• No results found

Beelden van professionals over de wijk

4 Bewoners en professionals over de leef- leef-situatie in de Groenenhagen en

4.3 Beelden van professionals over de wijk

4.3.1 Toen en nu

De geïnterviewde professionals hebben we gevraagd naar hun visie op en ervaringen met de leefsituatie in Groenenhagen en Tuinenho-ven. Ter sprake kwamen:

• Veranderingen in de bevolkingssamenstelling;

• Formele verhoudingen tussen bewoners (bewonersorganisaties zoals bewonerscommissies, vrijwilligersorganisaties en Op-zoomergroepen);

• Informele verhoudingen tussen bewoners (burenhulp, informele netwerken, activiteiten en isolement);

• Waardering voor het sociaal klimaat van de buurt;

• Voorzieningenniveau;

• Sterke en zwakke punten van de buurten.

De professionals beginnen de beantwoording van onze vragen bijna unaniem met een uiteenzetting over de oorspronkelijke karakteris-tieken van Groenenhagen en Tuinenhoven. Deze karakteriskarakteris-tieken houden voornamelijk verband met verschillen in de sociaaleconomi-sche positie van bewoners. Zo wordt Groenenhagen gesociaaleconomi-schetst als een buurt die na de oplevering bevolkt raakte met gezinnen van het middenkader uit het bedrijfsleven, ambtenaren en onderwijzers;

kortom een typische middenklassenbuurt. De woningen zijn betrekkelijk groot, wat ook tot uitdrukking kwam in de hogere

huurprijs. Tuinenhoven ontwikkelde zich als een typische arbeiders-buurt, bevolkt door gezinnen van werknemers uit de haven en de industrie. In deze buurt zijn de woningen goedkoper in huur, maar ook kleiner. Deze tweedeling werd in de hand gewerkt door het toenmalige verhuurbeleid van de woningcorporaties, maar was tevens bevorderlijk voor de sociale samenhang in de beide buurten.

Bewoners kenden elkaar en stonden elkaar bij waar de nood aan de man kwam. Ook was er sprake van verschillende vormen van bewonersorganisatie; van belangenbehartiging tot vrije tijdsbeste-ding. Deze situatie bleef gehandhaafd tot halverwege de jaren negentig.

Sindsdien is er volgens de professionals veel veranderd in de beide buurten. Veel oorspronkelijke bewoners trokken weg door de veranderende gezinssituatie en de daarmee samenhangende veranderingen in woonbehoeftes. Veel woningen zijn verouderd, maar voldoen ook in andere opzichten niet meer aan de nieuwe wensen en behoeften van de ouder wordende oorspronkelijke bewoners. De woningen zijn te groot voor een echtpaar zonder kinderen of alleenstaande ouderen of hebben geen lift in het geval van de flatwoningen. Beide kenmerken maken het bewonen van deze woningen door ouderen bezwaarlijk. Tegelijk en voor een deel hierdoor veroorzaakt komt er een instroom van nieuwe bewoners opgang, afkomstig uit de herstructureringswijken van de jaren negentig. Zij nemen in toenemende mate de plaats in van de vertrekkende bewoners.

De komst van de nieuwe bewoners zet de verhoudingen onder druk en vormen daardoor een nieuwe vertrekreden voor andere bewoners. Ook de formele verhoudingen komen steeds meer onder druk te staan. De leden van de bewonersorganisaties zijn veelal Nederlanders. Toestroom met nieuwe leden vanuit de nieuwe bewoners blijft uit. Daardoor treedt er ook een voortschrijdende vergrijzing van het ledenbestand op. Het wordt steeds moeilijke mensen voor het verenigingsleven geïnteresseerd te krijgen De beide buurten krijgen ook te maken met oplopende spanningen tussen verschillende bewonersgroepen: jong – oud, autochtoon - allochtoon. ‘De oude bevolking is burgerlijk’, zo merkt een van de professionals op, ‘terwijl de nieuwe bewoners een andere culturele achtergrond hebben en vaak op straat zijn’. Zij houden hun tuintjes

niet zo netjes bij zoals de ouderen, hangen soms lappen voor de ramen in plaats van mooie vitrage enzovoort.’ De wijk krijgt ook te maken met een negatief imago.

Een belangrijke ontwikkeling waarop gewezen wordt is ook de omslag van een vergrijzende buurt naar een zich verjongende buurt.

Die omslag is het gevolg van enerzijds het vertrek van oudere bewoners en de komst van nieuwe gezinnen met jonge kinderen. De oudere bewoners ondervinden steeds meer overlast van kinderen en jongeren. Volgens verschillende professionals is dit vooral ook een belevingskwestie, veroorzaakt door de kloof in wederzijdse contacten met jongeren - of beter gezegd het ontbreken van contacten – en de voortgaande ‘last’ van jonge kinderen, maar waarbij het niet langer gaat om de eigen kinderen maar om die van anderen. Dit staat het genieten van de oude dag in de eigen vertrouwde buurt in de weg en draagt bij aan het omzien naar andere woonruimte in een andere wijk of zelfs buiten de stad.

Het vertrek van oorspronkelijke, oudere bewoners wordt niet alleen veroorzaakt door de in hun ogen verslechterende kwaliteit van de buurten maar ook door sloop van woningen en het zorgcen-trum De Haegenburgh. Deze uitstroom doet zich voor in de eerste jaren van dit decennium en is als zodanig een uitvloeisel van de herstructurering die dan in de buurten op gang komt. Volgens het VBC is er inmiddels sprake van een bescheiden hervestiging van deze bewoners in de gereed gekomen nieuwbouw. Om hoeveel het gaat is niet precies aan te geven. Wel dat het aantal feitelijke hervestigingen vooralsnog achterblijft bij de interesse hiervoor.

Maar ook het tempo van oplevering blijft volgens de VBC achter bij de oorspronkelijke bedoelingen.

4.3.2 Bewonersparticipatie en sociale samenhang

Verschillende professionals wijzen op de van oorsprong redelijk grote organisatiegraad onder de bewoners. Die bestond en bestaat naast verschillende verbanden voor vrijetijdsbesteding, zoals buurtkaartclubs ook uit verschillende bewonerscommissies. In Groenenhagen is een bewonerscommissie voor de eengezinswonin-gen actief. Tuinenhoven heeft drie bewonerscommissies: een

bewonerscommissie voor de galerijwoningen, een bewonerscommis-sie voor de eengezinswoningen en een bewonerscommisbewonerscommis-sie voor de Tuynenburghflat. Voor de bewoners van het Prinsenplein is

eveneens en bewonerscommissie actief. Woonbron investeert onder andere op die manier in bewonersparticipatie.

Een algemeen, maar dringend aandachtspunt is de duurzaam-heid van de organisatiegraad in de toekomst. Er is nog steeds sprake van een vergrijzing van het vrijwilligersbestand. In de traditionele vrijwilligersorganisaties zijn het voornamelijk gevestigde autochto-ne bewoautochto-ners die de organisaties draaiende houden. Het vinden van nieuwe en vooral jongere vrijwilligers vormt voor deze organisaties een toenemend probleem. Dit baart de verschillende professionals zorg. Die zorg wordt versterkt door hun constatering dat veel nieuwe bewoners hun huisvesting in Groenenhagen of Tuinenhoven als een tijdelijk iets beschouwen en daarom geen reden zien om zich in te zetten voor de buurt en de bewoners. Maar er zijn ook nieuwe bewoners die dat wel willen en doen.

Verschillende professionals bespeuren, ondanks de ontwikkelin-gen in de bevolkingssamenstelling en vooral het vertrek van oorspronkelijke bewoners – tevens vaak de dragers van traditionele sociale verbanden - nog steeds een relatief sterke sociale

samenhang, of-wel onderlinge betrokkenheid en verbondenheid tussen de bewoners van de beide buurten. Dit komt onder andere tot uitdrukking in het nog steeds klaar staan voor elkaar. Die constatering wordt, zoals we zagen, bevestigd door de geïnterview-de bewoners. Wel is er sprake van een differentiatie in groepen. De verschillende autochtone en allochtone groepen leven nog

grotendeels langs elkaar heen, ook de allochtone groepen onderling.

Zoals een van hen opmerkt: ‘als er iets te gebeuren valt waar veel Antillianen op afkomen, blijven de andere groepen weg.’ Waarbij ze tegelijk opwerpen dat dit bij kinderen en jongeren minder het geval is dan bij de volwassenen.

In samenhang hiermee bespeuren de meeste professionals ook een langzame maar gestage verbetering in de verstandhouding tussen bewoners(groepen) onderling en in de participatie van bewoners in buurt- en wijkleven. Hierin is volgens hen duidelijk sprake van een toename, zij het in andere verbanden dan de traditionele. Voor een goed deel vloeien die voort uit de

initiatie-ven vanuit het SIGT. Daarbij verwijzen zij expliciet naar activiteiten als de Brassbands en de Springplankgroep. Rond de scholen vindt meer beweging in ouderparticipatie plaats.

Een vergelijkbare ontwikkeling doet zich, volgens de professio-nals, ook voor bij de allochtone groepen. Weliswaar is de participa-tie vanuit deze groepen en vooral bij de Antillianen toegenomen, bijvoorbeeld met het ontstaan van Brisa Tropical, maar de bewoners in kwestie zijn meestal al langer in de buurten gevestigd en hebben het er naar hun zin. Er is echter ook een grote groep nieuwe allochtonen. Een deel van hen woont als alleenstaande in bij familie of vrienden.

Een vermeldenswaardige ontwikkeling in verband met de wijk- en buurtparticipatie is ook wat geconstateerd wordt over het fenomeen tweeverdieners. De werkzame bevolking van Groenenha-gen en Tuinenhoven bestaat in toenemende mate uit tweeverdie-ners – al of niet gehuwd samenwonenden, waar beide parttweeverdie-ners een inkomen uit werk verwerven. Daardoor zijn er steeds minder mensen te vinden die tijd en zin hebben om zich in te zetten voor hun buurt. Het ontbreekt hen domweg aan tijd hiervoor. Maar dit is geen specifiek buurtprobleem; het doet zich overal in den lande voor.

4.3.3 Groenenhagen en Tuinenhoven het wonen waard

De verbetering van de woon- en leefsituatie zal, volgens Woonbron, in samenhang met het areaal nieuw te bouwen eengezinswoningen in de komende jaren een blijvende aantrekkingskracht uitoefenen op gezinnen met kinderen. Daarbij is de blik voor een belangrijk deel gericht op gezinnen die behoren tot de midden- en hogere inkomensgroepen. Daarom is het zaak om de activiteiten van kinder- en tienerwerk te continueren. Ook andere geïnterviewden wijzen er op dat er in toenemende mate sprake is van een positieve keuze voor Groenenhagen of Tuinenhoven. Hierin lijken zij

bevestigd te worden door de cijfers, zoals weergegeven in 2.1.2.

Wel moet afgewacht worden of deze trendbreuk zich de komende jaren doorzet.

4.3.4 Samenvatting

Anders dan de meeste bewoners die we spraken, constateren de professionals wel langzaam maar gestaag vooruitgang in de leef-situatie van Groenenhagen en Tuinenhoven. Er is ook sprake van een verbetering in de verstandhouding tussen bewoners(groepen) onderling. Tegelijkertijd is de participatiegraad onder bewoners aan het verbeteren. Evenals de geïnterviewde bewoners maken ook de professionals gewag van overlast als belangrijkste probleem. Meer concreet betreft dit het gedrag van een groep moeilijk bereikbare rondhangende jongeren. Toch zit het imago van de wijk in de lift.

Dit leiden de professionals af uit een toename van het aantal tweepersoonshuishoudens met kinderen. Maar vrijwel alle profes-sionals waarschuwen voor een te vroeg juichen bij de bereikte resultaten. De aandacht die met het SIGT is ontstaan voor de buurten en zijn bewoners zal zeker de komende jaren nog volop nodig zijn. Zeven jaar sociaal investeren heeft een voedingsbodem gelegd maar de boom is nog lang niet volwassen, aldus kunnen we hun opvattingen in deze samenvatten.

Verwey-Jonker Instituut