• No results found

Beleidskader

In document Toelichting bestemmingsplan (pagina 13-18)

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In de structuurvisie schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt

verschillende nota's, zoals de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

• de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;

• de bereikbaarheid verbeteren;

• zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De structuurvisie benoemt met name Rijksdoelen en nationale belangen. De (boven)lokale

afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen de provinciale kaders. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.

Alleen in stedelijk regio's rond de mainports zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, heeft het Rijk een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Onderhavig plan sluit aan bij de structuurvisie, aangezien het niet in strijd is met de nationale belangen.

Besluit ruimtelijke ordening

Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd welke per 1 juli 2017 is geactualiseerd. In de nieuwe 'ladder' is vastgelegd dat een bestemmingsplan dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied dient het bestemmingsplan te voorzien in een

motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Doorwerking plangebied

De ladder hoeft alleen te worden doorlopen indien sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling'. Het onderhavige plan maakt planologisch beschouwd één woning mogelijk (ruimte-voor-ruimte woning). Op basis van jurisprudentie staat vast dat voor dergelijke kleinschalige ontwikkelingen geen toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking noodzakelijk is. Een nadere toetsing van het voorliggend plan aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is dan ook niet aan de orde.

Bestemmingsplan

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening

Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010 vastgesteld. Sinds de vaststelling in 2010 hebben Provinciale Staten diverse besluiten genomen die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Deze besluiten zijn vertaald in de ‘Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014’. Provinciale Staten hebben niet een geheel nieuwe visie opgesteld, omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Onder andere de ‘Transitie van stad en platteland, een nieuwe koers’, het intrekken van de reconstructie- en gebiedsplannen en de ‘transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020’

zijn verwerkt in de partiële herziening. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes.

Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als:

• het versterken van regionale contrasten tussen klei, zand en veenontginningen;

• ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;

• het creëren en behouden van een robuust water en natuursysteem;

• het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;

• de koppeling van waterberging en droogtebestrijding;

• het geven van ruimte voor duurzame energie;

• de concentratie van verstedelijking;

• het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: Brabantstad;

• het creëren van groene geledingszones tussen steden;

• het ontwikkelen van goed bereikbare recreatieve voorzieningen;

• het ontwikkelen van economische kennisclusters;

• internationale bereikbaarheid;

• de beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening wordt nader uitgewerkt in de Verordening ruimte. De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie Noord-Brabant om genoemde doelen te realiseren. De provincie Noord-Brabant werkt momenteel aan een

omgevingsvisie waarin het beleid van de structuurvisie wordt geactualiseerd. De ontwerp

omgevingsvisie heeft inmiddels ter inzage gelegen. Naar verwachting wordt de omgevingsvisie in 2019 vastgesteld.

Verordening ruimte Noord-Brabant

De Verordening ruimte Noord-Brabant (geconsolideerde versie per 1 januari 2019), navolgend Verordening ruimte genoemd, is een planologische verordening waarin eisen gesteld worden aan de door de gemeente op te stellen bestemmingsplannen en beheersverordeningen en vormt een direct toetsingskader voor bouwaanvragen.

De Verordening ruimte bevat onder andere de volgende onderwerpen:

• bevordering van de ruimtelijke kwaliteit;

• stedelijke ontwikkeling;

• cultuurhistorie;

• agrarische ontwikkeling en windturbines;

Bestemmingsplan

• water;

• natuur en landschap.

Bevordering van ruimtelijke kwaliteit

In artikel 3 van de Verordening algemene regels gesteld met betrekking tot de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. In artikel 3.1 wordt de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit omschreven.

Het plan moet bijdragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder een goede

landschappelijke inpasbaarheid. Daarnaast moet toepassing gegeven worden aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gebruik maakt van een bestaand bouwperceel, tenzij in de verordening anders is bepaald. In onderhavige ontwikkeling wordt (middels de ruimte voor ruimte regeling) een woning gerealiseerd. Elders heeft daarvoor sanering van een intensive veehouderij plaatsgevonden. Daarmee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Een bestemmingsplan buiten bestaand stedelijk gebied bepaalt dat gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere permanente voorzieningen binnen het bouwperceel worden opgericht en daarbinnen worden geconcentreerd, onderhavig bestemmingsplan voorziet in de beoogde concentratie, rondom andere woningen en aan de doorgaande route.

Het plangebied is in de Verordening ruimte aangeduid als gelegen binnen de structuren ‘Gemengd landelijk gebied’ en het Cultuurhistorisch vlak ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’. Binnen deze gebieden is het ontwikkelen van reguliere woningen onder voorwaarden toegestaan. In het onderstaande worden de hier van toepassing zijnde voorwaarden getoetst.

Gemengd landelijk gebied

Op basis van artikel 7.8 is het mogelijk om (onder voorwaarden) een woning te realiseren in het kader van de regeling 'Ruimte-voor-ruimte' binnen 'Gemengd landelijk gebied'. Binnen voorliggend plan wordt één nieuwe woning in het kader van 'ruimte-voor-ruimte' ontwikkeld. Zoals aangegeven is het voorliggend plangebied gelegen binnen 'Gemengd landelijk gebied', waarmee wordt voldaan aan deze basisvoorwaarde. Navolgend worden de aanvullende voorwaarden op grond van

artikel 7.8 van de verordening nader toegelicht.

Onder artikel 7.8 lid 1 is bepaald dat een ruimte-voor-ruimte woning ontwikkeld kan worden indien:

a. er sprake is van een aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst;

Ten behoeve van de hier te realiseren woning, is elders in het buitengebied (conform de

voorwaarden van artikel 7.8 lid 2) een veehouderij beëindigd en zijn de hierbij aanwezige stallen gesaneerd.

b. de ruimte-voor-ruimtekavel op een planologisch aanvaardbare locatie in een bebouwingsconcentratie ligt;

De planologische aanvaardbaarheid van het plan blijkt uit onderhavige toelichting. In de notitie van Pouderoyen (zie paragraaf 2.4) is gemotiveerd waarom sprake is van een bebouwingconcentratie en op welke wijze een woning bijdraagt aan het landschap ter plaatse.

c. een goede landschappelijke inpassing van de te bouwen woning is verzekerd;

Het voorliggend initiatief voorziet in een goede landschappelijke inpassing (zie ook 2.3) door de woning nabij andere woningen te realiseren waardoor het open zicht behouden blijft en het contrast tussen polder en dijklint wordt vergroot. Hiermee is de duurzame inpassing van het plan verzekerd.

Bestemmingsplan

d. er geen sprake is van (een aanzet voor) een stedelijke ontwikkeling.

Het voorliggend plan voorziet in de ontwikkeling van één ruimte-voor-ruimte woning binnen een hiertoe geschikte bebouwingsconcentratie. De nieuwe woning ligt solitair. Het plan maakt aldus geen onderdeel uit van een (aanzet tot een) stedelijke ontwikkeling.

Onder artikel 7.8 lid 2 t/m 4 van de verordening zijn de regels opgenomen ten aanzien van de herkomst van een Ruimte-voor-ruimte titel. In de voorliggende situatie wordt een 'Ruimte-voor-ruimte titel' aangekocht waarvoor elders in het buitengebied de sloop van agrarische

bedrijfsbebouwing heeft plaatsgevonden. Zie hiervoor paragraaf 2.4.

Voorafgaand aan het in procedure brengen van het ontwerp bestemmingsplan is deze bouwtitel verworven. De relevante bewijsstukken zijn bijgevoegd en opgenomen in paragraaf 2.4. Op basis van artikel 7.8 lid 5 geldt dat de verplichting tot 'kwaliteitsverbetering van het landschap' (art. 3.2) niet van toepassing is op Ruimte-voor-ruimte ontwikkelingen maar geldt een goede

landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder art 7.8 lid1 c. Zie hiervoor paragraaf 2.3.

Nieuwe Hollandse Waterlinie en het cultuurhistorisch vlak

Het plangebied ligt in het vastgestelde cultuurhistorische vlak en in de aanduiding Nieuwe Hollandse Waterlinie van de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Een plan dat is gelegen binnen de aanduiding van het cultuurhistorisch vlak, in onderhavig geval de bedoelde aanduiding Nieuwe Hollandse Waterlinie, dient gericht te zijn op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden

gebieden.

Onderhavig plangebied maakte onderdeel uit van de samenhang van de inundatiegebieden en dijken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Met het plan wordt geen afbreuk gedaan aan de beleving van dit landschap. Het contrast tussen de open polder (inundatiegebied) en de dijk wordt juist vergroot (zie ook de notitie van Pouderoyen, paragraaf 2.3). Hiermee wordt er voldaan aan het behoud van de kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als waardevol te

onderscheiden gebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2013

In de 'Structuurvisie Land van Heusden en Altena' leggen de gemeentebesturen van de voormalige gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem de hoofdlijnen vast van het door hen gewenste ruimtelijke beleid richting het jaar 2025. De gemeenten willen goede initiatieven ondersteunen, stimuleren of opstarten. In de structuurvisie worden de gemaakte keuzen gemotiveerd, beschreven en verbeeld.

Bestemmingsplan

Figuur 3.1: Uitsnede structuurvisie kaart Land van Heusden en Altena (locatie rood omcirkeld)

Op de structuurvisie kaart is de planlocatie aangewezen voor een gemengde plattelandseconomie.

Daarbij zijn landgoederen en ruimte voor ruimte expliciet toegelaten. Daarmee sluit het plan aan op de uitgangspunten van de structuurvisie.

Woudrichem: Poort naar een duurzame toekomst

In 2011 heeft de voormalige gemeente Woudrichem een duurzaamheidsnotitie opgesteld. De komende jaren wil Woudrichem ferme stappen zetten in het kader van duurzaamheid. Haar ambitieniveau heeft ze als volgt geformuleerd: Wij willen zo veel mogelijk duurzaam handelen en dragen het belang hiervan uit. We scheppen zo goed mogelijk voorwaarden om duurzaam te wonen en te werken. We stimuleren het gebruik van duurzame energiebronnen, maar bovenal het duurzaam bouwen. We faciliteren de komst van een biomassacentrale en steunen de ontwikkeling van windmolens in de drie clustergebieden die zijn aangewezen in West-Brabant, of op zee. We ondernemen actie om biodiversiteit binnen onze gemeente te verbeteren en ondersteunen particuliere initiatieven op dit terrein. Binnen het college is het gestelde in het coalitieprogramma nader aangeduid met: De gemeente faciliteert en stimuleert groen en duurzaam ontwikkelen en wil daarin een voorbeeld voor anderen zijn. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van lokale

ondernemers en lokale bronnen. Duurzaamheid staat vast op de agenda bij het maken van

prestatieafspraken met woningcorporaties en projectontwikkelaars. De gemeente intensiveert haar samenwerking op dit gebied ook met andere partners, zoals de ZLTO, Brabants Landschap en Altenatuur.

Het plan biedt kansen om concrete invulling te geven aan ambities op het gebied van duurzaamheid. De initiatiefnemers beogen een woning te bouwen gebruikmakend van houtskeletbouw en stro. Dit draagt expliciet bij aan de duurzame ambities.

Bestemmingsplan

Hoofdstuk 4. Relevante planologische

In document Toelichting bestemmingsplan (pagina 13-18)