoving voorgesteld een motiveringsplicht op te nemen in het Wetboek van Strafvordering.88 In aanvulling op de bijzondere motiveringsplichten

die nu al in art. 360 Sv staan, zou in de wet kunnen worden opgenomen dat de rechter bij het gebruik van een verklaring of verslag van een forensisch onderzoeker – deskundige of technisch opsporingsambtenaar – in het bijzonder de redenen moet geven waarom de forensisch onderzoeker als deskundige kan worden aangemerkt. De rechter kan deze motiveringsplicht invullen met een verwijzing naar de registratie van de forensisch onderzoeker in het NRGD. Hierdoor is de toegevoegde waarde van het NRGD wettelijk vastgelegd als eventueel de benoemingsprocedure wordt afgeschaft. Is de forensisch onderzoeker niet geregistreerd, dan moet de rechter andere redenen aanvoeren waaruit zijn deskundigheid blijkt.

4.5 Afronding

85 Dit is voor de processen-verbaal van technisch opsporingsambtenaren die verkeersongevallenanalyses

uitvoeren uitgewerkt in Hoving 2018, p. 249.

86 Uit Hoving 2018, p. 250 volgt dat van de 90 VOA-verslagen die in 2017 in op rechtspraak.nl gepubliceerde

arresten zijn gebruikt er 81 als proces-verbaal zijn gekwalificeerd. Voor de overige 9 is niet duidelijk hoe het VOA- verslag is gekwalificeerd. Geen enkel verslag is aangemerkt als deskundigenverslag.

87 Hoving 2018, p. 250. Een zaak waarin de Hoge Raad wel casseerde omdat het proces-verbaal conclusies

bevatte, is HR 29 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3851.

32 De beperkingen van de rol en positie van het NRGD zijn te verklaren doordat de wetgever veel waarde heeft gehecht aan de benoeming van de deskundige. De benoemingsprocedure staat op gespannen voet met een efficiënte uitvoering van het opsporingsonderzoek. Benoeming kost tijd en geld. De vraag is of de benoemingsprocedure inderdaad een belangrijke kwaliteitsgarantie is. De kwaliteit van forensisch onderzoekers hoeft immers niet per se getoetst te worden bij de inschakeling. Toetsing kan ook plaatsvinden bij de beoordeling van het bewijsmateriaal. Voor een goede beoordeling heeft de rechter dan wel informatie nodig over de kwaliteit van de forensisch onderzoeker. Die informatie is beschikbaar over (vrijwel) alle deskundigen in formele zin, want zij staan geregistreerd in het NRGD of zetten deze informatie in hun rapport. Maar het huidige toezicht op de kwaliteit van de technisch opsporingsambtenaar laat te wensen over. Over de kwalificaties van technisch opsporingsambtenaren is weinig bekend. Indien technisch opsporingsambtenaren in het NRGD zouden worden geregistreerd, kan dat de rechter helpen bij het beoordelen van de informatie die door de technisch opsporingsambtenaren wordt gepresenteerd. Hiervoor is het wel nodig dat registratie van forensisch onderzoekers in het NRGD los wordt gezien van de procedure om forensisch onderzoekers in te schakelen.

33

5. Toezicht in het nieuwe Wetboek van Strafvordering