• No results found

3. Behoud agrobiodiversiteit in Nederland

3.4 Beleid tot behoud zeldzame landbouwhuisdieren in Nederland

In Nederland was tot voor kort de Subsidieregeling Zeldzame Landbouwhuisdieren (SZL) van kracht. Deze regeling is echter kort geleden opgeheven en op het ministerie van LNV wordt momenteel gewerkt aan het ontwikkelen van een alternatief om het behoud van zeldzame huisdierrassen te stimuleren.

3.4.1 Doelstelling en opzet SZL

Doel van de regeling was het bevorderen van het in stand houden van veerassen die met uitsterven bedreigd worden. Het behoud van dergelijke rassen wordt belangrijk gevonden vanuit het oogpunt van genetische diversiteit, maar ook vanwege de cultuurhistorische waarde van deze rassen. De belangrijkste doelgroepen van de regeling zijn agrariërs, hob- bydierhouders en terreinbeherende organisaties die zeldzame landbouwhuisdieren houden. Onder de regeling vielen diverse traditionele Nederlandse huisdierrassen, zoals de Laken- velder, het Groninger Paard en de Schoonebeker.

Aan de regeling golden ook enkele beperkingen. Zo kon men voor maximaal 30 grootvee-eenheden (gve) subsidie aanvragen, en kwamen landbouwbedrijven met meer dan 2,5 gve zeldzame landbouwhuisdieren per hectare voedselareaal niet voor subsidie in aan- merking. Daarnaast was voor de regeling een subsidieplafond vastgesteld. Wanneer voor

een gegeven ras voor meer dan 1.000 (runderen en paarden) of 1.500 (schapen) vrouwelij- ke dieren subsidie werd verleend, kon de minister besluiten dat voor dat ras geen subsidieaanvragen meer zouden worden gehonoreerd.

Procedure

De aanhoudperiode van de regeling bedroeg vijf jaar en duurde van 14 april 2002 tot 14 april 2007. Geïnteresseerden in de regeling konden tussen 1 maart 2002 en 13 april 2002 een aanvraagformulier bij LASER indienen. Hierbij moesten zij het volgende inleveren: - een ingevuld aanvraagformulier met contactgegevens, BRS-registratienummer, op-

pervlakte voederareaal;

- het door LASER voorgeschreven bedrijfsregister met contactgegevens, naam en be- drijfsnummer van de fokkerijorganisatie of stamboekvereniging, en van ieder dier waarvoor subsidie wordt aangevraagd registratienummer, naam, ras, geslacht en ge- boortedatum;

- een Verklaring Fokkerijorganisatie voor ieder ras waarvoor subsidie wordt aange- vraagd;

- een BRS-registratieformulier indien het bedrijf nog niet bij LASER was geregi- streerd;

- een kopie van de statuten indien de aanvraag door of uit hoofde van een rechtsper- soon werd ingediend.

Ontvangen formulieren kregen bij LASER een dagstempel en werden beantwoord met een ontvangstbericht. Bij onvolledige aanvragen kreeg de indiener het verzoek de ont- brekende gegevens binnen twee weken aan te vullen.

Net als bij de SAN werden de aanvragen behandeld in volgorde van binnenkomst bij LASER. Wanneer het subsidieplafond werd bereikt werden de resterende aanvragen afge- wezen. De aanvrager kreeg dan een toekenningsbesluit, waarin per ras het aantal gve werd vermeld waarvoor subsidie werd verleend, het jaarlijkse bedrag van de subsidie en de aan- houdverplichting.

De deelnemer was verplicht gedurende vijf jaar, op elk moment, van ieder ras het aantal gve waarvoor subsidie was verleend aan te houden. Iedere verandering in het be- stand van de zeldzame landbouwhuisdieren moest in het register worden bijgeschreven, en aan LASER worden doorgegeven. Daarnaast moesten in de bedrijfsadministratie alle muta- tiegegevens worden bewaard. Een verandering die het gevolg was van verkoop, sterfte of noodslachting had geen gevolgen voor de subsidie indien het verkochte, gestorven of in nood geslachte dier aantoonbaar werd vervangen door een dier van hetzelfde ras en dezelf- de waarde in gve.

Deelnemers moesten ieder jaar binnen vier weken na afloop van de aanhoudperiode een formulier voor subsidievaststelling indienen met een kopie van het bedrijfsregister en een voldoende gefrankeerde retourenveloppe.

Twee soorten controles werden uitgevoerd. LASER voerde zelf administratieve con- troles uit. Daarnaast werden ook ieder jaar steekproefsgewijs bedrijfscontroles uitgevoerd door de AID, waarbij in ieder geval het bedrijfsregister, de bedrijfsadministratie en de aanwezige landbouwhuisdieren werden gecontroleerd. Bij onregelmatigheden werd een korting op de subsidie in rekening gebracht die kon oplopen tot 100%.

3.4.2 Effecten van de SZL

De SZL lijkt bijzonder succesvol geweest te zijn. De regeling was zo populair bij de hou- ders van zeldzame huisdierrassen, dat in de eerste ronde slechts de helft van de aanvragen kon worden gehonoreerd. De directe subsidies werden onder andere sterk gewaardeerd vanwege de erkenning die ervan uitging voor de inspanningen van houders van zeldzame landbouwhuisdieren. Ook is men door de regeling meer dieren van zeldzame huisdierras- sen gaan houden en er zijn stamboekverenigingen opgericht voor rassen waar die voorheen nog niet voor bestonden. Desalniettemin vond men de subsidie aan de lage kant, en werd het plafond van maximaal 30 gve als erg laag ervaren. De administratieve verplichtingen werden als bijzonder lastig ervaren.

3.4.3 Transactiekosten

Er zijn geen onderzoeken gedaan naar de transactiekosten van de SZL. De beschrijving van de procedure in paragraaf 3.4.1 wekt echter de indruk dat de regeling behoorlijke admini- stratieve lasten met zich meebracht. Deelnemers gaven ook aan dat de administratieve lasten bijzonder hoog waren, en ook de uitvoeringskosten van deze regeling waren hoog. De oorzaak hiervan zat vooral in de verplichte registratie van dieren en mutaties daarin. Daarnaast moest van de dieren de raszuiverheid worden bewezen voordat de subsidie werd toegekend.

3.4.4 Beëindiging en eventuele opvolgers De SZL is stopgezet om de volgende redenen:

- de regeling beloont hobbydierhouders voor iets dat ze toch al doen. Het is in die zin geen effectieve regeling;

- de regeling gaat gepaard met ingewikkelde verplichtingen met betrekking tot stam- boomregistratie en raszuiverheid;

- het ministerie van LNV wil af van structurele subsidies. Men geeft de voorkeur aan opstartsubsidies.1

Momenteel wordt op het ministerie gewerkt aan een alternatief voor de SZL dat aan deze bezwaren tegemoetkomt. Eén van de mogelijkheden waar aan gedacht wordt is om de SZL te combineren met de SAN. Zo zou het houden van zeldzame landbouwhuisdieren voor bepaalde pakketten kunnen worden verplicht, of worden opgenomen als extra optie bij beheers- of landschapspakketten. Ook zou de SZL een vervolg kunnen krijgen in het op projectbasis verstrekken van subsidies aan initiatieven om het houden van zeldzame land- bouwhuisdierrassen te stimuleren. Dit zou bijvoorbeeld een voorlichtingsproject van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen voor hobbydierhouders kunnen zijn. Tenslotte bestaat er het vermoeden dat niet alle functies van zeldzame landbouwhuisdierrassen voldoende worden benut. Door deze functies beter te promoten zou ook de 'marktwaarde' van zeldza- me landbouwhuisdieren kunnen worden vergroot.