De
AFM
is van oordeel dat Van Doornin
de periode van fdatumX]
tot en met fdatumY]
artikel 5:62, eerstelid,
Wft
heeft overtreden.Terwijl zij
een redelijk vermoeden had dat een transactie terzake waarvanzij
in Nederland werkzaamheden had verrichtin
strijd was met het verbod op gebruik van voorwetenschap, heeft VanDoom dit
vermoeden niet gemeld aan deAFM. Dit
wordt toegelicht in paragrafen2.3.1tot
en met2.3.3,waarbij
ookwordt
ingegaan op de door Van Doorn gegeven zienswijze ter zake.ln paragraaf 2.3.4 wordt de zienswijze van Van Doorn besproken, voor zover deze nog nietin
de voorgaande paragrafen aan de orde is gekomen.Datum Ons kenmerk Pagina
r9
201725
van37
2.3.1 Meldingsplicht
Op grond van
artikel
5:62, eerstelid, V/ft
dient een beleggingsonderneming die een redelijk vermoeden heeft dat een transactie of een opdracht tot een transactie terzake waarvanzij in
of vanuit Nederland werkzaamheden verrichtin
strijd is metartikel
5:56, eersteof
derdelid, Wft
(verbod gebruik voorwetenschap) dit vermoedenonverwijld
aan deAFM
te melden.Van Doorn
kwalificeert
als beleggingsondernemingin
dezinvan artikel l:l Wft
en beschikt sinds 6juni
2000 over een vergunning als bedoeldin
artikel 2:96, eerstelid, Wft.
Op [datumX]
heeft Van Doom voor[A]
een kooporderin
aandelen[D]
uitgezetbrj tcl.
Diezelfde dag voert[C]
de transactiein
aandelen[D]
uit.Van Doorn dient
in
het kader van haar meldingsplicht elk gevalapartß
beoordelen.Zijhoeft
niet te bewijzen dat sprake is van gebruik van voorwetenschap of marktmanipulatie, voldoende is dat er voor het vermoeden een redelijke grond bestaat.2e DeAFM
merkt op haar website hierover op dat vorenstaande meestal 'aJhønkelijkfzal]zijn
vanhet
'professional judgement ' van de medewerker'. Sommige transacties kunnenop
zichzelf niet verdachtlijken, terwijl
zein
combinatie met bijvoorbeeld andere informatie wel een redelijk vermoeden van gebruik maken van voorwetenschap of marktmanipulatie opleveren.3ODe
AFM
is van oordeel dat Van Doom eenredelijk
vermoeden van gebruik maken van voorwetenschap had endit
vermoeden niet aan deAFM
heeft gemeld.Dit AFM licht
dit alsvolgt
toe.2.3.2 Redelijkvermoeden
Het begrip
'redelijkvermoeden'
in de zin vanartikel
5:62, eerstelid, Wft
is niet nader beschrevenin
Europeseof
nationale regelgeving. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om
bij
algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over wanneer sprake is van eenredelijk
vermoeden.3l De mogelijkheid hiertoe '¿sopgenomen om ten behoeve van de rechtszekerheid, in de toekomst de mogelijkheid te hebben het bestanddeel nqder
uit
te werken alsjurisprudentie
of afstemming tussen de Europese toezichthouders(...)
hiertoe aanleiding geeft' .32Uit
de toelichtingblijkt
dat het begripin
deUifvoeringsrichtlijn
gebruikelijke marktpraktijken en meldingsregeling is uitgewerkt door te bepalen datdit
dient te worden beoordeeld aan de hand van de bestanddelen van de definities van voorwetenschap enmarktmanþlatie.33
2e Kømerstukken 112004105,29 827,nr. 3, p. 39.
30 Kamerstukken 112004105,29 827,nr. 3, p. 39.
3r Artikel 5:62, derde lid, Wft.
32 Kamerstukken
II
2004105, 29 827, nr. 7, p. 2.33 Kamerstukken 112004/05,29 827, nr. 3, p. 20.
Datum Ons kenmerk Pagina
19 2017
26van37
Voorts heeft de Committee of European Securities Regulators (CESR) in het documenf 'Market Abuse Directive, Level 3
-Jìrst
set of CESR guidance andinþrmation
on the common operatíon of the Directive'34 aanwijzingen gegeven vanmogelijk
verdachte transacties. In het document is onder meer het volgende opgenomen:'Investrnentfirms and credit institutions should
thereþre
not only notify trønsactions which they consider are suspicious at the time the transaction iscarried
out but also any transactionsofwhich, in
thelight of
subsequent events/information (for example
publicøtion ofJinancial
results,profits
warningsor
announcement of a takeover bids in
relation
to the security in question), they might retrospectively become suspicious. However, this does not mean that they øre required to go back and retroactively review transactionsin
the run-up to that event or development.'Bij
het document is een-
nietuiçuttende - lijst
opgenomen van voorbeelden waarbijmogelijk
sprake kanzijn
van voorwetenschap of marktmanipulatie. Daarbij wordt opgemerkt:'It
is again emphøsised thøt these exømples of indications are only a størtingpointþr
considerationof
whether a transaction is suspicious and are neither conclusive nor comprehensive. Moreover, they are to be applied using judgement rather than necessarily being interpreted
literally. It
is recognised that trønsactions meeting signals may be legitimate and hence not give reasonable groundsþr
suspicion.'De
AFM
is van oordeel dat Van Doorn een redelijk vermoeden had dat de transactie van[A] in
aandelen[D] in
strijd was met het verbod op gebruik van voorwetenschap. Er waren naar het oordeel van deAFM
voldoende aanwijzingen diein
samenhangbezien tot de conclusie leiden dat Van Doorn een redelijk vermoeden had:omstandigheden rond de dienstverlening (paragraaf 2.3.2.1);
relaties tussen (par agr aaf 2.3 .2.2); en (parugraa|2.3.2.3).
Dat er ten onrechte niets zou
zijn
gedaan met omstandigheden die naar zeggen van Van Doornniet
aanwezig waren,volgt
deAFM
niet. Van Doorn noemtin
dat kader bijvoorbeeld het ontbreken van een mededeling, e-mail of andereuiting
van de kant van[A]
aan Van Doom waaruit op enige manierviel
af te leiden dat[A]
over gevoelige informatie beschikte. Het enkelefeit
dat van bepaalde omstandigheden geen sprake was, betekent niet dat geen sprake kan zijn van een redelijk vermoeden dat een transactiein
strijd was met het verbod opvoorwetenschap.
Ook het standpunt van Van Doorn dat het onderzoeksrapport niet consequent is
in
de opsomming van omstandigheden die tot een redelijk vermoeden zouden moeten leiden en de onderbouwing van het oordeel daarmee ondeugdelijk zou zijn, volgt deAFM
niet. Hoewelbij
de randnummers 59 en 86uit
het rapport respectievelijk drie envijf
omstandigheden worden genoemd,zijn
dezeinhoudelijk gelijk
aan elkaar.3a The Committee of European Securities Regulators, Market Abuse Dírective, Level 3
-first
set of CESR guídance and information on the common operation of the Directive, CESR/04-505b.Datum Ons kenmerk Pagina
t9
201727
van37
2.3.2.1 Omstandigheden rond
dedienstverlening
Tussen Van Doorn en
[A]
is op een adviesovereenkomst gesloten. Ongeveer twee tot drie keer per jaar komt Van Doorn samen met het bestuur van[A]
voor een beleggingsvergadering. Van Doom kent[B]
Iallanger,volgensdereactieophetconceptonderzoeksrapportwaserIcontacttussenhen.
In het kader van de adviesovereenkomst is ook
vóór
datum het aandeel wel eens tersprake gekomen.35[A]
heeft een voorkeur
voor
De aankoop van aandelen[D]
is gelet op die voorkeur en de portefeuille van VanDoom
geen opvallende omstandigheid.Per e-mail van [datum
X] wijst
VanDoom
een aantal expliciete omstandigheden rondom[D].
Van Doornverwijst
daarbij naar een eventueelvoor [D]
en concludeert verder:'De
grote
van B.A. vønDoorn &
vooral te verklqren door hetVanwege deze onzekerheid zien
wij
een belegging in[DJ
als uitermqte speculatief.'36Ondanks de conclusie van Van Doorn dat
zij
een beleggingin [D]
vanwege de door haar genoemde onzekerheidals'uitermqte speculatief
zien, heeftI
[F]kort
daarop op verzoek van[B]
voor rekening van[A]
per[D]
aan Van Doorn verstuurd:'Bestel
Namens[BJ wil
ik graaghierbij
opdracht gevenomyoor
[bedrag] aandelen in[DJ
te kopen.om
deze aankoop mogelijk te møken, zal voor hetzelfdebuarog-worden
verkocht.'Van Doorn zet de order 'Kopen [aantalJ stukken
[D]'
vewolgensbij [C]
uit.ln
reactie op dezienswijzevan
Van Doorn dat de wijze waarop de[D]
kooporder tot stand is gekomenin lijn
is met de kooporders van andere transacties, hetgeen volgens Van Doorn essentieel is voor haar judgement call, merkt deAFM
op dat haar niet is gebleken dat[A]
eerder dan [datumX]
na het ontvangen van dergelijke visie ('uitermøtespeculatief),
toch overgingtot
aankoop van aandelen.35 Zie bijvoorbeeld bijlagen 'Uitwerking beleggingsideean
f'
en 'Vergadering [A]2l
mei20l5 van Van Doom.36 E-mail van [datum X] van [G] aan [B] en [F] (onderwerp: [D]) bij de reactie van 26 februari 2015 van Van Doom.
bij de reactie van
Datum afivijzend advies
volgt [A]
Van Doorn steeds.3eHet enkele feit dat
[A]
een voorkeur heeft voor beleggingenin
aandelen van bedrijven waarrnee het naar haar aard bekend is of het gegeven dat[A]
door Van Doorn gewezen is op door haar gesignaleerderisico's
ten aanzien van het aandeel[D]
hoeft op zichzelf niet te leiden tot een redelijk vermoeden dat[A] mogelijk
kennisof
specifieke informatie over deze bedrijven heeft enin
strijd met het verbod van gebruik van voorwetenschap handelt. Echter, zoals hierna verder wordt toegelicht, waren erin dit
geval meerdere omstandigheden die naar het oordeel van deAFM in
samenhang bezien tot de conclusie leiden dat Van Doorn een redelijk vermoeden had dat de transactie vanzonder meer opvallend moet
zijn
geweest, gelet op:a
3e Zie bijvoorbeeld de e-mailwisseling van van