• No results found

4 Wat kunnen we wel zeggen over gezondheid: de ABP Coulanceregeling en CEAG bedrijfsgeneeskundige

5.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen

5.1.1 Onderzoeksvraag 18

‘Welke effecten op de gezondheid worden er gerapporteerd door (ex-)medewerkers van Defensie (gespecificeerd voor locatie, functie, werkzaamheden, werkomstandigheden, blootstellingsduur,

tijdsperiode)?’

De belangrijkste reden voor het niet kunnen beantwoorden van deze onderzoeksvraag is dat de omvang van het aantal personen dat in totaal ooit op een POMS-locatie heeft gewerkt (aangeduid als de

basispopulatie) onbekend is. Er is namelijk geen centrale administratie beschikbaar met informatie over het totaal aantal medewerkers dat op de POMS-locaties heeft gewerkt. Het is daarmee dus ook onbekend hoe representatief de uiteindelijk te bereiken onderzoekspopulatie zal zijn. Vanwege het ontbreken van een centrale administratie, is geprobeerd om onder andere op basis van gesprekken met medewerkers en

documenten op zijn minst een schatting te maken van het totaal aantal medewerkers. Op basis daarvan gaat het RIVM ervan uit dat er tussen de 2.000 en 3.000 (ex-)POMS-medewerkers hebben gewerkt op de POMS-locaties. Het betreft hier een ruwe schatting (zie Bijlage I) en het is dus nog steeds onbekend hoe groot de basispopulatie werkelijk was. Het is tot nog toe gelukt om 1.289 namen van personen terug te vinden die op de POMS-locaties hebben gewerkt. Van 850 personen zijn bij het CAOP actuele adresgegevens bekend. Van 218 personen is slechts een (deel van) de adresgegevens bekend, en is onduidelijk of deze gegevens nog actueel zijn. Van 221 personen zijn geen adresgegevens voorhanden. Dit betekent dat voor een eventueel onderzoek, maximaal 1.068 van de 1.289 teruggevonden personen uitgenodigd kunnen worden voor

deelname aan een onderzoek ter beantwoording van de onderzoeksvraag. Zelfs als het lukt om adresgegevens van alle 1.289 (ex-)POMS-

medewerkers te achterhalen, is onbekend hoe representatief deze groep zal zijn voor de basispopulatie, omdat het onbekend is hoe groot de basispopulatie van (ex-)POMS-medewerkers is. Het gaat dan naar

Pagina 38 van 81

schatting om 43% (uitgaande van 3.000) tot 64% (uitgaande van 2.000) van in totaal maximaal 1.289 (ex-)POMS-medewerkers.

Omdat de totale omvang van het aantal (ex-)POMS-medewerkers onbekend is en daardoor informatie over relevante kenmerken ontbreekt, is onbekend hoe representatief de uit te nodigen onderzoekspopulatie (n=1.068) zal zijn.

Uit de rapportage bleek dat de beantwoording van de onderzoeksvragen bemoeilijkt zou kunnen worden door een aantal factoren. Om een antwoord te kunnen geven op de vraag of ziektefrequenties in de onderzoekspopulatie afwijken van de Nederlandse bevolking, is uitgerekend hoeveel personen de onderzoekspopulatie zou moeten bevatten om met voldoende zeggingskracht (statistische power) een vooraf vastgestelde afwijking vast te kunnen stellen. Ondanks dat het maken van een dergelijke vergelijking met de Nederlandse bevolking niet in onderzoeksvraag 18 is opgenomen, wordt het in dit onderzoek wel als een belangrijk criterium beschouwd voor de beantwoording van deze vraag. Immers, alleen zo kan een betrouwbaar en betekenisvol antwoord worden gegeven op deze onderzoeksvraag. Uit de berekening van de statistische power is gebleken dat de geschatte basispopulatie van

2.000-3.000 (ex-)POMS-medewerkers alleen voldoende groot zou zijn om te bepalen of de gevonden ziektefrequentie in de onderzoekspopulatie afwijkt van de Nederlandse bevolking, wanneer blijkt dat elk lid van de onderzoekspopulatie is blootgesteld aan chroom-6. Uit de resultaten van Werkpakket 4 (‘Blootstelling’) bleek echter dat het niet waarschijnlijk is dat alle (ex-)POMS-medewerkers waren blootgesteld [1]. Bij onvoldoende statistische power kan nog steeds worden vastgesteld hoeveel

(ex-)POMS-medewerkers aan een bepaalde aandoening lijden. Alleen kan er dan geen betrouwbare uitspraak worden gedaan of deze gevonden aantallen nu hoger of lager zijn dan in de Nederlandse bevolking. Naast een lage statistische power, zijn er andere factoren die de beantwoording kunnen bemoeilijken. Uitgezocht was of

gezondheidseindpunten en verstorende factoren gemeten konden worden met behulp van gezond(zorg)heidsregistratiesystemen, vragenlijsten of interviews. Dit zou waarschijnlijk mogelijk zijn. Er wordt echter verwacht dat niet elke (ex-)POMS-medewerker een vragenlijst of interview zal kunnen of willen invullen. Ook zal niet elke (ex-)POMS-medewerker toestemming geven om diens persoonlijke gegevens te koppelen aan bijvoorbeeld de Nederlandse Kanker Registratie. De te bereiken onderzoekspopulatie zal daarmee nog kleiner uitvallen dan hierboven beschreven. Selectieve deelname (bijvoorbeeld doordat vooral zieke of juist gezonde medewerkers deelnemen) en eventuele confounding kunnen daardoor niet worden uitgesloten. Zoals hierboven al is

aangeduid, zijn dit echter geen redenen om een onderzoek gericht op het beantwoorden van vraag 18 en 27 niet uit te voeren. Hier dient echter wel rekening mee gehouden worden wanneer in de toekomst blijkt dat de omvang van de basispopulatie bekend is geworden.

5.1.2 Onderzoeksvraag 27

‘Is het mogelijk om een epidemiologisch onderzoek uit te voeren naar blootstelling aan chroom-6 en/of CARC en effecten op de gezondheid? Vereisten hiervoor zijn een duidelijk gedefinieerde studiepopulatie,

objectieve blootstellingskarakterisering, en objectieve gezondheidskarakterisering.’

Het antwoord op deze vraag is dat het op dit moment niet mogelijk is om een epidemiologisch onderzoek uit te voeren dat wetenschappelijk

betekenisvolle informatie zal opleveren. De belangrijkste reden hiervoor is, net als bij het beantwoorden van onderzoeksvraag 18, dat de omvang van het aantal personen dat in totaal ooit op een POMS-locatie heeft gewerkt (aangeduid als de basispopulatie) en een aantal relevante

achtergrondkenmerken onbekend is. Het is daarmee dus ook onbekend hoe representatief de uiteindelijk te bereiken onderzoekspopulatie zal zijn. Daarnaast is het voor het beantwoorden van onderzoeksvraag 27 van belang om vast te kunnen stellen wie van de (ex-)POMS-medewerkers aan welke niveaus van chroom-6 zijn blootgesteld. Gebleken is dat het op functieniveau mogelijk is om een semi-kwantitatieve indicatie van de blootstelling te geven (Werkpakket 4; [1]). Informatie over wie in welke functie(s) op de POMS heeft gewerkt, is op dit moment echter niet bekend. Daardoor is het schatten van een semi-kwantitatieve blootstelling momenteel niet mogelijk.

5.2 De ABP Coulanceregeling: aandoeningen vastgesteld door een