• No results found

Adviesbasis bemesting en voedergewassen 4.5

5.3 Behoefte managementinformatie ondernemer

Belangrijk is dat de tool aansluit op de informatiebehoefte van de ondernemer. Bij de te ontwikkelen adviessyteem ligt de focus op operationele vraagstukken, zoals dat in het droombeeld geformuleerd is. Bij de verkenning van de eisen en wensen is echter gebleken dat gemakkelijk informatie van

verschillende managementniveaus door elkaar gebruikt wordt. In het onderstaande is met

voorbeelden de informatiebehoefte voor de managementniveaus strategisch, tactisch en operationeel nader uiteengezet.

Strategisch

 Wel of geen weidegang  Arealen gras, maïs en overig  Continuteelt of vruchtwisseling

 Huisvesting, mestopslag, mestverwerking  Wel of geen beregening

Tactisch

 Beweidingssyteem  Graslandvernieuwing  Raskeuze gras en maïs  Wijze van grondbewerking  Wel of geen rijenbemesting maïs  Operationeel bemestingsplan

 Type bemester en wel of geen precisie

 Nutriënten- en koolstofkringloop op bedrijfsniveau Operationeel

 Herinzaai  Bemesting

 Planning weiden en maaien

 Grondbewerking en zaaien snijmaïs  Onkruidbestrijding en gewasbescherming  Inzet beregening

 Oogst snijmaïs

 Zaai stikstofvanggewas

De informatiebehoefte voor de verschillende managementniveaus is schematisch weergegeven in Figuur 5.1. Per niveau is de afhankelijkheid van de tijd weergegeven, waarbij jaarlijks het patroon hetzelfde is vergelijkbaar met de teeltkalenders in Bijlage 2. Aan de figuur is zodoende de titel managementkalender meegegeven. Met de ronde vorm wordt de jaarlijkse cyclus van

ruwvoerproductie, en de informatiebehoefte die hiermee gepaard gaat, benadrukt. Aangegeven is of de informatie voorspellend of analyserend van aard is.

In Bijlage 4 staat een overzicht met daarin de informatiebehoefte in relatie tot managementniveau, de eisen & wensen, het tijdstip/seizoen wanneer informatie gewenst is, de beschikbare tools en de beschikbare modellen. Uit dit overzicht blijkt welke tools nu al op de bedrijven aanwezig zijn. Dit is nog onvoldoende om het gewenste adviessysteem te kunnen optuigen.

Figuur 5.1 Management kalender voor ruwvoerproductie op een melkveebedrijf waarbij de informatiebehoefte per managementniveau (strategisch, tactisch en operationeel) onderscheiden is. Per niveau is de tijdgebondenheid aangegeven. De informatie is voorspellend of analyserend van aard.

5.4

Koppelingen datastromen tot modules

Informatie (data) die voor het ontwikkelen van een operationeel adviessysteem beschikbaar is, wordt gegenereerd met modellen, sensoren en bepalingen. Bepalingen zijn bijvoorbeeld het karteren van de bodem of het uitvoeren van laboratoriumanalyses om de textuur, het organische stofgehalte (OS), de zuurgraad (pH) en de bemestingstoestand van de bodem vast te stellen. Het te ontwikkelen

adviessyteem kan van de drie datastromen gebruik maken. In Figuur 5.2 is dit proces schematisch weergegeven. Hierbij zijn voor de modellen, sensoren en bepalingen de belangrijkste items die gerelateerd zijn aan ruwvoerwinning vermeld.

Figuur 5.2 Schematische weergave van het verzamelen van datastromen binnen de

informatiebehoefte die er is om te komen tot een operationele managementtool. Om verder richting te geven aan de koppeling van de items die in Figuur 5.2 staan weergegeven is aan de hand van de verkende eisen en wensen gekeken waar inhoudelijk de grootste kennisbehoefte ligt op het gebied van ruwvoerproductie. Dit is samen te vatten in vijf modules:

1. Bodemvocht; actuele vochttoestand en voorspelling beschikbaar vocht;

2. Bemesting: bemestingstoestand van de bodem en beschikbaarheid van meststoffen; 3. Graslandgebruik: actuele opbrengst en optimalisatie van het oogstmoment;

4. Groei en voederwaarde; actuele productie en voorspelling groei en voederwaarde; 5. Nutriëntenbalans: hoeveel mest is er gegeven en hoeveel product is er geoogst.

N.B. Een module biotische stress, met daarin effecten van ziekten, plagen en onkruiden op groei en productie, en input voor managementbeslissingen bij beheersing van ziekten, plagen en onkruiden, wordt op aangeven van de eindgebruikers niet geprioriteerd. De klankbordgroep van de gebruikers geeft aan dat ze met de huidige adviessystemen voor beheersing ziekten, plagen en onkruiden voldoende uit de voeten kunnen in gras en maïs. Met andere woorden, ze zijn van mening dat ze biologische stress voldoende kunnen uitsluiten.

De definitie van een module is als volgt: een computerprogramma dat diverse datastromen (sensoren, modellen en analyses) combineert, een interface heeft en antwoorden geeft die toegevoegde waarde hebben ten opzichte van hetgeen een veehouder weet of waarneemt met z’n huidige kennis of beschikbare hulpmiddelen.

Ad 1. Gewasgroei is volgens Doorenbos en Kassam (1979) recht evenredig aan de vochtvoorziening, uitgaande van een voldoende nutriëntenvoorziening. Door de variabiliteit in het weer is de

vochtvoorziening een dynamische en onzekere productiefactor. Inzicht in de invloed van de vochtvoorziening op de productie is zodoende gewenst, evenals de uiteindelijke efficiëntie van het vochtgebruik. De basis hiervoor is het opstellen van een bodemvochtbalans.

Ad 2. Het optimaal benutten van nutriënten is een voorwaarde om de ruwvoerproductie te kunnen maximaliseren. Dit vereist een goede afstemming van de mestgift op de bemestingstoestand van de bodem en de te verwachten opbrengst. Aan de orde zijn de beschikbaarheid van organische mest, een eventuele differentiatie van nutriënten door mestscheiding en de verwachten opbrengst.

Ad 3. De keuze van het oogstmoment heeft grote invloed op de productie en de voederwaarde van gras. Het product van deze twee bepaalt de uiteindelijke netto productie. De module graslandgebruik zou inzicht moeten geven in beide aspecten om de planning van het graslandgebruik te verbeteren. Beslissingen worden ondersteund met metingen van de actuele of recente gewastoestand.

Ad 4. Een voorspelling van de grasgroei is nodig om het optimale oogsttijdstip te bepalen en om het graslandgebruik te plannen. Daarbij is inzicht in voederwaarde en inhoud stoffen een belangrijke wens. Vooral het weer is een onzekere factor. Het relateren van groei aan bodemvocht,

stikstofbemesting en graslandgebruik is essentieel. Voor de voorspelling van de groei van snijmaïs is vooral de relatie met zaaitijdstip, het daadwerkelijke groeiverloop in het voorjaar, de temperatuur, de nutriëntenvoorziening en beschikbaar bodemvocht belangrijk.

Ad 5. De benutting van nutriënten wordt inzichtelijk door een mineralenbalans op te stellen. Het verschil tussen de aan- en afvoer van nutriënten is het overschot dat in de vorm van verschillende emissies verdwijnt. De verhouding tussen het overschot en de aanvoer geeft de benutting weer. Door de kringloop van nutriënten te berekenen wordt ook zichtbaar waar (vee, bodem, bedrijf) de verliezen optreden. Op melkveebedrijven wordt vooralsnog uitsluitend een mineralenkringloop op bedrijfsniveau berekend, omdat de individuele snedeopbrengsten van gras veelal onbekend zijn, zeker als het gaat om weidesneden. Om nutriënten beter te benutten is een mineralenbalans op perceelsniveau vereist. Dit draagt ook bij aan het verbeteren van de kringloop op bedrijfsniveau. Daarbij is met een

verbetering van de bodembenutting het grootste economische voordeel te behalen. Een eenvoudige weergave van een nutriëntenkringloop volgens de Kringloopwijzer

(http://www.verantwoordeveehouderij.nl/nl/mijnkringloopwijzer/Achtergrond.htm) is weergegeven in Figuur 5.3.

Figuur 5.3 Weergave nutriëntenkringloop op een melkveebedrijf volgens de Kringloopwijzer (http://www.verantwoordeveehouderij.nl/nl/mijnkringloopwijzer/Achtergrond.htm).