• No results found

Bekendmaking Beleidsregel verlagingen Pekela 2015

In document Elektronisch. Deze berichten staan op (pagina 38-41)

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Pekela heb-ben op 14 oktober 2014 besloten om de “Beleidsregels ver-lagingen Pekela 2015” vast te stellen.

Deze regels dienen ter invulling van de bevoegdheid om over te kunnen gaan tot verlaging van de bijstandsnorm als gevolg van de woonsituatie en de verlaging voor schoolverlaters. De wettelijke grondslag hiervoor ligt in de artikelen 27 en 28 van de Participatiewet.

Deze beleidsregels treden in werking per 1-1-2015.

Het college van burgemeester en wethouders van de ge-meente Pekela;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen betreffende het verlagen van de bijstandsnorm voor schoolverlaters en in verband met de woonsituatie van belanghebbenden;

gelet op de artikelen 27 en 28 van de Participatiewet;

BESLUIT:

de ‘Beleidsregels verlagingen Pekela 2015’ vast te stellen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

• gehuwdennorm: norm, bedoeld in artikel 21, onder c, van de wet.

• wet: Participatiewet.

Artikel 2. Schoolverlaters

1. Het college verlaagt de norm voor de belanghebbende die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, bedoeld in artikel 28 van de wet, gedurende 6 maanden.

2. De verlaging bedraagt 20% van de voor belanghebbende toepasselijke norm.

Artikel 3. Woonsituatie

1. Het college verlaagt de norm voor zover belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsitu-atie, bedoeld in artikel 27 van de wet.

2. De verlaging bedraagt:

a. 20% van de gehuwdennorm als belanghebbende een woning bewoont waaraan geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.

38

b. 10% van de gehuwdennorm als belanghebbende geen woning bewoont.

Artikel 4. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de be-langhebbende afwijken van de bepalingen van dit besluit in-dien toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 5 Overgangsrecht

De situatie van een belanghebbende die voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand ontvangt, wordt tot 1 juli 2015 beheerst door de bepalingen van die wet en de Veror-dening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand ge-meente Pekela.

Artikel 6. Citeertitel en inwerkingtreding

1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015.

2. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels verlagingen Pekela 2015’.

Vastgesteld in de vergadering van 14 oktober 2014.

Burgemeester en wethouders secretaris burgemeester

Toelichting

Algemeen deel

De Invoeringswet Participatiewet introduceert de kostende-lersnorm (artikel 22a) en schrapt het aantal verhogingen en verlagingen van de toepasselijke bijstandsnormen. De moge-lijkheid tot verlaging van de bijstandsnorm als gevolg van de woonsituatie van belanghebbenden en de verlaging voor schoolverlaters uit de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) zijn echter gehandhaafd in de Participatiewet. Beide verlagin-gen zijn opverlagin-genomen in respectievelijk artikel 27 en 28 van de Participatiewet.

In tegenstelling tot het voormalige artikel 8, eerste lid, van de WWB, is in artikel 8, eerste lid, van de Participatiewet geen verordeningsplicht meer opgenomen voor voornoemde verla-gingen. Dit betekent dat de gemeenteraad geen regels meer stelt over de verlaging als gevolg van de woonsituatie van belanghebbende en de verlaging voor schoolverlaters. Zoals blijkt uit de formulering van artikelen 27 en 28 van de Partici-patiewet, behoort de toepassing van beide verlagingen tot de discretionaire bevoegdheid van het college. Onderhavige leidsregels dienen ter invulling van deze discretionaire be-voegdheid.

Artikelsgewijze toelichting Artikel 1

Voor het gebruik van het begrip ‘gehuwdennorm’ is gekozen, omdat de hoogte van deze norm in de Participatiewet zelf wordt gegeven in artikel 21, onder c, van de Participatiewet.

Het bedrag is gelijk aan het netto minimumloon.

Artikel 2

De verlaging voor schoolverlaters is bedoeld om de school-verlater gedurende het eerste half jaar niet in een veel betere financiële positie te brengen dan toen hij nog aangewezen was op studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en school-kosten (Wtos). Er wordt geen onderscheid gemaakt naar een (voormalig) uit- of thuiswonende student. Het bedrag wordt verlaagd met 20% van de bijstandsnorm die op grond van paragraaf 3.2. van de Participatiewet op belanghebbende van toepassing is.

Artikel 3

Artikel 27 van de Participatiewet geeft het college de moge-lijkheid de norm te verlagen in zoverre belanghebbende la-gere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft ten gevolge van zijn woonsituatie. Artikel 27 van de Participa-tiewet is aanvullend bedoeld op de kostendelersnorm, be-doeld in artikel 22a van de Participatiewet. Zoals blijkt uit de toelichting op het voormalige artikel 27 van de WWB (het hui-dige artikel 27 van de Participatiewet) is de verruiming be-doeld om ook voor de gevallen dat er helemaal geen woning wordt bewoond, een verlaging te kunnen toepassen. Onder woonkosten wordt in dit verband verstaan de huur of, als de belanghebbende een eigen woning bewoont, de verschul-digde hypotheekrente en de aan het eigendom verbonden zakelijke lasten alsmede een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud. Dit volgt uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, 6 november 2001, nrs. 99/7 en 99/29 NABW).

Wordt de norm verlaagd omdat de belanghebbende geen woonkosten heeft en is hij daarnaast medebewoner, zodat de kostendelersnorm van artikel 22a van de Participatiewet van toepassing is, dan kan dit spoedig als een te ver gaande vorm van verlaging van de uitkering worden aangemerkt, gelet op het totale effect van de dubbele verlaging (zie CRvB 27 mei 2008, LJN: 2698). Op grond van het individualise-ringsbeginsel zal de verlaging dan beperkt moeten worden.

In het tweede lid, onder b, is bepaald dat als de belangheb-bende geen woning bewoont, de norm met 10% wordt ver-laagd. Deze bepaling ziet op de mogelijkheid om de uitkering

39

van dak- en thuislozen te verlagen, omdat deze lagere be-staanskosten hebben dan belanghebbenden die een woning bewonen. Overigens geschiedt de verlening van bijstand aan belanghebbenden zonder adres als bedoeld in artikel 1.1, onder q, van de Wet basisadministratie personen op grond van artikel 40, eerste en tweede lid, van de Participatiewet door de gemeente Groningen. Echter niet elke belangheb-bende zonder woning is een adresloze in de zin van voor-noemde wet. Belanghebbende kan immers ook de

beschikking hebben over een postadres bij familie of een in-stantie.

Artikel 4

In de dagelijkse uitvoeringspraktijk kan de toepassing van de beleidsregels in incidentele gevallen leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Het college kan in een dergelijk geval ten gunste van belanghebbende afwijken van de beleidsre-gels. Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt, dan kan men zich afvragen of de beleidsregels ter zake niet aangepast zouden moeten worden.

Artikel 5

De Participatiewet voorziet in overgangsrecht voor ‘het zit-tend bestand’: de bijstandsgerechtigden die voor de inwer-kingtreding van de Participatiewet reeds een uitkering ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).

Voor deze personen geldt de kostendelersnorm met ingang van 1 juli 2015 in plaats van per 1 januari 2015. Dit betekent dat voor deze groep de oude normen van de WWB gelden, inclusief toeslagen en verlagingen. Dit heeft als gevolg dat de regels betreffende gemeentelijke toeslagen en verlagingen, vastgelegd in de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand gemeente Pekela van toepassing blijven op het zittend bestand tot 1 juli 2015. Voor nieuwe aanvragen gelden vanaf 1 januari 2015 deze beleidsregels.

Artikel 6

Het artikel spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

Bekendmaking Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen Pekela 2015

De gemeenteraad van Pekela heeft op 25 november 2014 de

“Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen Pekela 2015” vastgesteld. Deze verordening vervangt de “Handha-vingsverordening Wet werk en bijstand”, die daarmee komt te vervallen.

De Handhavingsverordening stelt regels met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de

Par-ticipatiewet (Pw), Wet inkomensvoorziening oudere en ge-deeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk ar-beidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De wette-lijke grondslag voor deze verordening ligt in artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 8b van de Pw, artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de IOAW en artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de IOAZ.

De Verordening treedt vanaf 1 januari 2015 in werking en geldt voor onbepaalde duur.

De raad van de gemeente Pekela;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Pekela van 14 oktober 2014;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, artikel 8b van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk ar-beidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en on-eigenlijk gebruik van de Participatiewet, Wet inkomensvoor-ziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en ge-deeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

BESLUIT:

de ‘Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen Pekela 2015’ vast te stellen.

Artikel 1. Begrippen

1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), de Wet inko-mensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsonge-schikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomens-voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ge-wezen zelfstandigen (Ioaz), de Algemene wet bestuurs-recht (Awb) en de Gemeentewet.

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

• college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pekela.

• raad: de gemeenteraad van de gemeente Pekela.

• wet: de Pw, de Ioaw en de Ioaz.

40

• uitkering: algemene bijstand op grond van de Pw, als mede een uitkering op grond van de Ioaw en de Ioaz.

• re-integratievoorziening: voorzieningen bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de Pw en artikel 34, eerste lid onder a van de Ioaw en de Ioaz en zoals beschreven in de Re-integratieverordening Pekela 2015.

Artikel 2. Fraudepreventie

Het college voert bij de uitvoering van de wet een actief frau-depreventiebeleid. Onderdeel daarvan is het informeren van de belanghebbenden over de rechten en plichten die inge-volge de wet of een op de wet gebaseerde verordening aan het ontvangen van een uitkering of re-integratievoorziening zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel 3. Beleid

1. Ter nadere uitvoering van deze verordening stelt het col-lege beleidsregels vast, met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

2. De in het eerste lid genoemde beleidsregels omvatten in elk geval:

• de visie op handhaving en handhavingsdoelen;

• de voorlichting en informatievoorziening aan belanghebbenden;

• de verschillende soorten onderzoeken;

• de samenwerking op het gebied van handhaving met ketenpartners.

Artikel 4. Controle

1. Het college doet stelselmatig onderzoek naar de recht-matigheid van de uitkering en kan daarbij gebruikmaken van mutatie- en statusformulieren, huisbezoeken, heime-lijke waarnemingen, risicoprofielen en bestandsvergelijkin-gen, alsmede van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast de ove-rige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op uit-kering.

2. Bij beëindiging van de uitkering doet het college onder-zoek naar de reden van de beëindiging en neemt het op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatig-heid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

3. De onderzoeken als bedoeld in het eerste en tweede lid kunnen ook uitgevoerd worden met betrekking tot het ge-bruik van een re-integratievoorziening en de bijzondere bijstand.

Artikel 5. Bestuurlijke boete

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de uitkering, legt het college een bestuurlijke boete op als bedoeld in arti-kel 18a van de Pw.

Artikel 6. Inzenden onderzoeksbevindingen naar het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 6 leidt tot benadeling van de gemeente, worden de bevindingen van het strafrechtelijk onderzoek naar het Arrondissementsparket gezonden conform de vigerende Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude van het Openbaar Ministerie, onverminderd de mogelijkheid de ten onrechte ontvangen uitkering terug te vorderen.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsveror-dening Inkomensvoorzieningen Pekela 2015.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 25 november 2014.

de voorzitter, de griffier,

In document Elektronisch. Deze berichten staan op (pagina 38-41)