• No results found

7.2

Het doel van de prospectie met ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. Hierbij moeten minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord worden:

1. Wat is de bodemopbouw en de landschapsgenese?

In het noorden van het plangebied zijn dekkleigronden aanwezig. In het zuiden zijn geulgronden aanwezig. Deze geulgronden zijn onder invloed van een restgeul rond de huidige Graningevliet, die teruggaat op de oude Testerepgeul, die het eiland Testerep tot in de middeleeuwen van het vastenland heeft gescheiden. In de twaalfde eeuw is de Testerepgeul afgesloten geraakt, en heeft zich ter hoogte van de huidige Graningevliet en het verder naar het oosten gelegen Albertusgeleed nog een tijdlang een restgeul bevonden. Deze restgeul is langzamerhand opgeslibd tot schorre. Eerst is dit onder relatief dynamische omstandigheden geschied, naarmate de schorre uiteindelijk is opgeslibd kwam het plangebied onder invloed van rustiger condities.

2. In hoeverre is de bodemopbouw intact? Is er sprake van bodemdegradatie en/of erosie, en wat vertelt dit over de intactheid van eventuele sporen?

De bodemopbouw lijkt in een groot deel van het plangebied onaangetast. Enkel in het westen van het plangebied lijkt de bodem eerder afgetopt als gevolg van de aanleg van een waterleiding ter plaatse. Ook in de omgeving van de grachten in het noorden van het plangebied werden verschillende diepere bodemverstoringen waargenomen. In de rest van het plangebied zijn evenwel geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van bodemverstorende activiteiten die van invloed kunnen zijn geweest op het archeologische sporenniveau.

3. Zijn er antropogene sporen aanwezig?

Ja. In het noordoosten van het plangebied kwamen sporen aan het licht onder een dik ophoogpakket. Deze kunnen in de volle en late middeleeuwen gesitueerd worden, op basis van het schaars gevonden aardewerk en op basis van de studie van enkele historische kaarten. De aangetroffen kuilen en greppels zijn vermoedelijk eerder off-site fenomenen, waarbij de eigenlijke bewoning zich waarschijnlijk meer in noordoostelijke richting bevond.

44

4. Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

De aangetroffen sporen waren in vrij grote mate gebioturbeerd, met vaak een zeer vage aflijning. In de profielputten bleek dat het onderzoeksgebied gelegen was op een restgeul van de oorspronkelijke Testerepgeul, die uiteindelijk langzaam dicht- en opgeslibd is. De zandige bouwvoor stond in schril contrast met de sterk compacte, kleiige ondergrond. De bouwvoor vertoonde slechts weinig bodemstructuur en was scherp afgelijnd ten opzichte van de C-horizont. Vermoedelijk ging het hier om grond die van elders werd aangevoerd, nadat het plangebied in het verleden gedeeltelijk is afgetopt geraakt. Mogelijk was dit het gevolg van de aanleg van de leidingen langs de westelijke zijde van het gebied.

Dit zal invloed gehad hebben op de aanwezigheid en de bewaringstoestand van de archeologische sporen. Indien het terrein in het verleden werd afgetopt, dan werden de sporen gedeeltelijk of zelfs volledig weggegraven. Dit zou verklaren waarom er weinig sporen werden aangetroffen die bovendien slechts ondiep bewaard gebleven zijn.

5. Op welk(e) niveau(s) bevinden de sporen zich?

De (weinige) archeologische sporen bevonden zich op één niveau, in alle proefsleuven werd één archeologisch vlak aangelegd, gemiddeld ca. 40 cm onder het maaiveld.

In het noorden van het terrein werden kuilen en greppels aangetroffen die onder een dik ophoogpakket (ca. 40 – 45 cm) gelegen waren.

6. Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

Er konden geen samenhangende structuren waargenomen worden. Er werden verspreid over het terrein voornamelijk grachten en enkele kuilen aangetroffen. Enkel in de noordelijke zone van het plangebied werd een grotere sporenconcentratie aangetroffen. Maar ook hier konden geen structuren onderscheiden worden. De sporen maakten vermoedelijk deel uit van een achtererf dat zich meer uitstrekte in noord-noordoostelijke richting.

7. Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

Vele sporen konden niet gedateerd worden, door een gebrek aan vondstenmateriaal. Tijdens het onderzoek werden twee groepen van sporen aangetroffen. Enerzijds grachten en greppels die mogelijk terug te brengen zijn op perceelsgrenzen uit de late-/post-middeleeuwse periode. Deze konden als dusdanig herkend worden omdat deze nog te zien waren op de bestudeerde historische kaarten of nu nog in het landschap zichtbaar waren.

Anderzijds kwamen in het noorden van het onderzoeksgebied sporen aan het licht die eerder in de volle en late middeleeuwen te situeren zijn op basis van het schaarse aardewerk. Het ging om kuilen en greppels, waarvan het onderlinge verband niet echt duidelijk werd.

8. Zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van de Kaaidijk binnen het plangebied?

Er zijn geen directe aanwijzingen voor de aanwezigheid van de Kaaidijk binnen het plangebied. Dit hoeft geen verbazing aangezien deze ook niet in het eerdere onderzoek van Gate ten oosten van het huidige onderzoeksgebied niet werd opgemerkt.

Een blik op het Digitaal Hoogtemodel (zie figuur 33) leert dat de mogelijkheid bestaat dat de dijk genivelleerd werd en is verspreid over een ruimer oppervlak. Het betreft een hypothese.

9. Sluiten de resultaten aan op de resultaten van het recente onderzoek ten oosten van het huidige plangebied? Zo ja, op welke manier?

In het noorden van het gebied, aansluitend op de huidige Oostendelaan werden kuilen en greppels aangetroffen die op basis van het aardewerk in de volle en late middeleeuwen konden geplaatst

45

worden. Ten oosten van het huidige plangebied, op de opgraving van Middelkerke-Kalkaert, werden in het noordoosten en het midden van het plangebied bewoningssporen (kuilen, paalkuilen, greppels, grachten, waterpoel, muurresten van een gebouwplattegrond (deels) onderscheiden. Deze werden in de late middeleeuwen geplaatst op basis van het aardewerk.

De bewoning op de site van Kalkaert is begonnen net na het dichtslibben van de Testerepgeul in de 12e eeuw. De aangetroffen sporen van menselijke activiteit aan de Oostendelaan stammen uit dezelfde periode (12e –13e

eeuw). Het verschil tussen de site van Kalkaert en deze aan de Oostendelaan zit hem in het feit dat de bewoning op Kalkaert gedeeltelijk bovenop de dichtgeslibde Testerepgeul is gelegen. Aan de Oostendelaan bevindt deze zich verder weg van de restgeul, op de dekkleigronden, en buiten het vermoedelijke tracé van de Kaaidijk.

10. Is een vervolgonderzoek noodzakelijk, en zo ja, welke aspecten verdienen hierbij bijzondere aandacht? Welke zijn de onderzoeksvragen die door middel van een vervolgonderzoek moeten beantwoord worden?

Door de zeer lage sporendensiteit, de afwezigheid van structuren en het geringe aantal vondstenmateriaal is de verwachting klein dat er tijdens een vervolgonderzoek binnen het plangebied archeologisch waardevolle resten aan het licht zouden komen.

De al dan niet aanwezige archeologische sporen zijn vermoedelijk verdwenen door latere landbouwactiviteiten en de recente afgravingen als gevolg van de aanleg van de leiding in het uiterste westen van het plangebied.

Enkel in de noord-noordoostelijke hoek van het onderzoeksgebied werden sporen aangesneden, onder een ophoogpakket, die in de volle en late middeleeuwen te situeren zijn. Deze maakten vermoedelijk deel uit van een achtererf dat zich meer in noord-noordoostelijke richting uitstrekte. Op deze locatie is bewoning afgebeeld op verscheidene historische kaarten en op basis van deze bevindingen adviseert BAAC om deze zone op te graven.

Advies

7.3

De sporenconcentratie in het noord-noordoosten van het onderzoeksgebied zou deel uitmaken van een achtererf. Dit zou betekenen dat in dit deel van het plangebied nog middeleeuwse restanten kunnen aanwezig zijn. Dit vermoeden wordt ondersteund aan de hand van verschillende historische kaarten waar bewoning op afgebeeld staat. De sporen werden aangetroffen onder een ophoogpakket waarin middeleeuws aardewerk werd gerecupereerd en lijken dus relatief goed bewaard te zijn. Een opgraving in dit deel van het plangebied zou inzicht kunnen bieden in de verspreiding van de middeleeuwse bewoning langs de Oostendelaan en in de ruimere regio. Tijdens het vervolgonderzoek moet wel rekening gehouden worden met de hoge grondwaterstand.

Op basis van deze bevindingen adviseert BAAC om deze noordoostelijke zone, ca. 1500m², vlakdekkend op te graven (zie bijlage 10.2.12).

46

8 Bibliografie

AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV) 2013a: Kleurenorthofoto‟s

[online], http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/kleurenortho/# (geraadpleegd op 1 februari 2013).

AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV) 2013b: Stratengids Positiebepaling [online], http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/straten/# (geraadpleegd op 1 februari 2013).

AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN (AGIV) 2013c: Digitale bodemkaart

Vlaanderen [online], http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/bodemkaart/# (geraadpleegd op 1 februari 2013).

BAETEMAN C. 2007a: De ontstaansgeschiedenis van onze kustvlakte, De Grote Rede 18, 2-10. BAETEMAN C. 2007b: De laat holocene evolutie van de Belgische kustvlakte: Sedimentatieprocessen versus zeespiegelschommelingen en Duinkerketransgressies, Geo- and Bioarchaeological Studies 8, 1-17.

BAETEMAN C. 2008: De Holocene geologie van de Belgische kustvlakte, Geological Survey of Belgium, Professional Paper, 2008/2 – N.304, Brussel.

CENTRALE ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS (CAI) 2013: Middelkerke [online],

http://geovlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/cai/?startup=zg(35011)# (geraadpleegd op 4

februari 2013).

COORNAERT M. 1985: Een bijdrage tot de historische geografie van het Westvrije, West-Vlaamse

archaeologica jaargang 1, 1985, Kortrijk, 2-15.

DE GROOTE K. 2008: Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen. Techniek, typologie, chronologie en

evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late middeleeuwen (10de-16de eeuw), Relicta - Archeologie, Monumenten- & Landschapsonderzoek in Vlaanderen - Monografie 1,

twee delen, Brussel.

DIGITALE BIBLIOTHEEK VAN DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK VAN BELGIE 2013a: Ferrariskaart

„Ostende‟ [online], http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerrarisCarte_nl.html, (geraadpleegd op 4 februari 2013).

DIGITALE BIBLIOTHEEK VAN DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK VAN BELGIE 2013b:

Atlas cadastral parcellaire de la Belgique [online],

http://dgtl.kbr.be:1801/view/action/singleViewer.do?dvs=1359975964617~674&locale=nl_BE&VIEWE R_URL=/view/action/singleViewer.do?&DELIVERY_RULE_ID=10&search_terms=plan%20parcellaire

%20middelkerke&adjacency=N&application=DIGITOOL-3&frameId=1&usePid1=true&usePid2=true

(geraadpleegd op 4 februari 2013).

DOV VLAANDEREN 2013a: Databank Ondergrond Vlaanderen (online),

https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/index.html (geraadpleegd op 27 februari 2013).

DOV VLAANDEREN 2013b: Databank Ondergrond Vlaanderen. Kaartblad 4-5-11-12 (online),

https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/pdf/oostende12Qweb.pdf (geraadpleegd op 27 februari 2013).

DOV VLAANDEREN 2013c: Databank Ondergrond Vlaanderen. Geografisch zoeken (online),

https://dov.vlaanderen.be/dov/DOVInternet/startup.jsp (geraadpleegd op 27 februari 2013).

ERVYNCK A., BAETEMAN C., DEMIDDELE H., HOLLEVOET Y., PIETERS M., SCHELVIS J., TYS D., VAN STRYDONCK M. & VERHAEGE F. 1999: Human occupation because of a regression, or the

47

occupation in the Belgian coastal plain during the first millennium AD, Probleme der Küstenforschung

im südlichen Nordseegebiet, 97-121.

GEMEENTE MIDDELKERKE 2013a: Beknopte geschiedenis van Middelkerke en zijn deelgemeenten – Middelkerke [online], http://www.middelkerke.be/page74404571.aspx (geraadpleegd 4 februari 2013).

GEMEENTE MIDDELKERKE 2013b: Beknopte geschiedenis van Middelkerke en zijn deelgemeenten – Leffinge [online], http://www.middelkerke.be/page74403139.aspx (geraadpleegd 4 februari 2013). INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2013a: Middelkerke. Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. ID 20192 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/20192 (geraadpleegd op 4 februari 2013).

INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2013b: Middelkerke. Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. ID 21823 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/21823 (geraadpleegd op 4 februari 2013).

MOSTAERT F. 2000: Geografische situering en ontwikkeling van de Vlaamse kuststreek, Vlaanderen

met zicht op zee 49, 130-134.

PROVINCIE WEST-VLAANDEREN 2013a: Topografische kaarten NGI [online],

http://www.giswest.be/topografische-kaarten-ngi (geraadpleegd op 4 februari 2013).

PROVINCIE WEST-VLAANDEREN 2013b: Atlas der Buurtwegen (1841) [online],

http://www.giswest.be/trage-wegen (geraadpleegd op 4 februari 2013).

RENIERE S., DECONYNCKJ.,MIKKELSEN J.&CRUZF. 2012: Middelkerke-Kalkaert. Rapportage van het archeologisch proefsleuvenonderzoek-2 november tot 6 december 2011, GATE- rapport 34, Gent.

SOENS T. 2003: Het waterschap en de mythe van democratie in het Ancien Régime. Het voorbeeld van de Vlaamse Kustvlakte in de Late Middeleeuwen, Jaarboek voor ecologische geschiedenis, 2001, 40-56.

TYS D. 1996: Een historische landschapsstudie van Middeleeuws en later (Wal)Raversijde (einde

10de tot begin 17de eeuw), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent.

TYS D. 1997: Landscape and Settlement: the Development of a Medieval Village along the Flemish Coast. In: De Boe G. & Verhaeghe F. (eds.): Rural Settlements in Medieval Europe, I.A.P.-rapporten 6, 157-167.

TYS D. 2001/2002: De inrichting van een getijdenlandschap. De problematiek van een vroegmiddeleeuwse nederzettingsstructuur en de aanwezigheid van terpen in de kustvlakte: het voorbeeld van Leffinge (gemeente Middelkerke, provincie West-Vlaanderen), Archeologie in

Vlaanderen VIII-2001/2002, 257, 279.

TYS D. 2003: Een middeleeuws landschap als materiële cultuur: de interactie tussen macht en ruimte in een kustgebied in wording van een laatmiddeleeuws tot vroegmodern landschap - Kamerlings Ambacht 500-1200/1600, s.l.

TYS D. 2010: Medieval moated sites in coastal Flanders: the impact of social groups on the formation of the landscape in relation to the early estates of the Count of Flanders. In: DE GROOTE K., TYS D. & PIETERS M. (eds.): Medieval material culture. Studies on archaeology and history presented to Frans Verhaeghe, Relicta Monografiëen 4, Brussel, 289-298.

VAN RANST E. & SYS C. 2000: Eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen

48

VERHEYE W. & AMERYCKX J.B., 2007: Bodem & Bodemkunde. Bodemvorming, bodemeigenschappen, de bodems van België, toepassingen, Gent.

VLAAMSE KUNSTCOLLECTIE 2013: Kaart van het Brugse Vrije [online],

http://www.vlaamsekunstcollectie.be/collection.aspx?p=0848cab7-2776-4648-9003-25957707491a&inv=0000.GRO0438.I (geraadpleegd op 27 februari 2013).

WIKIMEDIA 2013: Kaart van het Brugse Vrije – Willem Janszoon Blaeu (1664) [online],

http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/c/cf/BrugseVrije1664.jpg

(geraadpleegd op 27 februari 2013).

ZEEBROEK I., TYS D., PIETERS M. & BAETEMAN C. 2002: Van schorre tot slagveld: een

verkenning van het landschap van Testerep, Leffinge en Oostende van de Vroege Middeleeuwen tot het beleg van Oostende (1601-1604), Brugge.

49

9 Lijst met figuren

Figuur 1: Situering onderzoeksgebied op een luchtfoto. ... 9

Figuur 2: Situering onderzoeksgebied op het stratenplan. ... 10

Figuur 3: Situering onderzoeksgebied op de topografische kaart. ... 11

Figuur 4: Situering onderzoeksgebied op de bodemkaart. ... 17

Figuur 5: Situering onderzoeksgebied op de geomorfologische kaart. ... 18

Figuur 6: Situering onderzoeksgebied op de quartairgeologische kaart. ... 19

Figuur 7: Het IJzerestuarium (ca. 1000) met weergave van Testerep... 20

Figuur 8: Parochies op de oostoever van de IJzer en hun onderlinge relaties met aanduiding van de

twee moederparochies te Leffinge en Testerep (Mariakerke) ... 22

Figuur 9: De kustvlakte (lichtgrijs) met aanduiding van het Kamerlings Ambacht (donkergrijs) ... 23

Figuur 10: Reconstructie van de middeleeuwse percelering met het 'Oudland' ten noorden van de

Kaaidijk op het voormalige Testerep en het ‘Nieuwland’ ten zuiden van de Kaaidijk. De meeste

percelen waren eigendom van de Sint-Pieters-Abdij te Gent. Aanduiding van het tracé van de Kaaidijk

(rood). ... 24

Figuur 11: Kaart van het Brugse Vrije, kopie van Pieter II Claeissens (1596-1597) naar het origineel

van Pieter Pourbus (1571) ... 25

Figuur 12: Kaart van het Brugse Vrije (1664) met aanduiding van Middelkerke ... 26

Figuur 13: Ommeloper uit 1534 ... 27

Figuur 14: Detail Ommeloper uit 1534 ... 27

Figuur 15: Aanduiding onderzoeksgebied op de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden

(Ferrariskaart) (1771-1778) ... 28

Figuur 16: Aanduiding onderzoeksgebied op de Atlas van de Buurtwegen (1841) ... 29

Figuur 17: Aanduiding onderzoeksgebied op de kadasterkaart van Phillipe-Christian Popp (1855) ... 29

Figuur 18: CAI kaart van het plangebied met de archeologische vindplaatsen in de omgeving ... 30

Figuur 19: Detail bodemprofiel: losse, zandige bouwvoor ten opzichte van de compacte, kleiige

C-horizont ... 32

Figuur 20: Detail bodemprofiel: restgeul ... 33

Figuur 21: Overzichtsfoto kijkvenster rond S.15.001 ... 35

Figuur 22: Detailfoto coupe S.15.001 ... 35

Figuur 23: Overzichtsfoto greppels PS.23 ... 35

Figuur 24: Detailfoto coupe S.23.006-S.23.003 ... 35

Figuur 25: Detailfoto S.26.001 ... 36

Figuur 26: Detailfoto S.27.002 ... 36

Figuur 27: Detail bodemprofiel PS.60: ophoogpakket ca. 40-45 cm dik ... 37

Figuur 28: Overzichtsfoto PS.50 ... 37

Figuur 29: Detailfoto Coupe S.50.002 (wateroverlast) ... 37

Figuur 30: Overzichtsfoto PS.60: slechte zichtbaarheid van de sporen (S.60.001-S.60.008) door het

snel opborrelend grondwater ... 38

Figuur 31: Detailfoto S.60.002-S.60.003 ... 38

Figuur 32: Detailfoto S.60.008 ... 38

Figuur 33 Uitsnede uit het Digitaal Hoogtemodel (DHM) ... 40

51

10 Bijlagen

Lijsten

10.1

Sporenlijst

10.1.1

Fotolijst

10.1.2

Vondstenlijst

10.1.3

Profielenlijst

10.1.4

Kaartmateriaal