• No results found

instandhouding en herstel van de basenverzadiging Uitgangspunten

2. Herstel+onderhoud: wanneer de basenverzadiging te laag is voor basenrijke

2.5 Belasting met nutriënten

Als wordt bevloeid met oppervlaktewater komen de in het oppervlaktewater aanwezige nutriënten vrijwel direct in de wortelzone terecht. Hierdoor kan eutrofiëring optreden. Om deze reden is voor de beschouwde gebieden de aan de aanvoer gerelateerde jaarlijkse belasting met N en P berekend voor jaarrond bevloeiing (Figuur 2-10).De waarden zijn uitgedrukt in kg/ha/jr om eenvoudig te vergelijken met andere bronnen zoals atmosferische depositie.

In het merendeel van de onderzochte gebieden bedraagt de aanvoer van stikstof bij jaarrond bevloeiing 1 a 2 kg N/ha/jr (Figuur 2-10). Afwijkend in deze zijn het Naardermeer en vooral Westbroek, waar in het laatste gebied de belasting kan oplopen tot een aanzienlijke hoeveelheid van 5 kg N /ha/jr.

OBN Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 36

Deze waarden bedragen ca. 7 tot 30 % van de huidige atmosferische N-depositie in deze gebieden en bevloeiing levert daarmee een niet te verwaarloze bijdrage aan de stikstofbalans.

De belasting met orthofosfaat varieert tussen 0.06 en 0.27 kg P/ha/jr. De hoogste belasting treedt op in de Veldweg. De belasting met P-totaal concentraties zijn beperkt beschikbaar van de

onderzochte gebieden. Uit meetgegevens van de Stobbenribben en Naardermeer blijkt dat de P- totaal concentratie een factor 6-7 hoger kan liggen dan P-PO4 concentratie. Daarom is de P-totaal belasting berekend door de orthofosfaat concentratie met factor 6.5 te verhogen (Figuur 2-10, derde grafiek). De fosfaatbelastingen zijn dan hoog in alle gebieden (>0.4 kg P/ha/jr). Bij laterale aanvoer van oppervlaktewater of aanvoer van onderaf, zal de kragge ook belast worden met fosfaat. Groot verschil met de bevloeiing is dat in het laatste geval het water direct in de wortelzone en levende moslaag terecht komt.

Als de N- en P-belasting wordt vergeleken met de door Koerselman (1990) opgestelde

nutriëntenbalans van twee trilvenen (Westbroek en Molenpolder, Tabel 2-1) blijkt dat de aanvoer van N via bevloeiing voor alle gebieden m.u.v. van Westbroek en het Naardermeer ongeveer gelijk is aan de laterale aanvoer in het Westbroek trilveen. De aanvoer van orthofosfaat via bevloeiing is bij alle gebieden m.u.v. de Veldweg ongeveer gelijk aan de laterale instroom in het Westbroek trilveen. Wanneer die vergelijking wordt gemaakt voor de P-totaal aanvoer dan is deze vele malen hoger dan de aanvoer in Westbroek. De trilvenen in polder Westbroek zijn inmiddels niet meer in een goede conditie. In hoeverre de door Koerselman in 1990 berekende belastingen duurzame instandhouding waarborgen is dan ook zeer de vraag. Voorzichtigheid is derhalve geboden. De belasting met zwavel varieert voor de gebieden ca. 30 tot 120 kg S/ha/j (Figuur 2-10, 4e grafiek). De hoogste belastingen treden op in de Stobbenribben, Wobberibben en Naardermeer. Dat is een hoge belasting en ook vele malen hoger dan de huidige atmosferische S-depositie. Opgemerkt wordt dat binnen laagveenmoerasgebieden grote verschillen in nutriëntengehalte van het oppervlaktewater aanwezig kunnen zijn door bezinking van zwevend stof, omzetting, retentie in de bodem en opname door planten/ algen en verdunning met regenwater. Een analyse op van de potentiële nutriëntenbelasting moet daarom altijd gemaakt worden op basis van lokale hydrochemische gegevens van het oppervlaktewater. Voor een definitief oordeel over de risico’s van bevloeiing t.a.v. nutriënten is dus adequate lokale informatie nodig.

Onderzoek naar bevloeiing als beheermaatregel voor behoud en herstel van basenrijke trilvenen 37 Figuur 2-10: Jaarlijkse stikstof-, orthofosfaat-, en totaal-fosfaat en zwavelbelasting bij jaarrond bevloeiing met lokaal oppervlaktewater voor de drie te verbeteren uitgangssituaties voor

OBN Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 38 aanvoer van bevloeiingswater voor de toename van de kationenadsorptiecapaciteit door veengroei, afvoer van basen door maaien en zuurdepositie).

Figure 2-10: Annual nitrogen, orthophosphate, total phosphate and sulphur load resulting from year-round flooding with local surface water. The calculation takes into account the extra supply needed for maintenance (compensate for increase in cation adsorption capacity through peat growth, and removal of bases through mowing and acid deposition).

Tabel 2-1: Nutriëntenbalans trilvenen in kg/ha/jr Westbroek en Molenpolder (Koerselman, 1990). Tabel 2-1: Nutrient balance for quaking mires in Westbroek en Molenpolder in kg/ha/yr (Koerselman, 1990).

2.6 Conclusies

De toegepaste analyse op basis van een stofbalansbenadering geeft een indicatie voor de

benodigde bevloeiingsbehoefte en -duur voor herstel en behoud van een hoge basenrijkdom van de kraggetoplaag. de effecten op de basenhuishouding. Ook geeft het indicatie voor de belasting van stikstof, orthofosfaat, totaal-fosfaat en zwavel die optreedt bij bevloeiing. De gepresenteerde resultaten in de analyse geven naar verwachting een goed beeld van relatieve verschillen tussen scenario’s. Benadrukt wordt dat het belangrijk is de berekende bevloeiingsduur niet al te precies te interpreteren en vooral te letten op relatieve verschillen tussen de scenario’s.

De berekeningen zijn uitgevoerd voor jaarrondbevloeiing met als uitgangspunt dat het neerslagtekort + 10% extra van bevloeiingswater in de kragge kan infiltreren. Met de

uitgangspunten die voor berekening van het neerslagtekort zijn gebruikt zou dan ca. 1000 mm/j kunnen infiltreren. Gedurende april t/m september kan ca. 800 mm/j indringen. Effectieve bevloeiing kan vooral in gedurende het voorjaar en de zomer plaatsvinden. Bij bevloeiing in het winterhalfjaar (oktober-maart) kan maar ca. 200 mm water inzijgen en zouden benodigde bevloeiingsduren veel hoger zijn dan is berekend voor jaarond bevloeiing. Omdat in de praktijk doorgaans niet het hele jaar wordt of kan worden bevloeid, zullen de benodigde bevloeiingsduren hoger uitvallen dan is berekend.

N

P

Westbroek Molenpolder Westbroek Molenpolder