• No results found

Beoordeling effecten pulstuigen op kwaliteit habitattype H1110B

functie

Aan de hand van literatuurgegevens is in hoofdstuk 4 voor de pulstuigen een overzicht gegeven van de effecten van bevissing met pulstuigen op de abiotische randvoorwaarden en de overige kenmerken voor een goede structuur en functie van H1110B. In

Tabel 17-2 zijn de conclusies met betrekking tot de mogelijke effecten van de visserij met pulstuigen kort samengevat. Deze effecten worden in de voorliggende paragraaf beoordeeld ten opzichte van bevissing met een boomkor, omdat kwantitatieve beoordeling meestal niet mogelijk is. Deze oordelen worden na de tabel nader toegelicht en onderbouwd.

Tabel 17-2 Samenvatting van relaties tussen de uit oogpunt van mogelijke effecten belangrijkste aspecten van sleepnetvisserij met pulstuigen en de abiotische randvoorwaarden en overige kenmerken van een goede structuur en functie van habitattype H1110B in de Noordzeekustzone22.

mogelijke effecten sleepnetvisserij met pulstuigen als gevolg van: kenmerk bodemberoering sterfte door vangst

bodemdynamiek kortdurende lokale aantasting van de bodem, effect veel kleiner dan van boomkor met wekkerkettingen

-

samenstelling levensgemeenschap bodemfauna

mogelijk lagere dichtheid en biomassa van grote, langlevende soorten op beviste locaties;

mogelijk grotere dichtheid en biomassa van kleine, kortlevende soorten op beviste locaties;

mogelijk beïnvloed oppervlak veel kleiner dan bij bevissing met boomkor met wekkerkettingen

idem bodemberoering (oorzaak niet te onderscheiden)

samenstelling en leeftijdsopbouw visgemeenschap

geen (aantoonbare) relatie in de zomer/najaar afname juveniele vissen; eventueel lange termijn effect in Noordzeekustzone op diversiteit niet te onderscheiden van grootschalige ontwikkelingen;

effect in ieder geval voor schol kleiner dan van boomkor met

wekkerkettingen schelpdierconcentraties Ensis: mogelijk beperkte invloed op een

klein oppervlak (veel kleiner dan bij bevissing met boomkor met wekkerkettingen);

overige schelpdieren: waarschijnlijk geen effect

verwaarloosbare invloed

concentraties schelpkokerwormen

geen gebiedsspecifieke informatie; effecten onwaarschijnlijk

geen effect (geen bijvangst)

De met pulsvisserij gepaard gaande bodemberoering in de Noordzeekustzone is veel geringer dan van een boomkor met wekkerkettingen, maar niet nul. In principe kan de bodemberoering door een pulstuig daarom effecten hebben op dezelfde abiotische randvoorwaarde en drie overige kenmerken van een goede structuur en functie habitattype H1110B, maar zullen de relaties met deze kenmerken veel minder sterk zijn of mogelijk afwezig. De (mogelijke) effecten van pulstuigen zijn als volgt beoordeeld:

Bodemdynamiek (abiotische randvoorwaarden) Bij gebruik van pulstuigen is de druk op de

bodem ten opzichte van het gebruik van wekkerkettingen aanzienlijk geringer en is de oppervlakte waarover het tuig in de bodem dringt zeer klein (bij gebruik van sloffen) of verwaarloosbaar (pulskor in combinatie met sumwing). Ten opzichte van de boomkorvisserij met wekkerkettingen bedraagt de reductie 73-97% (zie paragraaf 4.3.1). Er zal daarom in het visspoor aanzienlijk minder sterfte of beschadiging van ingegraven bodemdieren optreden. Dit aspect wordt hierna beoordeeld in de vorm van doorwerking ervan op de biota.

Samenstelling levensgemeenschap bodemfauna De directe sterfte in het visspoor van een

pulstuig is lager dan in het visspoor van een conventioneel boomkortuig met wekkerkettingen (Van Marlen e.a. 2001, Keegan e.a. 2002, zie paragraaf 4.3.3). Het gebruik van deze tuigen heeft alleen

nog op experimentele, zeer kleine schaal plaatsgevonden, zodat langere termijn effecten op de samenstelling van de levensgemeenschap van de bodemfauna niet vastgesteld kunnen worden. De lagere sterfte zal hoogstwaarschijnlijk resulteren in kleinere verschillen tussen beviste en onbeviste locaties. Vanwege de geringere penetratiediepte van een pulstuig ten opzichte van een boomkor met wekkerkettingen is de verwachting dat er geen relatie van bevissing met een pulstuig met dieper in de bodem levende dieren zal zijn. Dat betreft vooral het (positieve) effect op kleine, kortlevende soorten (aangetoond voor een boomkor met wekkerkettingen in de Voordelta). Omdat niet wordt verwacht dat de intensiteit van de visserij bij gebruik van alternatieve technieken zal toenemen, zullen de in paragraaf 17.1.1 beschreven en als significant negatief beoordeelde effecten van de boomkorvisserij met wekkerkettingen bij gebruik van alternatieve technieken in (veel) geringere mate optreden. Dit kan worden beschouwd als een verbetering ten opzichte van de (huidige) situatie waarin met wekkerkettingen wordt gevist.

Schelpdierconcentraties Bij gebruik van de alternatieve technieken zullen de hier beschreven, als

significant beoordeelde, effecten van boomkorvisserij met wekkerkettingen in geringere mate optreden, omdat met de pulskor en pulswing het bodemcontact en de penetratie in het sediment minder is. Wel leidt blootstelling aan een elektrische puls mogelijk tot een iets geringere overleving van Ensis. Wanneer de bodem met pulstuigen alleen nog beroerd maar niet meer gepenetreerd wordt, is het onwaarschijnlijk dat er nog effecten zijn op door eenden te benutten schelpdieren (deze leven immers ingegraven in de bodem) en de langlevende schelpdieren. In beide gevallen (kleine dan wel geen penetratie bodem) leidt bevissing met pulstuigen tot een verbetering ten opzichte van de (huidige) situatie waarin met wekkerkettingen wordt gevist. De beschikbare informatie laat het niet toe hierover meer kwantitatieve uitspraken te doen.

Concentraties schelpkokerwormen Hiervoor is in paragraaf 17.1.1 geconcludeerd dat significante

effecten van boomkorvisserij met wekkerkettingen op schelpkokerwormen in de Noordzeekustzone kunnen worden uitgesloten. Bij gebruik van de alternatieve technieken pulskor en pulswing treedt vrijwel geen bodemcontact op. Dit leidt - bij gelijkblijvende visserijdruk - tot een aanzienlijke reductie van eventuele, bij relatief hoge visserijdruk optredende negatieve effecten als gevolg van boomkorvisserij met wekkerkettingen. Gebruik van pulstuigen leidt dus tot een verbetering ten opzichte van de (huidige) situatie waarin met wekkerkettingen wordt gevist.

De met pulsvisserij gerealiseerde visvangst en bijvangst in de Noordzeekustzone is in meerdere studies onderzocht. De bijvangst is in het algemeen minder dan bij gebruik van een boomkor met wekkerkettingen, maar zeker niet nul. Daarom kan de (bij)vangst van een pulstuig effecten hebben op dezelfdetwee kenmerken van een goede structuur en functie van habitattype H1110B (productiviteit, samenstelling levensgemeenschap bodemfauna en samenstelling en leeftijdsopbouw visgemeenschap) als een boomkor met wekkerkettingen:

Samenstelling levensgemeenschap bodemfauna Bij gebruik van de pulskor worden (ca. een

kwart tot de helft) minder bodemdieren bijgevangen (paragraaf 4.4.2). Het gaat daarbij, net als bij de boomkor met wekkerkettingen, vooral om grotere soorten. Het gebruik van pulstuigen leidt echter tot een afname van de voedselbeschikbaarheid voor aaseters, omdat sterfte en beschadiging van ingegraven bodemdieren in veel mindere mate optreedt. De dichtheid van aaseters zal daardoor op met pulstuigen beviste locaties naar alle waarschijnlijkheid ook afnemen. Dit kan worden

beschouwd als een meer natuurlijke situatie en daarmee een verbetering ten opzichte van de (huidige) situatie waarin met wekkerkettingen wordt gevist.

Samenstelling levensgemeenschap bodemfauna Bij gebruik van de pulskor worden (ca. een

bij de boomkor met wekkerkettingen, vooral uit grotere, op de bodem levende soorten (krabben, zeesterren e.d.). De reductie van de hoeveelheid bijvangst leidt ten opzichte van de huidige situatie tot een geringer negatief effect op grote, langlevende soorten en daarmee tot een evenwichtiger samenstelling van de bodemfaunagemeenschap. De beschikbare informatie laat het niet toe over dit aspect meer kwantitatieve uitspraken te doen.

Samenstelling en leeftijdsopbouw visgemeenschap Bij gebruik van de pulskor wordt minder

ondermaatse schol en tong bijgevangen (paragraaf 4.4.2). Dit leidt ten opzichte van de (huidige) situatie waarin met wekkerkettingen wordt gevist tot een geringer negatief effect op juveniele vissen. Dit kan worden beschouwd als een verbetering van de kwaliteit van habitattype H1110B voor het aspect ‘samenstelling en leeftijdsopbouw visgemeenschap’. De beschikbare informatie laat het niet toe over dit aspect meer kwantitatieve uitspraken te doen.

17.3.2 Typische soorten

Bij bevissing met pulstuigen is het bodemcontact en de penetratiediepte van het sediment geringer (zie hiervoor) en zal minder sterfte van bodemdieren in het visspoor optreden. Tevens wordt bij gebruik van de pulskor minder ondermaatse (plart)vis en bodemdieren bijgevangen (paragraaf 4.4.2, paragraaf 17.3.1). Derhalve is de verwachting dat de beschreven effecten op typische soorten bodemdieren ook geringer zullen zijn en zijn de effecten op een aantal typische soorten vissen aantoonbaar geringer. Het gebruik van pulstuigen leidt ten opzichte van de (huidige) situatie waarin met wekkerkettingen wordt gevist tot een verbetering van de kwaliteit van habitattype H1110B voor het aspect ‘typische soorten’. De beschikbare (beperkte) gegevens laten niet toe hier meer kwantitatieve uitspreken over te doen.

17.4 Beoordeling effecten pulstuigen op habitatsoorten (vogels en