den kostgrond ‘de Hoop’ was zeer door siccas of zandvlooijen (Pulex penetrans)
geplaagd, van welk ongedierte zich geheele regimenten in hare voeten hadden
ingewerkt, zoodat ze voor den arbeid niet meer bruikbaar was. De direkteur besloot,
ofschoon hij van de geneeskunde niets verstond, om het meisje te genezen. De kranke
moest hare voeten in een ketel kokend water steken. De dieren stierven onmiddellijk,
maar ook het meisje was den volgenden dag een lijk. Dit voorval werd ruchtbaar en
de direkteur werd naar Paramaribo ontboden, om zich te verantwoorden; maar aan
boord van het vaartuig, dat hem derwaarst over moest voeren, benam hij zich zelven
het leven. De beweegreden, die hem tot deze wanhopende daad dreef, is onbekend,
maar zeker was het geen vrees voor de straf, die hem wachtte, want eene geldboete
was het hoogste, waarmede de wet hem bedreigde.
Het verblijf, waarin de zieke verpleegd wordt, is dikwijls allerellendigst. ‘De
plantage-hospitalen’, zegt de heer
LANS, die de zaken zoo veel mogelijk ten voordeele
der slavenhouders voorstelt, ‘zouden doelmatiger kunnen worden ingerigt’. Wat er
voor de verzachting van zijn leed wordt gedaan, kunt gij opmaken uit
zijne vermaning, als hij zegt: ‘Ik geloof de belanghebbenden aandachtig te moeten
maken op de ligging der zieken. Gezond zijnde, slaapt de neger bij voorkeur op eene
mat, maar dit is geene reden, om den zieken neger er op te laten liggen. Waarom niet
zakken met caro wiwiri (koorn-bladen) gevuld? Dit kost niets, en geeft de beste
matras, die men in een warm land verlangen kan.’
Het gewone voedsel van den zieke bestaat in drooge bananen, bij meer ernstige
gevallen in pap van gongotee en somwijlen wat rijst of gort. Is hij aan 't beteren, dan
ontvangt hij zijn gewone rantsoen. Zeer weinige plantages zijn er, waar aan de
reconvalescenten ververschingen worden uitgedeeld, niettegenstaande het zeker is,
dat dit door vele eigenaars in Nederland wordt bevolen. De plantage van den heer
N
. in het district Nickeri maakt ook in dit, gelijk in zoo menig ander opzigt, eene
eervolle uitzondering. Daar zijn nette woonhuizen voor de slaven gebouwd en worden
de kranten niet opgesloten, maar in de woning hunner familie verpleegd. Ieder zijner
slaven zou dan ook zijn leven voor dien goeden meester laten! Over 't algemeen
hebben de distrikten Nickeri altoos bekend gestaan wegens de bij uitstek wreedaardige
wijze, waarop de slaven er behandeld werden. Dat is zoo erg, dat negers te Paramaribo,
die zich de ontevredenheid en den haat hunner meesters op den hals halen, aan de
eigenaren der plantages in die distrikten worden verkocht. Niet zelden hoort gij de
bedreiging in den mond der slavenhouders van Suriname's hoofdstad: ‘Pas op, of ik
zal u naar Nickeri verkoopen.’ Om een enkel bewijs te geven van de verfijnde
wreedheid, waartoe sommigen in die distrikten het gebragt hebben, moge de
mededeeling strekken, dat, bij de toepassing der zweepslagen, de slaaf er zoo veel
mogelijk wordt uitgerekt, en in den van een St. Andrieskruis aan vier in den grond
geslagen palen bevestigd, zoodat hij zich niet kan bewegen. In die positie
vangen de ongelukkigen de zweepslagen van bastiaans, die zoo geoefend zijn, dat
het hen nimmer mislukt, een op den grond liggend stuk geld weg te slaan. Door
verandering van eigenaars, zijn er echter in diezelfde distrikten thans een paar
plantages, waar de slaven voorbeeldig worden behandeld, en daartoe behoort ook
die van den heer
N.
Over het ziekenhuis heeft menigwerf een slaaf, met den titel van ‘dresneger,’ het
opzigt. 's Morgens brengt hij de kranken en hen, die zich als zoodanig hebben
aangemeld, bij den direkteur. Dan hoort gij allerlei jammeren, klagen en zuchten.
Maar niet alles kan voor goede munt worden opgenomen. De direkteur onderzoekt,
of zij allen werkelijk ziek zijn. Wat hem, den oningewijde in de kunst, bij dat
onderzoek tot maatstaf strekt, is ons onbekend. 't Doet er ook niet toe - op zijne
uitspraak, worden sommigen tot kranken verklaard, anderen naar hunnen arbeid
gejaagd. Houden zij echter vol, en blijft men hen van eene voorgewende ongesteldheid
verdenken, dan word niet zelden de opsluiting in een blok toegepast. En wanneer
het uiterlijke voorkomen van eenen patiënt, op het oogenblik dat hij zich aanmeldt,
geene zigtbare bewijzen hoegenaamd van ongesteldheid aanduidt, dan beproeft men
wel eens, of de toepassing van eenige zweepslagen geen radikaal geneesmiddel tegen
hoofd-, buik- of lendepijn aanbiedt.
In November 1852 zou eene ‘boschpatrouille’ gehouden worden. Wat dit beteekent
zult gij later vernemen, want wij hopen er zelf een paar met u mede te maken. De
boot, waarmede men de rivier wilde opvaren, was reeds gevuld met al het geen men
mede dacht te voeren. Een onontbeerlijk ingrediënt van zulk eene boschpatrouille
zijn bovenal de lastdragers, slaven, die de levensmiddelen en andere volstrekt
noodzakelijke behoeften langs de ongebaande wegen, door de bosschen en
wildernissen medevoeren. Op het oogenblik dat de aanvoerder der patrouille, een
In document
W.R. van Hoëvell, Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet · dbnl
(pagina 170-173)