• No results found

tieel lager d andbouwbode

0: Berekende en) en afspoe

akkige afspo it de landbo a uitspoelin ppervlakte va

(afstroming) zandige ond weilanddepo tsen. Door de

iepe grondw gelegen natu e zomer kan ater plaatsvi s van het di natuurgebie bodem zal heden ijzer aat kan door elijking met ek voor een kbaar: het be kwetsbare

P-belasting i ling (donkergr

oeling is klei ouwbodem va

g en van an 1.082.342 ).

dergrond en ot zal infiltre e zandige on water dan in uurgebieden n er mogelij

nden. De om iepere bode ed vanuit he l gedurende in het slib), r sulfaatredu polder Mijn extra belast eïnvloedt he

gebieden:

rt richting M e Plassen.

ewater Egels elshoek vari older Mijnde er 65% is afko

in het opperv roen).

iner en vari arieert in de

2.800 tot is beperkt, z jk wel enige mvang hierv emprofiel en et depot kan e het transp en veel van ctie verdwij den zorgt e ting van het et brongebied

Weerslootg Molenpolder

shoek en im ieert tussen

n. Het groot omstig via ui

vlaktewater i

eert van 5 e polder (EA 7.250 m3 it neer op 9

gheid van lic via ondiepe eeft een wei den. Het ris zeker in de e verspreidi van is waarsc

n grondwate n niet helem port fosfaat n de aanwez

jnen. sico op versp

winter wan ng van infil chijnlijk bep er) maar en maal worden

worden va zige stikstof

depot (zeker d rond Egels

ter stroomaf

ier meer imp preiding via

neer de kwe trerend wat fwaarts dat naal met v enseplas en

ag, en ligt an uitspoele

Zodden, via u

d af- en uit 00 tot 15.00 ming. Gege eling) en 2.6

hijnlijk dat h oppervlaktew pact op de b

het grondwa eldruk relat ter naar het stigt door de eding van n. Door het mede door ficeren. Een

ermaanden) aarts ligt eidt langs naar de maal ook

34

35

4 CONCLUSIE

4.1 Antwoorden op de deelvragen

Huidige kwaliteit waterbodem van de Loosdrechtse plassen

 Wat is de nalevering van P van de sliblaag, de nieuwe bodem (slib) na baggeren en de vaste bodem na baggeren als de sliblaag tot NAP – 2 m zou worden weggebaggerd?

 Wat zijn de eigenschappen van het slib en het slib dat na baggeren de nieuwe bodem vormt in relatie tot de nalevering van P

 De huidige nalevering van het slib is laag, het slib bevat veel totaal ijzer en weinig totaal fosfor, resulterend in een lage fosfor concentratie in het poriewater. De diepere lagen bevatten iets meer fosfor in het poriewater, maar de concentratie is nergens hoog. De ijzerbeschikbaarheid is in deze diepere lagen ook hoger, en in combinatie met blootstelling aan zuurstofrijk water (nadat er gebaggerd is), zal de P-nalevering zeer waarschijnlijk (zeer) laag blijven. Minder slib in de plas betekent ook dat er minder deeltjes opwervelen door windwerking en stroming wat het doorzicht van de plas ten goede komt.

Sedimentatiesnelheid slib

 Wat is de sedimentatiesnelheid van het slib in een weilanddepot en wat is de invloed op de bezinkingssnelheid indien ijzerchloride wordt toegediend?

 Reageert het slib uit de haven anders dan het slib uit de plas?

 De sedimentatiesnelheid van het slib van de Loosdrechtse plassen is laag. De sedimentatie van het slib uit de haven verloopt iets sneller en bezinkt in iets grotere mate, maar het gaat nog steeds langzaam. Het toedienen en doorroeren van ijzerchloride had in de proeven geen duidelijk meetbaar effect.

Kwaliteit retourwater

 Hoe hoog zijn concentraties van nutriënten (opgelost en totaal P, Fe, S) in het retourwater en in welke mate kan bezinking en het gebruik van ijzerchloride of een zandfilter bij de behandeling van het retourwater dit beïnvloeden?

 Welke maatregelen zijn nodig om het retourwater zodanig te zuiveren dat het geschikt is voor bevloeiing in de polder en kan leiden tot een verbetering van de waterkwaliteit in de polder.

 Wat doet sulfaat bij transport van water in de bodem?

 Kan er met de hoeveelheid te lozen water (in combinatie met de verwachte hoeveelheid totaal fosfor) worden voldaan aan de eis van waternet t.a.v. belasting van het oppervlaktewater van Loosdrecht met fosfor?

 De behandeling met Pax is het meest effectief voor de behandeling van retourwater; de fosforconcentratie wordt met circa 50% verlaagd. Aandachtspunt is de hoge concentratie ammonium (met name in het retourwater van de haven) en in mindere mate sulfaat. De behandeling met ijzerchloride is in deze proef mogelijk niet optimaal verlopen waardoor er geen effect werd geconstateerd. Berekeningen aan de hoeveelheid te lozen water in combinatie met de fosforvracht moeten in een later stadium uitgevoerd worden.

Uitloging van stoffen richting grond- en of oppervlaktewater

 In welke mate is er in potentie uitspoeling van opgelost en totaal fosfaat mogelijk uit het depot naar omliggende sloten en hoe verhoudt dit zich tot de uit- en afspoeling van de huidige landbouwbodem?

36

 De fosfaatuitspoeling uit het depot zal, door de grote hoeveelheid ijzer in het slib, gering zijn. Onder normale omstandigheden spoelt er overigens ook wat fosfor uit de bodem naar het grondwater. De aanleg van een weilanddepot zal wel leiden tot een tijdelijke (fors) hogere sulfaatbelasting. Door de zandige omstandigheden heeft een eventueel weilanddepot in Egelshoek meer impact op de bodem en het grondwater, dan in polder Mijnden waar kleiig veen aanwezig is. Op die locatie wordt het oppervlaktewater mogelijk meer belast, e.e.a. afhankelijk van hoe het depot wordt ingericht en wordt omgesprongen met het water.

0-monitoring Egelshoek

 Wat is de huidige kwaliteit van de sloten, de percelen en het grondwater?

 De kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterbodem is relatief goed met lage concentraties nutriënten en sulfaat. Het grondwater is redelijk goed, maar wel lokaal verrijkt met sulfaat en ammonium. De bodem is over het algemeen zandig en bevat lage gehalten aan organisch stof, ijzer, calcium, zwavel en fosfor. De mate waarin de bodems verzadigd zijn met fosfaat neemt af in de diepte.

0-monitoring polder Mijnden

 Wat is de huidige kwaliteit van de sloten, de percelen en het grondwater?

 De kwaliteit van het oppervlaktewater is matig. Fosfaat is wel overal laag, maar de ammonium- en nitraatconcnetraties zijn verhoogd, en de sulfaatconcentraties zijn in de sloten tussen de noordelijke percelen ook relatief hoog. De waterbodem is organisch en wordt gekenmerkt door een lage nalevering van fosfor. Het gebied wordt gekenmerkt door kleiige/venige bodems en bijbehorend hard oppervlaktewater. Ook het grondwater is sterk gebufferd en bevat lage concentraties nutriënten en sulfaat. De bodems van de percelen bevatten hoge concentraties ijzer, calcium en fosfor (past bij het type bodem).

4.2 Algemene conclusies

Er bestaan grote verschillen tussen de twee mogelijke locaties voor het weilanddepot. De locatie in Egelshoek is een veel zandiger locatie en die van polder Mijnden bestaat uit venige klei met veel hogere gehalten aan calcium, ijzer, fosfor en zwavel. Wanneer het depot in polder Mijnden zou worden aangelegd zou het in veel minder mate leiden tot een verandering van de toplaag van de percelen dan in Egelshoek.

Bij Locatie Egelshoek zal als gevolg van het potentiaalverschil water uit het depot de bodem indringen. Door de zandgrond zal afhankelijk van het daadwerkelijke potentiaalverschil gemakkelijk water infiltreren. Door de kweldruk zal het geïnfiltreerde water, in ieder geval in de wintermaanden, grotendeels afstromen naar de dichtstbijzijnde sloten. In de zomer kan het infiltrerende water het grondwater mogelijk wel bereiken, daar de kweldruk in de zomer minder groot is dan in de winter. Hierdoor kan het diepere grondwater worden verrijkt met sulfaat. Met name de verhoogde sulfaatuitspoeling uit het depot is een belangrijk aandachtspunt vanwege het nabijgelegen gebied van Natuurmonumenten waar nu sulfaatarm grondwater omhoog komt. De hier aanwezig kwalificerende trilvenen en in ontwikkeling zijnde blauwgraslanden kunnen negatief beïnvloed worden door een verhoogde aanvoer van sulfaat. Nu zijn de sulfaatconcentraties in het grondwater nog laag (< 100 µmol/l) waardoor deze significant verhoogd zouden kunnen worden door uitspoelend sulfaatrijk water vanuit het depot.

37 Bij locatie Mijnden zal ook water infiltreren, maar de kleiige en venige ondergrond beperkt de infiltratie. Het geïnfiltreerde water zal ook door de geringe kweldruk en slechte doorlatendheid van de bodem naar de sloten worden afgevoerd.

Het grondwater dat vanuit het depot infiltreert zal (deels) in de nabijheid van het depot in de sloten terechtkomen. Het slotensysteem nabij Egelshoek watert, afhankelijk van de periode van het jaar af naar het Weerslootgebied of het Tienhovenskanaal. Op basis van de gerapporteerde processen in en onder het depot is de verwachting dat het water in de sloten zal worden verrijkt met sulfaat, nitraat en (deels ook via het retourwater) met ammonium. Afhankelijk van de menging met schoon kwelwater zal het sulfaat meer of minder invloed hebben op de waterkwaliteit in het gebied en waar het heen wordt geleid. Gelet op de gemeten concentraties in het uitspoelende water zal de toename van de sulfaatconcentratie, in ieder geval tijdelijk, leiden tot een achteruitgang van de waterkwaliteit. Fontijnkruiden en Krabbenscheer kunnen hier gevoelig voor zijn.

Bij Mijnden treedt een vergelijkbaar effect op, maar hier is het effect op de natuur minder groot, doordat het oppervlaktewater van zichzelf al meer sulfaat bevat. Ook is de oppervlaktewaterkwaliteit (EKR score) hier matig tot ontoereikend terwijl deze in Egelshoek (deels) goed is.

De behandeling van het retourwater is nog wel een aandachtpunt. Additie van ijzer bleek in onze experimenten geen effect te hebben op het bezinken van het slib en de kwaliteit van het retourwater. We weten echter uit ervaringen elders dat ijzeradditie wel degelijk kan leiden tot een veel snellere bezinking van het slib. Het is belangrijk om goed uit te zoeken hoe het ijzer gedoseerd moet worden om een lagere P-vracht in het retourwater te verkrijgen. Hetzelfde geldt voor het optimaal laten bezinken van het slib in het depot.

4.3 Mitigerende maatregelen

Er kunnen mitigerende maartregelen worden genomen die de (negatieve) effecten van het baggerdepot op de omgeving zullen verminderen. Dit is met name relevant voor de situatie rondom Egelshoek; de verblijftijd en de huidige geohydrologische situatie in Mijnden zorgt voor minimale effecten op de omgeving. Indien gewenst kunnen mitigerende maatregelen in het definitieve ontwerp van het depot en het baggerplan worden meegenomen. Hieronder worden een aantal maatregelen kort toegelicht.

Zo kan de hoeveelheid water in het depot worden verminderd en kan er voor een specifieke periode worden gekozen waarin het depot wordt gevuld. Als de hoeveelheid water kan worden beperkt, is het potentiaalverschil kleiner en dus ook de hoeveelheid water die infiltreert kleiner. Het maakt veel uit of de laag water ca 10 cm is of ruim 1 m. De hoeveelheid is bij de eerste maar ca 10% van die van de tweede. Ook de periode van vullen is van belang. Als het depot niet continu wordt gevuld en de vulling in de natte maanden van oktober t/m maart geschiedt, is de kweldruk hoger en de menging in de sloten navenant groter. Vanwege het wateroverschot in de winter is het ook gemakkelijker om het oppervlaktewater versneld af te voeren (de verblijftijd is kleiner). Daarnaast is sulfaat met name bij hogere watertemperaturen reactief waardoor de potentiële schade aan de natuur in de sloten geringer is in winter. Door hier bij de daadwerkelijke uitvoering rekening mee te houden, wordt de invloed op de chemische waterkwaliteit beperkt.

Daarnaast kan, in de situatie van gevoelige natuur in de omgeving en een verhoogd risico op uitspoeling van zwavel en fosfaat, het depot van een foliescherm worden voorzien waardoor het water niet kan infiltreren in de ondergrond. Het water zou ook kunnen worden opgevangen met

38 drainage buizen die het water afvoeren naar een gewenst locatie. Eventueel zou het water hier nagezuiverd kunnen worden. Gedacht kan worden aan een tijdelijk aan te leggen zuiverende moerassloot waar ammonium kan oxideren tot nitraat in het oppervlaktewater (eventueel na beluchting) waarna het nitraat via denitrificatie in de anaerobe moeras bodem kan worden omgezet in stikstofgas. Sulfaat kan in principe worden gestript van het water door het toedienen van bariumchloride. Het is hierbij wel belangrijk dat er wordt onder-gedoseerd zodat er geen barium in oplossing blijft. Wij hebben dit uitgeprobeerd in het lab en het werkt erg goed. Het wordt echter nog niet toegepast op grotere schaal. Bariumsulfaat is één van minst oplosbare zouten en is in tegenstelling tot andere bariumzouten niet giftig. Het wordt om die reden ook gebruikt als contrastvloeistof bij het maken van röntgenfoto's van wekere delen (organen) van het lichaam. Het wordt o.a. ook gebruikt als pigment voor witte verf.

Voor een tijdelijk verhoogde sulfaatbelasting kan ook worden gemitigeerd door waterijzer uit een waterzuivering toe te dienen aan de sloten. Het is een suspensie van ijzer(hydr)oxide die vrijkomt bij de ontijzering van grondwater en coagulatie van oppervlaktewater. Reductie van sulfaat in de waterbodem in de zomer, leidt tot het vastleggen van ijzer als ijzersulfide waardoor de ijzer/zwavel ratio wordt verlaagd en in de bodem minder fosfor kan worden gebonden. Door waterijzer toe te dienen aan de sloten wordt in de bodem de verhouding tussen ijzer en zwavel hersteld waardoor de fosforbinding wordt hersteld. Op dit moment wordt hiermee experimenteert in Polder Westveen.

Daarnaast zou er ook voor kunnen worden gekozen om het slotensysteem rond het depot te isoleren van de rest van het gebied en het kwelwater te bemalen en af te voeren via het retourwater.

GERELATEERDE DOCUMENTEN