• No results found

Beken uit het Structuurschema Natuur en Landschapsbehoud

Functie IV: Landbouw verweven met natuur

5 Pilot – Basiskaart met basistypologie

5.5 Beschikbare hulpkaarten

5.5.5 Beken uit het Structuurschema Natuur en Landschapsbehoud

Beken met hoge biologische en of geomorfologische waarde zijn opgenomen in het Structuurschema Natuur- en Landschapsbehoud (1984). Deze beken zijn aangewezen door de waterschappen. Het bestand uit het Structuurschema is in het verleden gedigitaliseerd, door de corresponderend waterlopen van het Top10 vector bestand te coderen (concept rapport F. de Vries, Alterra). Enkele beken uit de globale kaart van het Structuurschema corresponderen niet met een waterloop uit het Top10 vector bestand. Deze beken zijn buiten beschouwing gelaten. Daarnaast liggen een aantal beken langs de noordwestelijke rand van de Veluwe in laag Nederland. Ook deze beken zijn buiten beschouwing gelaten. Omdat het hier om slechts enkele beken gaat en het digitaliseren daarnaast niet zonder problemen is verlopen, zou een keuze voor deze kaart alleen nuttig zijn als uitgegaan wordt van het beleid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

5.5.6 Discussie

De keuze voor een bepaalde hulpkaart om een bepaald type water te kunnen selecteren is afhankelijk van de kwaliteit van de kaart, de beschikbare achtergrond- en metainformatie en vooral van de wensen van de gebruiker van de uiteindelijke kaart. Voor alle hulpkaarten geldt dat het voordeel van de informatie die al beschikbaar is, moet afwegen tegen de moeite die gedaan moet worden om de kaart te kunnen gebruiken voor de selectie van wateren in de TOP10. Deze moeite omvat problemen omzeilen van gebrekkige documentatie, schaalniveau dat verschilt met de TOP10, onduidelijkheid over de procedure waarmee de kaart gemaakt is, het niet beschikbaar zijn op nationale schaal (bijvoorbeeld alleen voor hoog Nederland), het verouderd zijn van een kaart en het projecteren van een bruikbare kaart op wateren in de TOP10, waarbij vaak handwerk nodig is. Een voorbeeld is de dijkenkaart, waarbij eerst een cartografische vereenvoudiging heeft plaatsgevonden om de buitenste lijnen over te houden, waarna een extra hulpkaart is gezocht voor het ontbrekende gedeelte van de Maas. Na deze stappen zijn nog steeds grote delen niet in beeld, waardoor de kaart met daarop de Fysische Geografische Regio’s is gebruikt om de kaart aan te vullen. Dit is een proces dat veel moeite kost en bij elke extra stap ondoorzichtiger wordt. De vraag is wat de alternatieven zijn om zulke processen te voorkomen.

Er zijn in deze paragraaf drie verschillende ‘bekenkaarten’ beschreven die alle drie berusten op een andere definitie van natuurlijke beek. De eerste gaat uit van een ‘natuurlijkheids’ kenmerk, gebaseerd op kenmerken, zoals aantal vertices, bochtigheid, gemiddelde hoek tussen vertices en aantal haakse bochten. De tweede gaat vooral uit van toedeling door waterschappen en de geomorfologische ondergrond die duiden op een natuurlijke oorsprong. Voor de derde zijn op basis van de soortsamenstelling, die bekend is bij waterschappen, gekozen voor beken met hoge biologische of geomorfologische waarde. De kaart die uiteindelijk gebruikt wordt voor het aanwijzen van natuurlijke beken in de basiskaart bepaalt tevens de wijze waarop analyses die met behulp van deze kaart gedaan zullen worden, moeten worden geïnterpreteerd. Het gaat namelijk in alle drie de gevallen om een andere selectie van wateren. De definitie van beek en vooral van natuurlijke beek blijft problematisch en variabel. Wellicht kan dit omzeild worden door te kiezen voor een type “vrij afwaterende- waterlopen”, welke reeds beschikbaar is als grof gedigitaliseerd kaartmateriaal.

Ook de keuze voor verschillende dimensies van watertypen kunnen bediscussieerd worden. In het verleden zijn de in dit rapport besproken typologieën in elkaar geschoven waarbij de breedte grens voor riviertjes, middenlopen en kanalen wisselt (Verdonschot et al. 2005). Deze watertypen zijn toch gekoppeld, omdat de overeenkomsten in de ecologie van de typen

belangrijker zijn dan een absolute breedte maat. In de ecologie zijn watertypen niet absoluut begrensd, maar aangeduid door een dimensie reeks, bijvoorbeeld een breedte van 4 tot 15 meter voor benedenlopen en 10 tot 30 meter voor riviertjes. Dit levert problemen op met het in kaart brengen van deze typen op basis van de breedte van de watergang. De bovenstaande keuzes zullen bij de verdere ontwikkeling van de basiskaart heroverwogen worden.

5.6

Resultaat

Op dit moment wordt getracht met behulp van hulpkaarten een basiskaart met basistypologie te ontwikkelen. Omdat bestaande typologieën nadelen bevatten, zoals een te groot aantal typen en kenmerken die niet karteerbaar zijn, is gezocht naar een pragmatisch alternatief. Er is getracht een typologie op te stellen die direct als doel heeft de typen van de aquatische natuur binnen en buiten de EHS te beschrijven. Voor wateren waaraan de functie natuur is toegekend, zijn streefbeelden geformuleerd in de Aquatisch Supplementen. De basis van de Aquatisch Supplementen is te vinden in de CUWVO typologie en de RWES en Aquatisch Supplementen dienen als basis voor de Natuurdoeltypen, Natuurdoelen en KRW typen. Hieruit blijkt dat de keuze voor een van de typologieën voor de natuur niet direct andere landelijke typologieën diskwalificeert. Het aantal typen van de Aquatisch Supplementen is echter te groot en daarnaast zijn typen onderscheiden op basis van kenmerken die niet direct op kaart zijn aan te duiden. Direct gebruik van de Aquatisch Supplement typen voor het huidige doel is dan ook niet mogelijk.

Een tweede voor de hand liggende keuze kan zijn voor een typologie waarvan reeds landelijke kaartmateriaal beschikbaar is, dit geldt voor Natuurdoelen en KRW typen. Echter van Natuurdoelen is niet specifiek beschreven wat de kenmerken en bijvoorbeeld randvoorwaarden van het type zijn. KRW typen zijn in de praktijk alleen toegekend aan grote waterlichamen, te weten rationeel begrensde waterlichamen volgens KRW-oppervlaktecriteria: 10 km2 voor

stroomgebieden (ook voor poldersystemen) en 50 ha voor meren en plassen. Daarnaastzijn veel waterlichamen als ‘sterk veranderd’ aangewezen.

Uit de inventarisatie blijkt dat elke landelijk typologie naast geografische kenmerken gebruik maakt van fysische, chemische of functionele kenmerken om watertypen te onderscheiden. Voor toekennen van typen puur op geografische informatie is geen enkele typologie geschikt bevonden. Het op basis van geografische gegevens indelen van alle Nederlandse wateren in een bestaande basistypologie is dan ook niet mogelijk.

In tabel 11 is gekozen voor een pragmatische basistypologie. Daarbij is rekening gehouden met de eigenschappen van het TOP10 vector bestand en met bestaande typologieeen, ook is er een vooraf bepaald aantal typen (10) gehanteerd. Naar aanleiding van een vertaling van verschillende typen (Bijlage 8 De wateren in de basiskaart zijn afkomstig uit de TOP10 vector en met behulp van bestanden van dijken, juridisch winterbed van de Maas, Fysisch Geografisch Regio’s, bekenkaart m.b.v. PC stream en enkele routines worden wateren in gedeeld in onderstaande basistypen.

Tabel 11. Pragmatische basistypologie

Noordzee Noordzee

Waddenzee Waddenzee

Getijdenwater Nader in te vullen

Kleine plassen op zandgronden

Alle vlakvormige wateren (breedte > 6 m) uit de TOP10 NL<0.5 km2

berekend aan de hand van de polygoon oppervlakte. Gebruik van bodemkaart: zandgronden.

Gebruik van dijkenkaart/winterbed/FGR: Binnendijks.

Kleine plassen Alle vlakvormige wateren (breedte > 6 m) <0.5 km2 berekend aan de hand

van de polygoon oppervlakte.

Gebruik van bodemkaart: alles behalve zandgronden. Gebruik van dijkenkaar/winterbed/FGR: Binnendijks.

Grote plassen Alle vlakvormige wateren (breedte > 6 m) uit de TOP10 NL > 0.5 km2

berekend aan de hand van de polygoon oppervlakte. Gebruik van dijkenkaart/winterbed/FGR: Binnendijks.

Sloten Wateren uit de TOP10 NL < 10 m (uit lijnenbestand en routine breedte-lengte

verhouding voor vlakbestand), die niet corresponderen met de bekenkaart m.b.v. PCstream.

Gebruik van dijkenkaart/winterbed/FGR: Binnendijks.

Kanalen Wateren wateren uit de TOP10 NL > 10 m (routine breedte-lengte verhouding

voor vlakbestand), die niet corresponderen met de bekenkaart m.b.v. PCstream.

Gebruik van dijkenkaart/winterbed/FGR: Binnendijks.

Beken Wateren uit de TOP10 NL < 15m (uit lijnenbestand en routine breedte-lengte

verhouding voor vlakbestand), die corresponderen met de bekenkaart m.b.v. PCstream.

Gebruik van dijkenkaart/winterbed/FGR: Binnendijks

Riviertjes Lijnvormige wateren uit de TOP10 NL > 15 m (routine breedte-lengte

verhouding voor vlakbestand), die corresponderen met de Natuurlijke bekenkaart m.b.v. PCstream.

Gebruik van dijkenkaart/winterbed/FGR: Binnendijks.

Wateren in het rivierengebied

Gebruik van dijkenkaart/winterbed/FGR: Buitendijks, in winterbed, binnen FGR Riviergebied.