• No results found

Beantwoording van de onderzoeksvragen per thema

6 Natuurwetenschappelijk onderzoek

6.2.6 Beantwoording van de onderzoeksvragen per thema

a) Lokaal paleolandschap

De analyses van het pollen en de macroresten uit de 12de-13de eeuw geeft de indruk van een halfopen, door de mens beïnvloed landschap, bestaande uit elzenbroekbossen en bossen met bomen als haagbeuk en eik, net als (natte) graslanden. Het aandeel pollen van kruidachtige planten is matig, wat mogelijk aangeeft dat de mens nog niet op grote schaal het bos had ontgonnen te Ieper, al bedreef men wel akkerbouw gezien het aangetroffen graanpollen, en veeteelt gezien het voorkomen van ascosporen, mogelijk van mestschimmels.

Helaas was de evolutie van het landschap niet aan te tonen op basis van één pollenmonster uit de 12de -13de eeuw, maar de macroresten uit de 15de tot 17de eeuw geven aan dat het landschap in die tijd in ieder geval (nog) bestond uit graslanden, natte gebieden en mogelijk heide. In hoeverre er nog bos aanwezig was in de omgeving is, op basis van macroresten, zeker uit een beerput, niet aan te tonen.

1 mm

Figuur 75: Resten van zaden van de komkommer

C Vlaa n d er en Ra p p o rt 363

b) Productie van gewassen

L=licht; T=temperatuur; V=vocht; P=pH; N=stikstof; Z=zout. Deze waarden zijn ontleend aan Ellenberg et al. 1991 en representeren een voorkeur voor lokale abiotische omstandigheden: deze waarden variëren van 0 tot maximaal 9.

De gewassen die mogelijk lokaal verbouwd zijn te Ieper zijn met name de granen, welke voor de 12de

en 13de eeuw zijn aangetroffen in het pollenspectrum. De granen uit de 15de-17de eeuw zijn alleen macrobotanisch aangetoond, maar toch kan worden aangenomen dat verbouw lokaal plaatsvond gezien de aanwezige akkeronkruiden uit verschillende stadia van de oogstverwerking. Ook zouden de verschillende vruchten, groenten en kruiden in beide perioden in de moestuin kunnen zijn geteeld. Op basis van de gevonden akkeronkruiden uit de 12de-13de eeuw (Tabel 16, kolom 3) kon onder meer worden vastgesteld dat er in deze periode waarschijnlijk wintergraan werd verbouwd te Ieper. Verder wordt duidelijk op basis van de maximale hoogte van de akkeronkruiden dat er relatief laag geoogst werd (op maximaal 60 cm van de grond; Tabel 16, kolom 5).

Voor de 15de-17de eeuw zijn er meer akkeronkruiden aangetroffen, ditmaal van zowel zomer- als wintergraanakkers (Tabel 16, kolom 3); er waren dus meerdere soorten akkers aanwezig. De aanwezigheid van de akkermelkdistel (Sonchus arvensis) geeft daarnaast aan dat de akkers ook tijden braak hebben gelegen, omdat deze meerjarige plant anders niet op de akkers tot ontwikkeling zou kunnen zijn gekomen (Tabel 16, kolom 4). Dit beeld past bij een rotatiesysteem waarbij akkers in opeenvolgende jaren werden beplant met graan en peulvruchten, waarna er een braakliggende periode volgde. Dit systeem werd toegepast om de voedingsstoffen in de akkers te laten regenereren, waardoor akkers langer bruikbaar waren. Helaas zijn er geen peulvruchten gevonden te Ieper en is er op basis van de beschikbare gegevens van de aangetroffen akkeronkruiden niet met zekerheid te zeggen of de akkers ook nog bemest werden (Tabel 16, kolom 10), maar de oogsthoogte van de granen in deze periode ligt waarschijnlijk opnieuw maximaal bij 60 cm (Tabel 14, kolom 5). Vermeldenswaardig is de aanwezigheid van het akkeronkruid akkerboterbloem (Ranunculus arvensis; Figuur 76). Deze plant, welke heden ten dage ernstig bedreigd is, wordt ook weinig aangetroffen in archeologische contexten, wat mogelijk gerelateerd is aan het feit dat deze plant al vóór de oogsttijd zijn zaden verliest.

Taxa Nederlandse naam Zomer/

wintergraan onkruid Levens-cyclus

Max. hoogte

(cm) L T V P N Z

12de-14de eeuw

Centaurea cyanus Korenbloem winter eenjarig 60 7 6 - - - 0

Raphanus

raphanistrum Knopherik winter eenjarig 60 6 5 5 4 6 0

15de-17de eeuw

Agrostemma githago Bolderik winter eenjarig 100 7 - - - - 0

Centaurea cyanus Korenbloem winter eenjarig 60 7 6 - - - 0

Ranunculus arvensis Akkerboterbloem eenjarig 60 6 6 4 8 - 0

Sonchus asper Gekroesde melkdistel zomer eenjarig 60 7 5 6 7 7 1

Sonchus arvensis Akkermelkdistel zomer meerjarig 150 7 5 5 7 - -

Tabel 16: Overzicht van de onderzochte aspecten gerelateerd aan de (productie van) gewassen te Ieper Sint-Jacobsstraat op basis van de aangetroffen akkeronkruiden

BAA C Vlaa n d er en Ra p p o rt 363

Akkerboterbloem heeft, samen met bolderik (Agrostemma githago), een voorkeur voor kalkrijke bodems en het is dus goed mogelijk dat de akkers op dergelijke kalkhoudende gronden werden aangelegd. Beemdkroon (Knautia arvensis) was oorspronkelijk ook een akkeronkruid en groeit vaak op niet te zware bodems129. Samengevat kan dus worden gesteld dat de akkers in de 15de-17de eeuw te Ieper waarschijnlijk niet op te zware, kalkhoudende gronden zijn aangelegd.

c) Aanwijzingen voor consumptie en gebruik

De inwoners van de Sint-Jacobsstraat te Ieper hebben door de tijd heen een breed arsenaal aan voedselproducten tot hun beschikking gehad. Het dieet zal hebben bestaan uit een combinatie van graan, vruchten, noten, groenten, vlees, vis, eieren en schelpdieren, waarbij verschillende kruiden beschikbaar waren om het voedsel op smaak te brengen. Het aangetroffen blaadje van gewone dophei (Erica tetralix) in M51 zou afkomstig kunnen zijn van een bezem (die vaak van deze struiksoort werd gemaakt), die mogelijk gebruikt is om het vuil bij elkaar te vegen wat uiteindelijk in de beerput is gedeponeerd.

d) Welstand, handel en levenswijze

Meerdere plantensoorten duiden erop dat de inwoners van de Sint-Jacobsstraat te Ieper welgestelde mensen waren. Vooral uit de late middeleeuwen zijn resten van planten aangetroffen die als luxe-product kunnen worden beschouwd. Zo wijzen resten van vijg en druif op de mogelijkheid om deze vruchten vanuit het Mediterrane gebied te verkrijgen. Van de slechte leefomstandigheden en de ontvolking van Ieper in de 14de eeuw lijkt hier nog geen sprake. Naast de vijg en druif is ook de paradijskorrel aanwezig. De paradijskorrel was een product dat voornamelijk door de rijken werd gegeten en welke vanuit West-Afrika via Portugese handelaren naar Europa was gebracht. Belangrijke verdeelcentra van deze korrels waren onder andere de specerijenmarkten te Antwerpen en Brugge130, waarbij de laatste qua ligging het meest waarschijnlijke handelscontact met Ieper zal zijn geweest. Voor de 15de-17de eeuw duiden de resten van huidstekels van haai/rog, een zeeboontje (Echinocyamus pusillus; verwant aan de zeeëgel) en eetbare mossel erop dat er handelscontacten bestonden tussen Ieper en de kustgebieden.

129 Weeda et al. 2003

130 Van Uytven 1992; Materné 1993

1 mm

Figuur 76: Rest van

akkerboterbloem

C Vlaa n d er en Ra p p o rt 363