• No results found

Dit hoofdstuk betreft de eerste casestudy. De gemeente Landerd is geselecteerd door onder andere zijn ligging in Noordoost Brabant. Deze gemeente is gelegen in een concentratiegebied van intensieve veehouderijen. Zoals eerder beschreven is de reconstructiewet concentratiegebieden in 2002 in werking getreden. Deze wet is gericht op de concentratiegebieden zuid en oost Nederland waarvan onder andere de gemeente Landerd deel van uit maakt. Dit ruimtelijk beleid is erop gericht om de milieuproblematiek en dierziekten met betrekking tot de intensieve veehouderij aan te pakken. Het doel is om een vitaal en leefbaar landelijk gebied te creëren. De betrokken provincies hebben hiervoor reconstructieplannen opgesteld. Het reconstructieplan in Noord-Brabant is niet meer in werking maar heeft wel invloeden op het huidige beleid gehad. In de reconstructiegebieden is onder andere beleid opgesteld om intensieve veehouderijen op niet passende locaties te beëindigen en ontwikkelingsmogelijkheden in te beperken of zelfs te blokkeren. Dit heeft geleid tot veel vrijkomende agrarische bebouwing in onder meer de gemeente Landerd. De gemeente Landerd is al geruime tijd bezig haar beleid te updaten en aan te passen aan het provinciale beleid. Dit betekent onder andere dat opnieuw en meer dan eens gekeken is naar de al vrijgekomen en in de toekomst vermoedelijk nog vrij te komen agrarische bebouwing. (interview Van Alphen, 2012) In de eerste paragraaf wordt een algemeen beeld gegeven van de kenmerken van deze gemeente, de agrarische sector binnen de gemeente. Vervolgens zal het gemeentelijk beleid betreffende vrijkomende agrarische bebouwing aan bod komen. Vervolgens zal in gegaan worden op de (te verwachten) effecten van het huidige en het nieuwe beleid.

6.1 Kennismaking met de gemeente Landerd

Zoals te zien op onderstaande afbeelding is de gemeente Landerd gelegen in Noordoost Brabant ten zuidwesten van Nijmegen, in een concentratiegebied. De gemeente heeft een groen, agrarische karakter. Op 1 januari 1994 is de gemeente ontstaan door samenvoeging van de dorpen Reek, Schaijk en Zeeland. Daarnaast wordt Landerd getypeerd door de functies natuur en recreatie. Het gebied heeft een kleinschalig karakter met zowel grondgebonden als intensieve veehouderij en biedt een goede referentie voor de gemiddelde gemeente in Noordoost Brabant. De rijksweg A50 en de provinciale wegen N277 (Peelweg) en N324 doorkruisen het gemeentelijk grondgebied. Landerd is gelegen te midden van buurgemeenten Grave, Oss, Bernheze, Uden en Mill en Sint-Hubert. (www.landerd.nl)

In 2012 beslaat de gemeente Landerd 7.068 ha. In 2008 was 65% van het totale oppervlak agrarisch terrein. Dit terwijl twee jaar eerder in 2006 66% van het totale oppervlak in agrarisch gebruik was (CBS,2013). Steeds meer van het gemeentelijk oppervlak komt in gebruik ten behoeve van stedelijke functies. Het aantal woningen is sindsdien dan ook nog met 170 gestegen. Daarnaast zijn nog eens 60 wooneenheden toegevoegd aan gebouwen als verpleegtehuizen. Deze realisatie is logisch gezien het gevolg van het nog steeds stijgende inwoner aantal van de gemeente. Hoewel het aantal kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 3 (740 in 2005 en 583 in 2013) en 4 tot en met 12 (1.888 in 2005 en 1.707 in 2013) is gedaald is het totaal aantal inwoners gestegen. In 2005 was het totaal aantal inwoners 14.821, in 2013 is dit aantal gestegen naar 15.224. (www.landerd.nl; www.cbs.nl)

De oppervlakte aan land dat in gebruik is bij agrariërs is de laatste jaren afgenomen. Ook het aantal agrarische bedrijven in de gemeente Landerd is door de jaren heen afgenomen.

Afbeelding 6.1: Kaart Noord-Brabant (Uit: Jan-Willem van der Aalst, 2010, bewerkt)

Tabel 3: Aantal agrarische bedrijven in de gemeente Landerd (Uit: CBS, 2013, bewerkt)

Agrarische bedrijven in Landerd

Periode Aantal agrarische bedrijven

2004 230 2005 235 2006 235 2007 230 2008 225 2009 215 2010 215 2011 215

Landerd is grotendeels gelegen op de hogere peelontginning genaamd de 'Peelhorst'. De Maas heeft het noordelijke gedeelte van Landerd gevormd. Het landelijk gebied van de gemeente wordt gekenmerkt door de afwisseling van agrarische gronden met bosschages en grotere bossen als de Reekse en Schaijkse Heide. Deze heides en bossen bieden de nodige ruimte voor recreatie binnen de gemeente. De oude peelontginning betreft het hoogstgelegen gebied. Hier zijn de kernen gelegen. Deze kernen, verdeeld over twee hoger gelegen gebieden worden omgeven door de lagere jonge ontginningen. De agrarische gronden in dit gebied zijn verdeeld in ruime kavels en betreffen zogenoemde bolle akkers. Bebouwingslinten vormen de scheiding tussen de hoger en lager gelegen gebieden. Dit gebied is open en enkel de 'Hooge Raam' heeft in het verleden een beekdal gevormd. De jonge ontginningen zijn in de 19e eeuw gerealiseerd. In deze gebieden liggen de boerderijen verspreid. De verkaveling is in deze gebieden strakker. Kleine beken zorgen voor de afwatering vanaf de jonge ontginningen en stromen door de oude ontginningen naar de lager gelegen Maasvallei. (www.landerd.nl; www.cbs.nl)

6.2 Beschrijving van het beleid in Landerd

Drie beleidsstukken en instrumenten zijn van belang in het kader van vrijkomende agrarische bebouwing binnen de gemeente Landerd te weten:

• Vigerend bestemmingsplan Buitengebied d.d. 1999; • Structuurvisie 'Buitengebied in Ontwikkeling' d.d. 2009; • Ontwerp bestemmingsplan d.d. 2013.

Deze stukken zullen hieronder worden toegelicht.

Vigerend bestemmingsplan Buitengebied

Op 16 september 1999 heeft de gemeente het vigerende bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. In dit bestemmingsplan wordt al vrij uitgebreid aandacht besteed aan functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing. Als één van de weinige gemeenten heeft Landerd allereerst middels een inventarisatie het aantal vrijkomende locaties ingeschat. Van het aantal agrarische bedrijven binnen de gemeente (270) geeft 15% aan een (potentiële) wijker te zijn. Hiermee wordt bedoeld ofwel het bedrijf te verplaatsen danwel te beëindigen. Hergebruik is in het bestemmingsplan opgenomen als wijzigingsbevoegdheid. Per gebiedstype is gestructureerd aangegeven welke functies mogelijk zijn en welke voorwaarden daaraan gesteld worden. Indien agrarisch hergebruik niet mogelijk is wordt de voorkeur gegeven aan een woonbestemming. Dit is opvallend aangezien in het ontwerp bestemmingsplan juist andere economische dragers de voorkeur genieten. In agrarisch gebied of gebied met hoofdzakelijk agrarische functies zijn niet-agrarische functies zelfs niet toegestaan, recreatieve doeleinden wel. Verder valt op te merken dat bij lang niet alle nieuwe functies het slopen van overtollige bebouwing tot de voorwaarden behoord, zelfs niet bij een woonbestemming in agrarisch gebied. Deze locaties krijgen in het nieuwe bestemmingsplan een aanduiding VAB waardoor de combinatie met de nog aanwezige bijgebouwen de mogelijkheden voor functiewijziging naar een bedrijfsactiviteit of recreatie mogelijk blijft. (Gemeente Landerd, 1999)

Structuurvisie 'Buitengebied in Ontwikkeling'

De gemeenteraad van de gemeente Landerd heeft op 17 december 2009 naar aanleiding van de provinciale beleidsnota 'Buitengebied in Ontwikkeling' de structuurvisie 'Buitengebied in Ontwikkeling' vastgesteld. De provinciale beleidsnota is inmiddels vervallen met de komst van de Verordening ruimte in 2010. Om de economie en de leefbaarheid op het platteland te behouden en te stimuleren nu de landbouwsector krimpt, wil de provincie nieuwe economische dragers in het landelijk gebied stimuleren. Zowel het provinciaal beleid als de structuurvisie van de gemeente Landerd is voornamelijk gericht op de sanering van vrijkomende agrarische bebouwing om op deze manier verrommeling tegen te gaan. Dit aspect is verwerkt in een subsidieregeling voor sloop en de ruimte-voor-ruimte regeling. De verbrede inzet van vrijkomende bebouwing in het landelijk gebied was opgenomen in vier provinciale beleidslijnen welke inmiddels zijn vervangen door de Verordening ruimte. Het betreft de beleidslijnen: 'Beleidslijn Bebouwingsconcentraties', de beleidslijn 'VAB in het buitengebied', 'Beleidlijn voor paardenhouderijen' en de beleidslijn 'Verbrede landbouw en nevenactiviteiten in het buitengebied'. Voorwaarde in de beleidslijnen is dat de ontwikkelingen gepaard gaan met verbetering van de ruimtelijke kwaliteit welke tevens de belangrijkste doelstelling van de structuurvisie vormt. De gemeente wil dit bereiken door nieuwe economische dragers in het landelijk gebied toe te staan, hergebruik van vrijkomende bebouwing stimuleren en realisatie van de zogenaamde BIO-woningen. De vrijkomende bebouwing kan gebruikt worden voor niet aan het buitengebied gerelateerde functies, andere dan natuur-, landbouw- of recreatiefuncties, onder de voorwaarde dat verbetering van de ruimtelijke kwaliteit gegarandeerd is. Hiervan is de ruimte-voor - ruimte regeling tevens een voorbeeld. De gemeente kiest in navolging van de provincie voor vestiging van de nieuwe functies in voornamelijk bebouwingslinten, -concentraties en kernrandzones omdat hier reeds een menging van functies heeft plaatsgevonden en op deze manier de aan het buitengebied gerelateerde functies niet te belemmeren in hun ontwikkelingsmogelijkheden.

De beleidslijn 'Voormalige agrarische bedrijfslocaties in het buitengebied' biedt mogelijkheden voor nieuwe economische activiteiten buiten bebouwingslinten, -concentraties en kernrandzones. Deze verruiming van de mogelijkheden voor nieuwe economische functies in vrijkomende bebouwing biedt mogelijkheden ten opzichte van recreatie, opslagmogelijkheden en het bewonen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing door burgers. De 'Beleidslijn voor paardenhouderijen' maakt paardenhouderijen op vrijkomende agrarische locaties mogelijk. Hierbij wordt de eerdere discussie omtrent het soort paardenhouderij en het zijn van een agrarische functie losgelaten. Enkel de grootte en de verkeersaantrekkende werking worden getoetst. De structuurvisie 'Buitengebied in ontwikkeling' is verwerkt in het bestemmingsplan buitengebied waarvan het ontwerp reeds ter inzage is gelegd. Met betrekking tot de 'BIO-woningen' is eerder een bestemmingsplan vastgesteld zodat deze regeling ten uitvoer kon worden gebracht ondanks dat de provinciale regeling is vervallen. (Gemeente Landerd, 2010)

Ontwerp bestemmingsplan

Voor de gemeente Landerd wordt gewerkt aan een nieuw bestemmingsplan waarin onder andere de structuurvisie 'Buitengebied in Ontwikkeling' en de provinciale 'Verordening ruimte' is verwerkt. Om deze reden worden aan alle ontwikkelingen algemene randvoorwaarden gesteld naast de specifieke voorwaarden per type ontwikkeling. Op deze manier wordt voorkomen dat een ruimtelijke ontwikkeling niet binnen de bepalingen van de Verordening ruimte past. De algemene voorwaarden betreffen zuinig ruimte gebruik, landschappelijke inpassing, bijdrage aan/ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit, duurzaam, uit milieuoogpunt aanvaardbaar, geen belemmering voor omliggende functies, de grootte en het ruimtebeslag van de ontwikkeling moet passen in de omgeving. Een aantal afgesplitste bedrijfswoningen hebben in het ontwerp bestemmingsplan een woonbestemming gekregen. Dit geldt alleen voor de 2e bedrijfswoningen welke ruimtelijk gezien los staan van het agrarisch bouwvlak. De afgesplitste woningen welke niet los te zien zijn van het bouwvlak behouden de bestemming. Dit is eerder opgenomen in de 'Beheersverordening Buitengebied burgerwoningen' vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan. Hiermee is daardoor nog niet ingespeeld op de wetswijziging aangaande ´plattelandswoningen´.(Gemeente Landerd, 2012; Van Alphen 2012)

Verwacht wordt dat in de gemeente ook in de komende jaren veel agrarische bedrijfsgebouwen vrij komen. Hieromtrent zijn in het nieuwe bestemmingsplan dan ook regels opgenomen met betrekking tot hergebruik. Het gaat hierbij om de locaties welke onder het vigerende bestemmingsplan of het nieuwe bestemmingsplan nog wel een agrarische bestemming hebben maar waar de agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. Reeds beëindigde bedrijven met een woonbestemming krijgen de aanduiding VAB-locatie. Voor de bedrijven welke onder het nieuwe bestemmingsplan worden beëindigd geldt dat een nieuwe agrarische functie de voorkeur heeft. Daarna gaat de voorkeur uit naar andere economische dragers. In het bestemmingsplan zijn de mogelijkheden omtrent hergebruik uit de Verordening ruimte en de structuurvisie 'Buitengebied in Ontwikkeling' overgenomen met dien verstande dat het begrip VAB hierin staat voor 'voormalige agrarische bedrijfslocatie' en in de Verordening ruimte wordt uitgegaan van 'voormalige aanwezige bebouwing'. Voor functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing levert dit derhalve geen beperking op. Hergebruik voor bedrijvigheid is binnen het bestemmingsplan niet toegestaan in combinatie met de regelingen 'Ruimte voor ruimte 2006', 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' en 'Verplaatsing Intensieve Veehouderijen' en in landbouwontwikkelingsgebieden. Nieuwe bebouwing is niet toegestaan, indien de huidige bebouwing niet voldoet kan onder voorwaarden toestemming worden verleend voor herbouw. Het volume mag hierbij niet toenemen. Alle overtollige bebouwing dient gesloopt te worden. (Gemeente Landerd, 2012)

6.3 Het beleid in de praktijk

Voor de gemeente zijn geen gegevens beschikbaar omtrent vrijkomende, leegstaande en gewenste functiewijzigingen van agrarische bebouwing (Van Alphen, 2012). In het kader van het vigerend bestemmingsplan heeft de gemeente wel het aantal verwachte vrijkomende bedrijven in kaart gebracht. De huidige stand van zaken is niet voor handen. (Vos,2012; Van Alphen, 2012) De bepaling van de mate van doelbereiking van het beleid is derhalve gebaseerd op de ervaring van de geïnterviewden en betreft geen absolute getallen. Uit een onderzoek van BRO in opdracht van de gemeente Landerd en de Kamer van Koophandel in 2010 blijkt dat het buitengebied van Landerd gekenmerkt wordt door kleinschalige bedrijvigheid. Deze bedrijvigheid bestaat uit de recreatieve sector, bouwbedrijven, ambachtelijke bedrijven, dienstverlening en agrarisch verwante bedrijven. Bij de bedrijven gevestigd in voormalige agrarische bebouwing bestaat ruimtebehoefte. Deze extra ruimtebehoefte bedraagt 50 tot 100 m² waarvoor naar een bedrijventerrein uitgeweken moet worden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de ruimte welke geboden wordt bij functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing een grotere oppervlakte aan bijgebouwen is gewenst. Deze ervaring wordt gedeeld door geïnterviewden van gemeente Landerd en adviesbureau Van Gerwen Advies Groep. Met de provinciale beleidsnota 'Buitengebied in Ontwikkeling' en de daaruit voortvloeiende gemeentelijke structuurvisie 'Buitengebied in Ontwikkeling' wordt hier reeds getracht een invulling aan te geven. Hiermee is hergebruik van agrarische bebouwing tot 800 m² in plaats van 400 m² voor een niet aan het buitengebied gerelateerde functie mogelijk. In het kader van de doelstelling tot een betere ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te komen wordt 60 euro per vierkante meter boven de 400 m² aan fondsbijdrage geëist. Daarnaast draagt initiatiefnemer de kosten voor sloop van de overtollige bebouwing. Uit de gehouden interviews (interview Van Alphen, 2012; Jansen - Sommers, 2012) blijkt dat dit een knelpunt oplevert. De kosten worden te hoog waardoor de functiewijziging niet rendabel is en als gevolg daarvan geen doorgang vindt. De kosten van de kwaliteitsverbetering in combinatie met de leges- en advieskosten met betrekking tot de procedure van de functiewijziging heeft als gevolg dat projecten geen doorgang kunnen vinden. Ervaren wordt door zowel gemeente als adviesbureau dat het eventuele initiatiefnemers zelfs remt in aanzet tot eerste plannen. Gedacht wordt dat het 'toch wel niet mogelijk zal zijn'. De gemeente geeft aan dat zij meer initiatieven wensen, adviesbureaus en potentiële initiatiefnemers wensen meer duidelijkheid en sturing vanuit de gemeente. Deze laatste groep wenst van de gemeente te horen welke alternatieven mogelijk zijn indien hun plan in eerste aanzet niet mogelijk blijkt. Deze groep wenst niet enkel 'nee' van de gemeente te krijgen. Communicatie blijkt hierin een belangrijk aspect. ( interview Kemp, 2012)

De gemeente kiest ervoor functiewijziging naar niet aan het buitengebied gebonden functies voornamelijk toe te staan in kernrandzones, bebouwingslinten en -concentraties. Omdat hier al een functiemenging heeft plaatsgevonden en daardoor de minste effecten heeft op de ontwikkelingsmogelijkheden van wel aan het buitengebied gerelateerde functies. (Gemeente Landerd, 2012) Deze locaties zijn geschikt voor bedrijvigheid omdat deze locaties veelal aan een doorgaande weg zijn gelegen en daarom goed bereikbaar zijn. Tevens bevinden deze zich veelal nabij de kern. Adviesbureaus geven aan dat dit belangrijke vestigingseisen zijn voor bedrijven. Echter voor opslag zijn deze aspecten minder van belang. Ook in open landelijk gebied of net buiten een concentratie komt agrarische bebouwing vrij. (interview Welte, 2013) Hier zijn de mogelijkheden met betrekking tot functiewijziging beduidend minder terwijl er uit de interviews blijkt dat hier wel vraag naar is. Echter is ontstening van het buitengebied één van de doelen van zowel het provinciaal als gemeentelijk beleid. Doordat bij dergelijke vrijkomende locaties wel gebruik kan worden gemaakt van de sloopsubsidie regeling wordt dit deels ook bewerkstelligd. (interview Van Alphen, 2012) Zowel uit het in 2010 uitgevoerde onderzoek door de gemeente en de Kamer van Koophandel als uit de gehouden interviews blijkt dat recent vrijkomende locaties meer mogelijkheden biedt als een locatie waar reeds functiewijziging heeft plaatsgevonden. Dit komt mede door de doelstelling van ontstening van het buitengebied. Eenmaal gesloopte bebouwing mag niet meer of in kleinere

oppervlakten teruggebouwd worden. Dit heeft als gevolg dat vrijkomende bebouwing zo lang mogelijk blijft staan totdat hier eventueel een andere functie aan wordt gegeven. Sloopsubsidie of de ruimte-voor-ruimte regeling kan dit stimuleren, op deze manier vindt geen kapitaalsvernietiging plaats.

De ruimte-voor-ruimte regeling heeft binnen de gemeente veel betekend op het gebied van kwaliteitsverbetering van het landelijk gebied. Meer dan 30 ruimte-voor-ruimte kavels zijn uitgegeven waarvoor per kavel minimaal 1.000 m² stalruimte is gesloopt. Voor iedere uitgegeven ruimte-voor-ruimte kavel mocht de gemeente Landerd een BIO-kavel uitgegeven. Circa 20 BIO-kavels zijn in de gemeente uitgegeven waarvoor door de initiatiefnemers per kavel € 140.000,- aan het fonds ter verbetering van het landschap is bijgedragen. Ondanks dat door de korte looptijd van het BIO-beleid niet optimaal gebruik is gemaakt van de mogelijkheden heeft deze regeling in combinatie met de ruimte-voor-ruimte regeling naar mening van de gemeente een grote bijdrage geleverd aan de verdere ontstening van het landelijk gebied en de verbetering van de kwaliteit. De korte looptijd van de regeling voor BIO-woningen heeft er vermoedelijk voor gezorgd dat kansen zijn blijven liggen. In de gemeente Landerd is daarnaast gebruik gemaakt van de Rbv-regeling. Aantallen specifiek voor de gemeente zijn hiervan niet bekend. Maar in het landelijk gebied is zichtbaar dat ontstening heeft plaatsgevonden. (interview Van Alphen, 2012; Welte, 2013; Jansen - Sommers, 2012)

De gemeente Landerd biedt ruime mogelijkheden voor functiewijziging, dit sluit aan bij het provinciale beleid. De ruimtelijke ordening met betrekking tot vrijkomende bebouwing wordt naar mening van de gemeente (Van Alphen, 2012) beperkt door provinciaal beleid met betrekking tot de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen. Dit vormt vaak een struikelblok bij beoogde functiewijziging. Voor de beoogde doelstellingen is beleid opgesteld dat binnen het provinciale beleid past. Het enige grote verschil is te vinden in de definitie van 'VAB' welke in het ontwerpbestemmingsplan wordt uitgelegd als 'voormalige agrarische bedrijfslocatie' en in de Verordening ruimte wordt uitgegaan van 'voormalige aanwezige bebouwing'. Dit heeft echter geen gevolgen voor vrijkomende agrarische bebouwing. In het ontwerpbestemmingsplan worden ruimere mogelijkheden geboden met betrekking tot functiewijziging dan in het vigerend bestemmingsplan. Deze ontwikkeling sluit aan op de vraag van initiatiefnemers. Zo zijn er ruimere mogelijkheden voor paardenhouderijen. (Van Alphen, 2012)

De doorlooptijd van procedures en daarmee gepaard gaande kosten blijken echter initiatiefnemers te weerhouden van realisatie van hun wensen en ideeën. Daarnaast is vaak niet duidelijk welke mogelijkheden worden geboden. De gemeente voert ook geen actief beleid met betrekking tot functiewijziging van vrijkomende agrarische bebouwing. Gewacht wordt tot initiatiefnemers zelf met ideeën komen. Noordoost en Midden Brabant, waaronder de gemeente Landerd, hebben afspraken gemaakt voor uitwerking en toepassing van de regeling 'Kwaliteitsverbetering van het landschap'. Deze regeling komt voort uit de Verordening ruimte waarin is bepaald dat ruimtelijke ontwikkelingen gepaard dienen te gaan met voldoende kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit kan inhouden de sloop van gebouwen, landschappelijke inpassing en bijdragen aan de kwaliteit van het landschap elders. De methode welke door de participerende gemeenten wordt gehanteerd, brengt in bepaalde gevallen te hoge kosten met zich mee. (interview Van Alphen, 2012, Jansen - Sommers, 2012 ) Gebleken is dat de doelstellingen van de gemeente, welke overigens niet absoluut zijn, behaald zijn. Ontstening van het buitengebied, tegengaan van verrommeling van het buitengebied en verbetering van de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het landschap, echter de doelstelling van de structuurvisie 'Buitengebied in Ontwikkeling' is niet in de mate bereikt zoals gepland. Deze bood meer mogelijkheden wat betreft het aantal BIO-woningen. Dat de situatie waarvoor aanvankelijk beleid is opgesteld verbeterd, wil niet zeggen dat dit ook een gevolg is van het opgestelde en ingevoerde beleid. Andere factoren kunnen ook, zowel in negatieve als in positieve zin, hebben bijgedragen aan het wel of niet halen van de gestelde doelen. (Bressers, 1993) Het vigerend

bestemmingsplan 'Buitengebied' dateert van 1999. Op dat moment erkende de gemeente reeds de vele vrijkomende agrarische bebouwing en hield rekening met de nog vrij te komen bebouwing in de