• No results found

DEEL II Empirische bevindingen 4 De dynamiek in de drie netwerken

7. Belevingen met betrekking tot het netwerkprogramma

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de zienswijze die betrokkenen te kennen geven ten aanzien van het programma als geheel.

7.1 Meerwaarde programma

De meeste veehouders zagen wel een meerwaarde in deelname in het programma, ook al werd er vaak opgemerkt dat deze nog moeilijk te benoemen was, omdat het nog onduide- lijk is wat de onderzoeken precies gaan opleveren. De veehouders noemen de volgende positieve kwaliteiten van het programma:

- een stukje stimulans;

- onderzoek met eigen bedrijfsgegevens;

- contacten met elkaar en onderzoekers levert nieuwe perspectieven op; - mogelijkheid voor het uitwisselen van ervaringen;

- kans om een meer optimale bedrijfsvoering te ontwikkelen; - LNV en onderzoekers leren hier ook van.

Tijdens de interviews werd duidelijk dat de veehouders het programma vooral inter- preteren en benoemen als een 'subsidie' en 'een potje geld' dat vooral bedoeld was om hen te ondersteunen bij het oplossen van vraagstukken. Dit wordt als positief ervaren. De in- druk bestaat dat veehouders de achterliggende programmadoelstellingen duidelijk voor ogen hebben, laat staan zich er mee identificeren. Negatieve associaties met het program- ma hebben vooral betrekking op de beperkte tijdshorizon en op andere randvoorwaarden (zie ook de paragrafen 4.4, 6.5, 7.2 en 7.3).

7.2 Tijdshorizon

Uit alle drie de casestudies blijkt dat er aanlooptijd nodig is om het proces op gang te krij- gen. Twee netwerken kenden elkaar al langer, en de veehouders van nieuw opgerichte netwerk waren ook geen totale vreemden voor elkaar. Met het opbouwen van vertrou- wensbanden lijkt dan wat minder tijd gemoeid. Het blijkt echter wel behoorlijk wat tijd te kosten om helder te krijgen wat er precies moet gebeuren, c.q. om hierover overeenstem- ming te verkrijgen tegen de achtergrond van verschillende wensen, voorkeuren en belangen hieromtrent (zie paragraaf 4.4). Voor alle drie de netwerken geldt dat ze circa vier tot vijf keer bij elkaar komen binnen de tijdshorizon van het Netwerkprogramma, en dat de verwachting is dat de (onderzoeks) activiteiten dan nog niet zijn afgerond (zie para- graaf 4.4). Zowel de veehouders als de regisseurs ervaren de tijdshorizon van het programma als te kort. Het lijkt ze noodzakelijk om volgend jaar vervolg te geven aan de

activiteiten, omdat er anders veel is geïnvesteerd in iets wat nu nog weinig oplevert. Beide partijen vinden het in dit verband erg vervelend dat er in november nog niets bekend was over de eventuele voortzetting van het programma in 2005. De netwerken en regisseurs konden daarom geen langere tijdshorizon hanteren bij hun planning.

7.3 Diversiteit in programmadoelstellingen

Met name de regisseurs gaven aan dat er teveel doelstellingen gelden voor het programma, waaronder:

- vergroten robuustheid veehouders; - kennisuitwisseling;

- ontstaan van een learning community onder regisseurs;

- aanboren kennisinfrastructuur en ontwikkeling van nieuwe kennisarrangementen; - bijdrage aan innovatie en systeeminnovatie.

In de alledaagse praktijk richten de netwerkregisseurs zich vooral op de ondersteu- ning van de ontwikkeling en uitvoering van de concrete (onderzoeks) activiteiten zoals die in samenspraak met de veehouders worden afgesproken. Ze vertrouwen er daarbij op dat deze activiteiten passen binnen (één of meer van) de doelstellingen van het programma.

7.4 Randvoorwaarden en continuïteit

Tijdens de bijeenkomsten en ook uit de interviews werd duidelijk dat er bij veehouders on- duidelijk bestaat over een aantal programmavoorwaarden, en dat men in een aantal gevallen ook weinig begrip heeft voor specifieke randvoorwaarden. Leden van twee van de drie netwerken ventileerden hun onbegrip over de voorwaarden van het netwerkprogram- ma. Zaken die in dit verband worden genoemd zijn:

- bij aanvang was de tijdshorizon en de mogelijke betrokkenheid en vergoeding voor vaste adviseurs en begeleiders onduidelijk (zie ook paragraaf 6.5);

- sommigen zijn van mening dat men zelf veel tijd stopt in de activiteiten van het net- werk en dat het vreemd is dat hier geen vergoeding tegenover staat. Eén veehouder voelde zich een vrijwilliger in een project van de overheid;

- ongeveer de helft van de veehouders kaartte aan dat ze wel vergoedingen voor eigen tijdsbesteding hadden verwacht;

- de meeste veehouders hadden ook verwacht dat er vergoeding zou zijn voor onkosten zoals zaalhuur, koffie, analyse van monsters en andere onderzoekskosten.

Een van de netwerkleden gaf aan dat een aantal collega veehouders vanwege deze zaken niet meer gemotiveerd is om naar de bijeenkomsten te komen. Uit deze zaken blijkt dat een deel van de veehouders het gevoel heeft dat deelname niet primair in hun eigen be- lang is, maar ten goede komt aan de 'publieke zaak' en dat daarvoor een vergoeding op z'n plaats is, althans wanneer er gelden beschikbaar zijn. De reacties van sommige boeren ver- raden ook enige scepsis richting de overheid; dit sluit aan bij de ervaring in andere

onderzoeken die onder meer een verstoorde relatie tussen overheid en boeren laten zien (De Grip, Leeuwis en Klerkx, 2003).

Ook de drie regisseurs vonden sommige voorwaarden uit het programma onduidelijk en hadden moeite met enkele van de randvoorwaarden. Men wees hierbij vooral op:

- onduidelijkheden over financiële condities van netwerkregisseur;

- onduidelijkheden over ondersteunende mogelijkheden coachingsmogelijkheden voor regisseurs ;

- te weinig tijd om activiteiten goed uit te voeren, en om gebruik te maken van cluster- bijeenkomsten, andere contacten, enzovoort;

- gebrek aan vergoedingen voor onderzoekskosten als zaalhuur, koffie, analyse van monsters, enzovoort.

De regisseurs probeerden duidelijk te zijn naar de netwerken toe over de voorwaar- den, maar lijken zich toch ongemakkelijk te voelen wanneer deze door veehouders aan de orde worden gesteld. Ze geven alleen aan baat te hebben bij meer duidelijkheid over de voorwaarden, en twee van hen zouden liever zouden zien dat er wat extra financiële ruimte zou zijn om activiteiten te ondersteunen en om tegemoet te komen aan sommige wensen van veehouders, vooral die in de sfeer van onderzoekskosten. Een regisseur vond dat de veehouders in ieder geval een vergoeding moeten krijgen als ze zich actief gaan inzetten voor kennisuitwisseling.